Verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete wegens het telen van een niet-toegestaan aardappelras en het gebruikmaken van niet-gecertificeerd pootgoed

Rechtbank Overijssel 26 juli 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2642

Verdachte heeft aardappelen geteeld van het ras Innovator in Drenthe, terwijl de teelt van dat ras daar niet was toegestaan, en heeft aardappelplanten van diverse rassen geteeld met gebruikmaking van pootaardappelen die niet waren goedgekeurd. Dit betreffen twee overtredingen van regelgeving die erop is gericht ziektes als wratziekte en aardappelmoeheid te voorkomen dan wel in te dammen en de verspreiding ervan te bestrijden. Verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd die er kortgezegd op neerkomt dat hij ten tijde van de feiten niet op de hoogte was van de regelgeving en dacht in Drenthe een oplossing te hebben gevonden om aan zijn leveringsverplichtingen te kunnen voldoen. Van verdachte, een professioneel bedrijf, mag worden verwacht dat zij kennis neemt van de van toepassing zijnde regelgeving en die opvolgt. Hoewel verdachte niet uit kwade bedoelingen lijkt te hebben gehandeld en uit het dossier niet blijkt dat de percelen waarop de verboden teelt heeft plaatsgevonden daadwerkelijk besmet zijn geraakt met ziektes, is het handelen van verdachte kwalijk te noemen. De noodzakelijke georganiseerde aanpak van ziektepreventie en -bestrijding, inclusief het toezicht daarop, wordt hierdoor immers ondermijnd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat haar huidige werkwijze in overeenstemming met de regelgeving is.

De verdenking komt erop neer dat verdachte:

  • Feit 1: in Drenthe aardappelplanten heeft geteeld van het ras Innovator, terwijl de teelt van dat ras in Drenthe niet was toegestaan.
  • Feit 2: aardappelen heeft geteeld, waarbij gebruik is gemaakt van pootaardappelen die niet door de bevoegde instantie waren goedgekeurd.
     

Het standpunt van de verdediging

Verdachte, ter terechtzitting vertegenwoordigd door één van haar maten, H. Koopman, heeft ter terechtzitting bekend dat zij aardappelen van het ras Innovator heeft geteeld op de percelen die onder 1 in de tenlastelegging onder 1 zijn genoemd. Zij heeft ontkend dat zij op deze percelen ook Lady Amarilla en/of Zorba-aardappelen heeft geteeld.

Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte bekend dat zij op de in de tenlastelegging genoemde percelen aardappelplanten heeft geteeld met gebruikmaking van pootaardappelen van het ras Fontane, terwijl deze niet door de bevoegde instantie in Nederland waren goedgekeurd. Verdachte heeft hierover verklaard dat deze pootaardappelen op percelen in Duitsland waren opgeteeld en dat zij in Duitsland wél zijn gekeurd, waarbij echter geen plantenpaspoorten zijn afgegeven. Ook heeft verdachte in Duitsland het zogenoemde kwekersrecht afgedragen.

Verdachte heeft voorts - overeenkomstig haar standpunt inzake het onder 1 tenlastegelegde - ontkend dat zij gebruik heeft gemaakt van pootaardappelen van de rassen Lady Amarilla en Zorba.
 

Het oordeel van de rechtbank


Overweging met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde dat er monsters zijn genomen van de in de tenlastelegging genoemde percelen 74, 73 en 69 en dat op grond van onderzoek naar deze monsters het vermoeden bestaat dat op deze percelen Innovator-aardappelen werden geteeld. De vertegenwoordiger van verdachte is daarop bevraagd en heeft ter terechtzitting bekend dat verdachte op voornoemde percelen Innovator-aardappelen heeft geteeld. De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte op voornoemde percelen aardappelplanten van het ras Innovator heeft geteeld.

Onder 1 is verder tenlastegelegd dat verdachte aardappelplanten van de rassen Zorba en Lady Amarilla op respectievelijk de percelen 74 en 69 heeft geteeld. De rechtbank constateert dat in het dossier over het daarnaar verrichte onderzoek niet meer is vermeld dan dat op voornoemde percelen diverse aardappelknollen zijn verzameld en dat die in een papieren zak zijn verpakt, en dat de conclusie van het DNA-onderzoek luidt dat op perceel 74 de profielen van de onderzochte knollen overeenkwamen met (onder meer) het ras Zorba en dat op perceel 69 de profielen van de onderzochte knollen overeenkwamen met (onder meer) het ras Lady Amarilla. Desgevraagd heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat er geen proces-verbaal is opgemaakt over - kortgezegd - de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden. Als gevolg van deze gebrekkige verslaglegging kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet zonder meer kan worden vastgesteld dat het onderzoek en de daaruit voortvloeiende conclusies voldoen aan de zorgvuldigheidseisen die daaraan in wetenschappelijke en strafrechtelijke zin dienen te worden gesteld. Dat brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat met de conclusies van het onderzoek behoedzaam moet worden omgegaan, in die zin dat daaraan slechts een vermoeden kan worden ontleend dat op voornoemde percelen respectievelijk Zorba- en Lady Amarilla-aardappelen zijn gebruikt. Nu de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting - in overeenstemming met zijn verklaringen in eerdere verhoren - stellig heeft ontkend dat verdachte in de tenlastegelegde periode aardappelplanten van deze rassen heeft geteeld op voornoemde percelen, is de rechtbank van oordeel dat de bewijsmiddelen ten aanzien van de aardappelplanten Zorba en Lady Amarilla, van onvoldoende gewicht zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Daaraan doet niet af dat in een agenda van verdachte een notitie met de tekst 'Lady Am' is aangetroffen, nu ook deze notitie niet duidelijk maakt of en waar de Lady Amarilla aardappelplanten zijn geteeld. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken voor zover hem de teelt van aardappelplanten van de rassen Zorba en Lady Amarilla wordt verweten.
 

