Veroordeling tot 8 maanden gevangenisstraf wegens medeplegen aan feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk door een rechtspersoon
/Rechtbank Haarlem 8 mei 2013, LJN CA0340
Verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk. Hij heeft op berekenende en geraffineerde wijze aanzienlijke bedragen buiten de boedel van het zich in staat van faillissement verkerende bedrijf (rechtspersoon A) gehouden, onder meer door het verkopen van voorraden aan een aan hem en/of één van zijn mededaders gelieerde besloten vennootschap, het wegnemen en verdelen van kasgeld uit de kluis van het bedrijf en het onttrekken van geldbedragen uit de opbrengsten van een leegverkoop van dit bedrijf. Hij en zijn mededader(s) hebben de contante opbrengsten van de leegverkoop onder zich gehouden en het geld dat door middel van een speciaal daartoe geïnstalleerde pinautomaat werd betaald is op een bankrekening terechtgekomen, die via constructies van besloten vennootschappen eveneens naar verdachte was te herleiden. Hierdoor heeft verdachte het naderende faillissement van de onderneming bespoedigd en zijn de schuldeisers van rechtspersoon A in ernstige mate benadeeld. De kans op verhaal is mede door het handelen van verdachte vrijwel nihil.
Om hun sporen uit te wissen hebben verdachte en zijn mededader(s) de administratie van het bedrijf, zowel de papieren- als digitale versie, uit het bedrijf gehaald. Door het niet ter beschikking stellen van de administratie konden de rechten en plichten van rechtspersoon A niet te allen tijde worden gekend, hetgeen met name de curator van de failliet in een lastig parket heeft gebracht. Het belang van een goed gevoerde administratie is in het kader van een faillissement immers dat de curator goed inzicht heeft in de vermogenspositie van de gefailleerde alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren, ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel.
Dit handelen is buitengewoon kwalijk te noemen. Niet alleen omdat de gedupeerde schuldeisers financiële schade leiden, maar ook omdat dergelijke vormen van fraude het vertrouwen tussen ondernemers onderling, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantasten, aldus de rechtbank. Bovendien zullen kredietverstrekkers door het plegen van dit soort feiten ook terughoudender zijn in het ter beschikking stellen van krediet aan ondernemers en daarvoor steeds hogere vergoedingen bedingen, hetgeen eveneens schadelijk is voor de economie.
Hier komt bij dat verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. Verdachte ziet zichzelf uitsluitend als adviseur van D en miskent daarmee volledig zijn rol in het gebeuren. Verder houdt de rechtbank er ten nadele van verdachte rekening mee dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke (frauduleuze) feiten. Wel houdt de rechtbank rekening met de straf die op 21 december 2006 aan verdachte is opgelegd in verband met valsheid in geschrift, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook is van belang wat in soortgelijke zaken met een vergelijkbaar benadelingsbedrag aan straf pleegt te worden opgelegd, mede - gezien de frauduleuze context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden - afgezet tegen de oriëntatiepunten die door het LOVS inzake fraude worden gehanteerd.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een geldboete van € 50.000,-. De rechtbank gelast tevens dat de uitspraak openbaar wordt gemaakt in het dagblad De Telegraaf (op kosten van verdachte).
Lees hier de volledige uitspraak.