Veroordeling verduistering: Verdachte had als volksvertegenwoordiger een voorbeeldfunctie, wat de strafbaarheid van het delict verhoogt

Rechtbank Noord-Nederland 28 februari 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:700

Op 27 maart 2014 is de fractie van de politieke partij PVV in de Provinciale Staten van Fryslân opgesplitst in drie fracties, waaronder de fractie naam fractie. Verdachte is vervolgens als onafhankelijk Statenlid verdergegaan. Ten behoeve van de ondersteuning van zijn fractie, heeft verdachte de stichting opgericht.

De Provinciale Staten hebben op grond van artikel 33 van de Provinciewet met betrekking tot de ambtelijke ondersteuning en fractie ondersteuning een Verordening vastgesteld, te weten de Verordening ondersteuning Statenfracties provincie Fryslân 2014. Uit artikel 1 lid 2 van de Verordening blijkt dat de tegemoetkomingen in de kosten die nodig zijn om de fractie goed te laten functioneren, slechts worden verleend aan een stichting die als enig statutair doel heeft de ondersteuning van de fractie.3 Voorts blijkt uit artikel 2 lid 1 onder b van de Verordening dat de fractiebijdrage en de bijdrage fractieondersteuning niet mogen worden gebruikt ter bekostiging van onder andere natuurlijke personen, anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten en/of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde en reële declaratie. Daarnaast staat in artikel 3 lid 7 van de Verordening vermeld dat fractiemedewerkers en secretarieel ondersteuners niet tevens statenlid kunnen zijn.

Per brief van 30 april 2014 is aan de stichting onder verwijzing naar artikel 4 van de Verordening meegedeeld dat zij, als gevolg van de afsplitsing van de PVV, recht heeft op voornoemde subsidies, te weten het recht op een fractiebijdrage van € 3.455,18, een budget voor fractieondersteuning van € 14.858,88 en een bijdrage ten behoeve van het werkgeversaandeel in de pensioenvoorzieningen en ziektekostenverzekeringen van € 1.813,21. Voorts is in de brief aan de stichting gewezen op artikel 1 lid 2 van de Verordening.

Uit een rekeningafschrift van de stichting blijkt dat er op 9 mei 2014 een bedrag van € 3.455,18 is overgemaakt. Vervolgens blijkt uit een e-mailwisseling in de periode van 15 mei 2014 tot en met 26 mei 2014 tussen verdachte en de adjunct-griffier dat de stichting de overige bedragen nog niet heeft ontvangen en dat de adjunct-griffier heeft begrepen dat deze transactie "ergens was blijven liggen". Uit de rekeningafschriften van de stichting blijkt dat er vervolgens op 28 mei 2014 een bedrag van € 14.858,88 en 6 juni 2014 een bedrag van € 1.813,21 is bijgeschreven.

Per brief van 22 september 2014 heeft de statengriffier aan verdachte medegedeeld dat tot dan toe niet is gebleken dat verdachte personeel ter ondersteuning van zijn fractie heeft aangesteld zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening. Verdachte wordt er verder op gewezen dat wanneer hij niet aantoonbaar een overeenkomst personeel heeft aangesteld zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening, hij het gehele bedrag van het voorschot voor zowel fractieondersteuning als voor het werkgeversaandeel pensioen- en ziektekostenverzekering, aan de provincie moet terugbetalen.

Artikel 7 lid 3 van de Verordening schrijft voor dat de penningmeester van de fractie jaarlijks vóór 1 april bij de griffier van Provinciale Staten verantwoording aflegt van de ten laste van de bijdragen gedane uitgaven. Na herhaaldelijk daaraan te zijn herinnerd, heeft verdachte op 15 mei 2015 een verantwoordingsmodel ingediend. Uit de toelichting van de externe accountant van 19 juni 2014 (de rechtbank leest: 19 juni 2015) onder punt 8 blijkt dat er in 2014 een bedrag van € 17.750,00 aan voorschotten is betaald aan verdachte. Uit rekeningafschriften van de stichting blijkt dat op 27 mei 2014 voor het eerst een bedrag is overgemaakt naar de privérekening van verdachte en dat het met de daaropvolgende betalingen gaat om een totaalbedrag van € 17.750,00.

Door de externe accountant wordt op 25 augustus 2015 in haar rapport van feitelijke bevindingen bij de Statenfractie naam fractie onvoldoende onderbouwde kosten en een onjuiste verantwoording opgemerkt, als ook dat is gehandeld in strijd met de Verordening.

