Veroordeling voor verduistering, oplichting en bedrieglijke bankbreuk
/Rechtbank Noord-Nederland 1 februari 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:4317
Feit 1 (verduistering gelden slachtoffer 1/ slachtoffer 2/slachtoffer 3)
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat bedrijf ten behoeve van een schuldsanering van slachtoffer 1 € 15.000,= heeft ontvangen van slachtoffer 2 en slachtoffer 3, terwijl voor datzelfde doel een bankrekening is geopend t.n.v. slachtoffer 1 waar de inkomsten van slachtoffer 1 op binnenkwamen. Verdachte was als enige gemachtigd gelden van deze rekening op te nemen. De rechtbank is uit het dossier gebleken dat bedrijf de door slachtoffer 2/slachtoffer 3 gestorte € 15.000 tegen de afspraak in niet (geheel) voor de sanering van schulden van slachtoffer 1 heeft aangewend. Daarnaast heeft verdachte privébetalingen gedaan van de inkomstenrekening van slachtoffer 1 en zijn er bedragen van deze rekening overgeboekt op de rekening van bedrijf.
Verdachte heeft betoogd dat alle gelden zijn aangewend ten behoeve van slachtoffer 1. De rechtbank kan zich niet in deze zienswijze vinden. Uit de eigen financiële opgave van verdachte blijkt anders. Daarnaast heeft verdachte bij de politie ook anders aangegeven.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat bedrijf geldbedragen toebehorende aan slachtoffer 1/slachtoffer 2/slachtoffer 3 ten onrechte voor eigen gebruik heeft aangewend en derhalve de gelden heeft verduisterd, terwijl verdachte de feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen.
Feit 2 (verduistering geld slachtoffer 4)
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat slachtoffer 4 € 17.500 op de rekening van bedrijf heeft gestort, hetgeen verdachte niet heeft ontkend. Verdachte zou hiermee schulden van slachtoffer 4 aflossen en een deel overmaken naar de kinderen van slachtoffer 4. Verdachte heeft verklaard dat hij met dat geld schulden heeft afbetaald en dat hij slachtoffer 4 ook contant geld heeft gegeven -hetgeen aangeefster ontkent-, maar dat hij een en ander niet zo goed heeft bijgehouden.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat bedrijf een geldbedrag toebehorende aan slachtoffer 4 heeft verduisterd, terwijl verdachte de feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen. De rechtbank is van oordeel dat van een professioneel Financieel Advies Bureau mag worden verwacht dat er administratie wordt bijgehouden waarin wordt verantwoord welke betalingen zijn gedaan. De rechtbank is hiervan niet gebleken, terwijl van (contante) betalingen ook overigens op geen enkele andere wijze is gebleken. De rechtbank acht daarmee bewezen dat er geen betalingen ten behoeve van slachtoffer 4 zijn gedaan en dat verdachte zich het geld heeft toegeëigend.
Feit 3 (oplichting van slachtoffer 5 en slachtoffer 6)
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat bedrijf slachtoffer 5 en slachtoffer 6 heeft geadviseerd een lening af te sluiten en het geldbedrag van die lening op een bankrekening van bedrijf te storten, met welk geldbedrag bedrijf een belastingschuld van die slachtoffer 5 en die slachtoffer 6 zou aflossen en van dat geldbedrag een deel zou gebruiken voor de participatie van die slachtoffer 5 en die slachtoffer 6 in de aankoop van een woning. Nadat op 29-12-2006 te 14.14 uur een geldbedrag van € 13.500,= wordt gestort, wordt bijna meteen op 29-12-2006 te 15.31 uur een bedrag door verdachte voor een ander doel overgeboekt naar de bankrekening van naam deurwaarder. Verder bevinden zich in het dossier meerdere overboekingen door verdachte die zijn gedaan zeer kort na ontvangst van het geldbedrag van slachtoffer 5. Uit de gang van zaken blijkt niet dat verdachte van plan was om het geld van die slachtoffer 5 en slachtoffer 6 in een woning te investeren.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat bedrijf slachtoffer 5 en slachtoffer 6 door oplichtingshandelingen een geldbedrag heeft laten overmaken op de bankrekening van voormelde bedrijf, terwijl verdachte de feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen.
Feit 4 (verduistering geld slachtoffer 7)
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat slachtoffer 7 € 20.000 op de rekening van bedrijf heeft gestort, hetgeen verdachte niet heeft ontkend. Het geld zou naar een beleggingsrekening van slachtoffer 7 gaan, hetgeen niet is gebeurd. Het geld is volgens verdachte opgegaan.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat bedrijf een geldbedrag toebehorende aan slachtoffer 7 heeft verduisterd, terwijl verdachte de feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen.
Feit 5 (bedrieglijke bankbreuk)
De rechtbank is uit het dossier gebleken dat verdachte, als algemeen directeur van bedrijf, welke bedrijf in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die rechtspersoon, geen administratie heeft gevoerd dan wel heeft overgelegd. Door verdachte is aangevoerd dat hem geen verwijt kan worden gemaakt als bedoeld in artikel 343, ahf onder 4 van het Wetboek van Strafrecht, nu hij met ingang van 08 augustus 2008 is geschorst als bestuurder van de BV. De rechtbank volgt verdachte niet in dit verweer. Verdachte was door de schorsing niet langer bevoegd rechtshandelingen voor de bv te verrichten. Het verstrekken van de boekhouding aan de curator is echter een feitelijke handeling waartoe verdachte als bestuurder van de BV nog steeds gehouden was.
Bewezenverklaring
1) verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige de feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
2) meer subsidiair: verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige de feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
3) primair: oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige de feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 326 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
4) subsidiair: verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige de feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
5) als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldaan heeft aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, strafbaar gesteld bij artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk (onder voorwaarden). Voorts wordt verdachte ontzet van het recht om het beroep van financieel dienstverlener/adviseur uit te oefenen voor de duur van 5 jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.