Overweging met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde dat er monsters zijn genomen van de in de tenlastelegging genoemde percelen 64, 66, 70, 78 en dat op grond van onderzoek naar deze monsters het vermoeden bestaat dat verdachte op deze percelen gebruik heeft gemaakt van pootaardappelen van het ras Fontane. De vertegenwoordiger van verdachte is daarop bevraagd en heeft ter terechtzitting bekend dat verdachte op voornoemde percelen pootaardappelen van het ras Fontane heeft geteeld en dat deze pootaardappelen niet in Nederland waren goedgekeurd. De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op voornoemde percelen bij de teelt gebruik heeft gemaakt van niet goedgekeurde pootaardappelen van het ras Fontane.

Voor zover het onder 2 tenlastegelegde betrekking heeft op het gebruik maken van niet-goedgekeurde pootaardappelen van de rassen Zorba en Lady Amarilla (percelen 69 en 74), acht de rechtbank dit niet bewezen, gelet op hetgeen hiervoor reeds met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde is overwogen.

Ten slotte wordt verdachte onder 2 verweten dat hij op perceel 74 gebruik heeft gemaakt van niet goedgekeurde pootaardappelen van het ras Innovator. De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat verdachte deze pootaardappelen in Nederland, voorzien van een NAK-keuring, heeft gekocht en dat deze oorspronkelijk in Duitsland zouden worden geteeld, maar dat er uiteindelijk - na problemen met de pacht van grond in Duitsland - voor is gekozen om deze pootaardappelen in Drenthe te telen. Nu het dossier een verzamelcertificaat van de NAK betreffende Innovator-aardappelen bevat, heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet worden vastgesteld dat de op perceel 74 gebruikte Innovator-aardappelen niet waren goedgekeurd. De rechtbank acht daarom ook dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen.


Toerekening aan de rechtspersoon

Resumerend heeft de rechtbank hiervoor vastgesteld dat verdachte op drie percelen aardappelplanten van het ras Innovator heeft geteeld (feit 1), en dat hij op vier percelen aardappelen heeft geteeld van het ras Fontane zonder gebruikmaking van goedgekeurde pootaardappelen (feit 2).

De rechtbank overweegt - toetsend aan de daarvoor volgens vaste jurisprudentie geldende criteria - dat voornoemde teelt telkens is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Immers, in de maatschap was de feitelijke bedrijfsactiviteit geconcentreerd, te weten - blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel - de teelt van aardappelen, mais en graan. Verder werd de teelt telkens uitgevoerd door werknemers van de maatschap en was de teelt dienstig aan het bedrijf. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de teelt van de in de tenlastelegging genoemde aardappelen en aardappelplanten in strafrechtelijke zin aan verdachte kan worden toegerekend.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
 

Bewezenverklaring

  • Feit 1: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3, eerste lid, Plantenziektewet, junctis artikel 17 Besluit bestrijding schadelijke organismen en artikel 5, tweede lid, Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon;
  • Feit 2: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3, eerste lid, Plantenziektewet, junctis artikel 17 Besluit bestrijding schadelijke organismen en artikel 4a, eerste lid, Regeling bestrijding schadelijke organismen, begaan door een rechtspersoon.


Strafoplegging

De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder is ter terechtzitting gebleken dat bij de maatschap vijf mensen in vaste dienst werken en dat over het 'moeilijke' jaar 2017 een kleine winst is geboekt en dat in het huidige jaar de droogte een aandachtspunt is. In een goed jaar maakt de maatschap ongeveer €25.000 winst, aldus haar vertegenwoordiger ter terechtzitting.

Op grond van de wet dient voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde overtredingen een afzonderlijke straf te worden bepaald. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat voor ieder perceel waarop in strijd met de regelgeving is geteeld een geldboete van €2.000 een passende sanctie is. De rechtbank komt op grond daarvan voor het onder 1 bewezenverklaarde tot een geldboete van €6.000 en voor het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van €8.000. Nu verdachte niet eerder is veroordeeld en het relatief gedateerde feiten betreffen, zal de rechtbank beide geldboetes geheel voorwaardelijk opleggen. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden teneinde verdachte ertoe te bewegen in de toekomst conform de geldende regelgeving te (blijven) handelen.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^