Het presidium adviseert op 23 september 2015 in te stemmen met het door de statengriffie opgestelde "Verantwoordingsmodel Fractie naam fractie na aftrek van niet conform de Verordening bestede en verantwoorde bedragen", hetgeen erop neerkomt dat de stichting een terugbetaalverplichting heeft van in totaal € 17.794,00 en te besluiten tot terugvordering van laatstgenoemd bedrag van de stichting.

Op grond van het voorgaande nemen Provinciale Staten op 23 september 2015 het besluit om € 17.794,00 terug te vorderen van de stichting en aangifte te doen van verduistering. Op 28 september 2015 heeft de Commissaris van de Koning aangifte gedaan tegen verdachte, woonachtig te woonplaats.

Verdachte heeft zowel bij de politie op 14 juni 2016 als ter terechtzitting erkend dat hij diverse malen bedragen vanaf de rekening van de stichting naar zijn privérekening heeft overgemaakt. Hij heeft voorts verklaard dat hij op de hoogte was van de inhoud van de Verordening en dat hij wist dat hij niet conform de Verordening handelde, maar dit het gevolg was bijzondere omstandigheden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij tot op heden het bedrag dat van hem is teruggevorderd, nog niet heeft betaald.
 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de stukken in het dossier. Uit die stukken blijkt dat verdachte in strijd met de Verordening Ondersteuning Statenfracties provincie Fryslân 2014 en de Provinciewet heeft gehandeld door geld, dat als voorschot door de Provincie was betaald aan de stichting, over te maken op zijn privérekening.
 

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte weliswaar niet conform de Verordening Ondersteuning Statenfracties provincie Fryslân 2014 heeft gehandeld, maar dat hij, gelet op de situatie waarin zijn fractie verkeerde, heeft gemeend dat hij deze specifieke situatie en zijn handelwijze op grond daarvan, kon gaan bespreken met de Provincie en dat zij gezamenlijk zouden gaan zoeken naar een oplossing. Verdachte heeft niet doelbewust "de pot leeg willen trekken". De provincie had moeten weten dat verdachte niet veel anders kon handelen dan dat hij deed. Hij is open en transparant geweest ten aanzien van de daadwerkelijk bestede uren en het overgemaakte geld is nog steeds aanwezig.
 

Beoordeling rechtbank

Van zich wederrechtelijk toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, LJN ZC8253, NJ 1990/256).

Uit de voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de stichting conform de Verordening fractiebudget heeft ontvangen voor de ondersteuning van de fractie naam fractie. Verdachte was op de hoogte van de inhoud van de Verordening. Desondanks heeft hij bewust in strijd met de Verordening gehandeld. Het fractiebudget is niet gebruikt voor de fractieondersteuning zoals is bedoeld in de Verordening en waarvoor het fractiebudget beschikbaar was gesteld. De Verordening schrijft immers voor dat een statenlid niet zijn eigen fractie mag ondersteunen, hetgeen verdachte wel heeft gedaan, waarna hij het fractiebudget aan zichzelf heeft uitbetaald en derhalve als heer en meester over het geld is gaan beschikken. Verdachte wist dat deze handelwijze in strijd was met de Verordening en de Provinciewet. (vgl. het zogenaamde “Doelbindingsarrest”: HR 5 april 2011, NJ 2011/175) Hij is er diverse malen op gewezen dat hij, indien hij geen ondersteunend personeel zou contracteren, het ontvangen fractiebudget zou moeten terugbetalen. Het had op de weg van verdachte gelegen om de situatie waarin hij verkeerde in een vroeg stadium bespreekbaar te maken met de statengriffier, (het Presidium van) de Provinciale Staten of de Commissaris van de Koning, dan wel anderszins advies in te winnen. Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte het door hem gestelde probleem open op tafel heeft gelegd. Door daarentegen een geheel eigen weg te bewandelen in strijd met de Verordening en ondanks de waarschuwingen van de provincie, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte zich opzettelijk wederrechtelijk gelden heeft toegeëigend die de naam fractie beschikbaar waren gesteld voor een ander doel dan privébetalingen aan verdachte en dat daardoor het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
 

Strafoplegging

De rechtbank heeft aan hem een voorwaardelijke taakstraf opgelegd van 120 uren, alsmede de verplichting om het verduisterde geld terug te betalen. 

Verdachte had als volksvertegenwoordiger een voorbeeldfunctie, wat de strafbaarheid van het delict verhoogt. Hier staat tegenover dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat hij in zijn politieke carrière beschadigd is geraakt door allerlei negatieve publiciteit rond zijn persoon en dat zijn “eigenzinnigheid” mogelijk eerder een rol heeft gespeeld dan een apert criminele doelstelling.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

 

Print Friendly and PDF ^