Veroordeling belastingadviseur voor frauduleuze handelingen

Rechtbank Oost-Brabant 21 juli 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:3916

De rechtbank Oost-Brabant heeft een 63-jarige man uit Breda veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en een geldboete van 10.000 euro voor onder meer belastingfraude en valsheid in geschrift. Zijn 54-jarige zwager uit België en zijn 49-jarige schoonzus uit Eindhoven krijgen voor hun aandeel een taakstraf van 50 uur, de schoonzus krijgt deze geheel voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank spreekt de verdachten vrij van witwassen, net als de 83-jarige schoonvader van de Bredanaar.

De 2 mannen en de vrouw hebben zich tussen 2002 en 2010 schuldig gemaakt aan het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften, namelijk het nalaten van het “kruisen” van de trustvraag. In mei 2008 verstrekten ze, per brief, opnieuw onjuiste inlichtingen aan de belastingdienst en tussen 2000 en 2010 werden er onder meer volmachten en notulen vals opgemaakt.

De 63-jarige man was werkzaam als belastingadviseur en partner bij een accountantskantoor en gespecialiseerd in internationaal belastingrecht. Zo regelde hij alles en maakte alle valse documenten op.

De rechtbank honoreerde het beroep op afwezigheid van alle schuld van de zwager en schoonzus maar ten dele. Ondanks dat zij minder deskundig waren dan hun zwager/belastingadviseur, vond de rechtbank dat zij, vanaf mei 2008, niet zonder meer mochten blijven afgaan op zijn belastingadviezen. Een accountant had hen namelijk toen duidelijk gemaakt dat de juistheid van die adviezen geenszins vaststond. Zij hadden toen nader moeten informeren, al dan niet bij de belastingdienst zelf. Aan de verdachten werd ook verweten dat zij ten onrechte niet hadden opgeven dat zij, ondanks een andere juridische structuur, toch feitelijk de beschikking hadden over vermogen dat door de schoonvader was weggezet in een Antilliaanse stichting (SPF). Hier achtte de rechtbank de opzet tot het doen van onjuiste aangifte echter niet aanwezig en sprak de verdachten daarvan vrij.

Bij het bepalen van zijn straf weegt de rechtbank mee dat de man uit Breda een leidinggevende rol speelde. Hij had, gelet op zijn opleiding en vakgebied, de aangiften op een juiste wijze moeten invullen en bij twijfel had moeten voorleggen aan de belastingdienst. De man, zijn zwager en schoonzus handelden puur uit winstbejag en zij wilden voorkomen dat de gebruikte constructie ter ontwijking van belastingheffing bekend zou worden bij de fiscus. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat de 3 verdachten niet eerder zijn veroordeeld en dat deze zaak jarenlang boven hun hoofd heeft gehangen. Tot slot houdt de rechtbank er bij het bepalen van de straf rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden waarbinnen de behandeling van de strafzaak moet zijn afgerond.  Weliswaar kan een deel van de 43 maanden overschrijding worden gerechtvaardigd omdat op verzoek van de verdediging getuigen zijn gehoord bij de rechter-commissaris en er rechtshulpverzoeken in het buitenland zijn gedaan. Desondanks blijft er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een behoorlijke overschrijding.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^