Veroordeling rechtspersoon wegens overtreden Meststoffenwet, Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en de Wet dieren. Oplegging geldboetes ondanks faillissement verdachte.
/Rechtbank Overijssel 25 juni 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2999 X B.V. wordt het overtreden van de Meststoffenwet, de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en de Wet dieren verweten.
Niet-ontvankelijkheid OM
X heeft in de eerste plaats gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Haar vervolging is volgens X in strijd met een goede procesorde, aangezien vervolging geen enkel maatschappelijk belang dient. Zij verkeert immers in staat van faillissement, een doorstart is niet aan de orde, zodat een eventuele veroordeling tot een geldboete enkel ten koste zal gaan van de crediteuren.
De politierechter volgt deze redenering niet. Vervolging kan immers ook duidelijk maken of en in hoeverre rechtspersonen strafrechtelijk verantwoordelijk zijn voor gedragingen van de vennootschap. De strafrechtelijk verantwoordelijkheid kan weer een rol spelen bij het vaststellen van civielrechtelijke aansprakelijkheid. Het kan onder omstandigheden zelfs leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van de rechtspersoon.
Overige verweren
X heeft verder nog aangevoerd dat de strafbare feiten niet in redelijkheid aan haar kunnen worden toegerekend, zodat vrijspraak dient te volgen. De afstand tussen haar en de mogelijk op de werkvloer gepleegde strafbare is zo groot geweest, dat voor toerekening aan X geen plaats is. Ook hierin kan de politierechter de verdediging niet volgen. In elke fase vanaf het moment dat X formeel de onderneming voor haar rekening en risico is gaan drijven, heeft zij beschikkingsmacht gehad over het mogelijk verboden fysieke gedrag van de feitelijke uitvoerders op de werkvloer. Dat X, c.q. haar bestuurder B, ervoor hebben gekozen op afstand te besturen, doet daar niet aan af. In tegendeel, zij had immers ook kunnen kiezen om de bedrijfsvoering van dichtbij te volgen en de feitelijke uitvoerders aanwijzingen kunnen geven over de wijze waarop de bedrijfsvoering had moeten plaatsvinden. Daarbij komt dat de gedragingen van de feitelijke uitvoerders passen in de normale bedrijfsvoering, dat zij deze gedragingen uitvoerden in het kader van een dienstbetrekking dan wel een door X aanvaard gebruiksrecht.
Specifiek ten aanzien van feit 1 heeft X nog aangevoerd dat haar geen verwijt treft aangezien zij de exploitatie pas vanaf september 2012 op zich heeft genomen. Zij heeft ervoor gezorgd dat 4/12 van de voor dat jaar benodigde mestrechten zijn geleased. Voor de tekortkoming over de eerste acht maanden van 2012 treft haar geen blaam. Dit standpunt snijdt geen hout. Bij overname van een onderneming onder algemene titel zoals in casu, zal de overnemer, in dit geval X BV, ervoor moeten zorgdragen dat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De wettelijke eis voor wat betreft de Meststoffenwet schrijft voor dat in een kalenderjaar niet meer varkens mogen worden gehouden dan de omvang van de op het bedrijf rustende varkensrechten. Die eis gold voor X onverkort, los van de vraag wanneer certificaten van aandelen zijn overgegaan en/of er een bestuurderswisseling heeft plaatsgevonden.
Voor wat betreft feit 2 heeft X aangevoerd dat er op de tenlastegelegde dag wellicht geen sprake was van een afvoer van regenwater via een leiding- of pompsysteem, maar dat dit ook niet nodig is. Voorschrift 16.3.5 van de omgevingsvergunning vereist immers niet een voortdurende afvoer door een leiding. De politierechter verwerpt dit verweer. Voorschrift 16.3.5 van de omgevingsvergunning maakt onderdeel uit van de installatievoorschriften. Dit betekent dat de voorziening, zijnde een afdak, leiding of pompsysteem, om te voorkomen dat met dieselolie vervuild regenwater vanuit de lekbak in de ondergrond lekt, te allen tijde aanwezig dient te zijn. Dat volgt vanzelfsprekend ook uit de aard van de voorziening.
Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 5 heeft X nog aangevoerd dat de financiële middelen ontbraken om de geconstateerde tekortkomingen inzake bepalingen van dierenwelzijn op te heffen. Voor zover X hiermee wil stellen dat er sprake is van overmacht, dan kan dat verweer niet slagen. X heeft immers de onderneming, inclusief de geconstateerde tekortkomingen, overgenomen. Daarbij heeft zij kunnen vaststellen dat er geld nodig was om de tekortkomingen op te heffen. Door de exploitatie van de onderneming over te nemen, zonder voor herstel van de tekortkomingen te zorgen, dan wel hiervoor geld te reserveren, heeft X de qua dierenwelzijn ernstig tekortschietende situatie aanvaard. Dat verhindert een beroep op overmacht.
Bewezenverklaring
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij art. 6 Wet economische delicten.
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.3 van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij art. 6 Wet economische delicten.
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij art. 6 Wet economische delicten.
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij art. 2.1 Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij art. 8.11 Wet Dieren.
- Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.2 Wet Dieren, begaan door een rechtspersoon, strafbaar gesteld bij artikel 8.11 Wet Dieren.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte, ondanks dat verdachte al failliet is, ter zake onder sub 1, sub 2, sub 4 en sub 5 bewezenverklaarde tot betaling een geldboete van EUR 15.000 en ter zake het onder sub 3 bewezenverklaarde tot een geldboete van EUR 5.000.
Lees hier de volledige uitspraak.