Veroordeling tot een taakstraf van 120 uur wegens het verduisteren van geld van oude werkgever
/Rechtbank Overijssel 2 juni 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2656 De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uur wegens het verduisteren van geld van zijn oude werkgever. De man verduisterde een creditcard van het bedrijf, nadat hij in zijn functie als financieel controller ontslag had genomen. Vervolgens heeft hij in een periode van ongeveer een half jaar met gebruik van deze creditcard meerdere geldbedragen opgenomen van in totaal € 8850,-. De man moet een schadevergoeding betalen van € 8917.50.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde gevorderd dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het onder 1 en van het onder 2 en 4 ten laste gelegde - voor zover verdachte de afzonderlijke (pogingen tot) geldopnames heeft bekend- kan worden veroordeeld en dat hij van het onder 3 ten laste gelegde en het onder 2 en 4 ten laste gelegde - voor zover verdachte de afzonderlijke (pogingen tot) geldopnames heeft ontkend- dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend de geldopnames zoals ten laste gelegd onder 2, gedachtestreepje 1 tot en met 3 en 9 tot en met 14, te hebben verricht. Het totaal van de geslaagde geldopnames komt daarmee op een bedrag van € 5600,-. Verdachte heeft verder wat betreft het onder 4 ten laste gelegde bekend de pogingen tot het opnemen van geld, gedachtestreepje 1, 2, 5 en 6, te hebben gedaan. De overige ten laste gelegde geldopnames dan wel de pogingen daartoe heeft verdachte ontkend of kan verdachte zich niet meer herinneren. Niet uit te sluiten is dat er een tweede bankpas op naam van [slachtoffer 1] in omloop is geweest waarmee door een ander dan verdachte is gepind. Steunbewijs waaruit blijkt dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die laatstbedoelde geldopnames of de pogingen daartoe heeft verricht, is niet voorhanden.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat wat betreft het onder feit 1 alsmede feit 2, gedachtestreepje 1 tot en met 3 en 9 tot en met 14, alsmede feit 4, gedachtestreepje 1, 2, 5 en 6, ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- Aangifte naam;
- Overzicht van Equens van opnamelocaties en bedragen;
- Analyse van historische telefoongegevens;
- Verklaring van verdachte
Wat betreft het onder 2, gedachtestreepje 4 tot en met 8, en 4, gedachtestreepje 3 en 4, ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ten aanzien van deze geldopnames, dan wel de pogingen daartoe, verklaard dat hij deze niet heeft verricht dan wel dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij deze opnames heeft verricht. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij met de verduisterde creditcard tot een bedrag van € 4000,- à € 4500,- heeft willen opnemen omdat hij dat bedrag nog van zijn voormalige werkgever, de heer Staal, tegoed meende te hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij om die reden niet het totale bedrag van € 8850,- heeft opgenomen omdat hij reeds was gestopt met pinnen op het moment dat hij (ongeveer) het tegoed van € 4000,- à € 4500,- had opgenomen.
Vaststaat dat verdachte de creditcard op naam van [slachtoffer 1] ten tijde van de ten laste gelegde geldopnames, dan wel pogingen daartoe, onder zich heeft gehad en dat hij deze creditcard niet aan een ander heeft uitgeleend. De verklaring van verdachte ter zitting dat er naast deze creditcard nog een tweede bankpas op naam van [slachtoffer 1] in omloop is geweest waarmee mogelijk door een ander dan verdachte van hetzelfde rekeningnummer geld zou zijn opgenomen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Reden daarvoor is dat verdachte pas op de zitting voor het eerst met deze verklaring is gekomen, terwijl hij dit tijdens de verhoren bij de politie niet zo expliciet als nu naar voren heeft gebracht; enkel is het bestaan van een mogelijke tweede pas door verdachte geopperd. De verklaring van verdachte over het mogelijke gebruik van een tweede bankpas door een ander is verder ook niet door verdachte onderbouwd en wordt evenmin door de stukken gesteund.
Verder is de verklaring van verdachte dat hij is gestopt met pinnen op het moment dat hij het ‘tegoed’ van € 4000,- à € 4500,- had opgenomen niet aannemelijk geworden. De pintransacties die verdachte heeft bekend, bedragen in totaal al € 5600,-. Daarbij is verdachte tijdens het verhoor bij de politie, pagina 66 en pagina 73, meermalen voorgehouden dat in totaal een bedrag van € 8850,- was gepind. Verdachte heeft de hoogte van dit bedrag toen telkens niet betwist. Hij heeft daarentegen, nadat hem dit bedrag was voorgehouden, verklaard dat hij tijdens de laatste pogingen tot pinnen op 21 december 2012 heeft gedacht: “Het is goed zo” en dat hij het bedrag van € 8850,- in stukjes bij beetjes terug zou gaan betalen. Verder heeft verdachte bekend dat hij tot zes keer toe geld heeft opgenomen bij de pinautomaat in De Wijk, terwijl de onder feit 2, gedachtestreepje 8, en feit 4, gedachtestreepje 2 en 3, gedane geldopnames of pogingen daartoe, eveneens in De Wijk hebben plaatsgevonden. De lezing dat een willekeurig andere persoon dan verdachte eveneens bij diezelfde pinautomaat in De Wijk in dezelfde periode van hetzelfde rekeningnummer geld heeft gepind of heeft geprobeerd te pinnen, acht de rechtbank onwaarschijnlijk. De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien- wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die met de verduisterde creditcard de bedoelde geldopnames, of de pogingen daartoe, heeft verricht.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
- Feit 1: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
- Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
- Feit 4: poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.