Veroordeling wegens ambtelijke omkoping
/Rechtbank Noord-Holland 1 mei 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:3803 Verdachte heeft zich door het verstrekken van giften schuldig gemaakt aan het omkopen van een ambtenaar. Hoewel niet zonder meer duidelijk is wie de eerste stap daartoe heeft gezet vormt de omstandigheid dat verdachte zelf het initiatief heeft genomen om met medeverdachte 1 in contact te komen een sterke aanwijzing dat hij degene is die de omkoping geïnitieerd heeft, hoewel de veroordeling van medeverdachte 1 van heden ook wijst op een gretigheid voor het meewerken aan omkoping. Verdachte heeft bovendien meegewerkt om de schijn op te houden dat het eerlijke transacties waren door een – nauwelijks bruikbaar – rapport in ontvangst te nemen en in te stemmen met de verhullende teksten op de facturen. Hierdoor heeft hij zich tevens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
Achergrond
Medeverdachte 1 is op 1 december 2006 als ambtenaar in dienst getreden bij de gemeente Haarlemmermeer met een voltijds dienstverband van 36 uur per week, in de functie van clustermanager Beheer & Onderhoud. Hij verrichtte daarnaast nevenwerkzaamheden via BV 2, waarin hij via BV 3 als DGA volledige zeggenschap heeft. Daarnaast verrichtte hij nevenwerkzaamheden via zijn eenmansbedrijf.
BV 4, waarvan verdachte DGA is, is bestuurder van BV 1. Verdachte heeft aan medeverdachte 2, directeur van De Waterwolf Dienstverlening Buitenruimte B.V. gevraagd hoe hij medeverdachte 1, van wie hij slechts wist dat hij bij de gemeente Haarlemmermeer werkte, kon benaderen. Verdachte en medeverdachte 2 hebben toen een gezamenlijke lunch georganiseerd, waarbij medeverdachte 1 ook werd uitgenodigd. Deze lunch vond plaats op 11 juni 2009. Hierna heeft verdachte drie mondelinge opdrachten gegeven aan BV 2. Niets is afgesproken over de termijn van levering van de tegenprestatie en niets is afgesproken over de prijs die medeverdachte 1 bij verdachte in rekening mocht brengen.
Verdachte heeft op 9 november 2009 € 23.841,65 overgemaakt op de bankrekening van BV 2 overeenkomstig de factuur 2009/LS0309 met als onderwerp: “1e fase Beeldkwaliteitplannen en gemeentelijke onderhoudsstrategieën in Zuid-Holland”.
Verdachte heeft hiervoor als tegenprestatie een door medeverdachte 1 opgestelde nota ontvangen ´Beheer Kwaliteit in de Openbare Ruimte'. Dit rapport bestaat uit passages van het bij de gemeente Haarlemmermeer eerder op verzoek van medeverdachte 1 door BV 5 uitgebrachte rapport “Integraal beheerkwaliteitsplan”.
Verdachte heeft op 2 december 2009 € 28.675,43 overgemaakt op de bankrekening van BV 2 overeenkomstig de factuur 2009/LS0311 met als onderwerp “Meerjaren structuurplannen en vraag gestuurd beheer en onderhoud”. medeverdachte 1 verklaart dat hij hiervoor geen fysiek product heeft aangeleverd.
Verdachte heeft op 17 december 2009 € 53.864,16 overgemaakt op rekening van BV 2 overeenkomstig de factuur 2009/LS0313 d.d. 7 december 2009 met als onderwerp; “Voorschot inhuur werkvoorbereiding contractering Noord en Zuid-Holland”. Hiervoor zijn geen werkzaamheden verricht. Op 9 december 2009 geeft medeverdachte 1 de opdracht “ Uitvoering Verhardingsmaatregelen 2008-2010” aan de Waterwolf. Op 16 december 2009 krijgt BV 1 van de Waterwolf opdracht voor genoemde verhardingsmaatregelen voor een bedrag van € 533.200.
De facturen van BV 2 zijn in de administratie van verdachte als ‘overige kosten’ geboekt op het project 9259, zijnde het project “Verhardingsmaatregelen 2008-2010”.
Bij een omvangrijk project via de gemeente Haarlemmermeer diende gebruik te worden gemaakt van de onderaannemer BV 1. Dit is volgens getuige 1 gebaseerd op een tussen verdachte, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 mondeling gemaakte afspraak.
Alle projecten in het kader van het onderhoud aan de openbare ruimte moesten worden weggezet bij De Waterwolf, hoewel alle projectleiders, ook getuige 2, destijds manager van de afdeling OV&R bij de gemeente Haarlemmermeer, zelf, faliekant tegen waren, omdat zij vonden dat met gemeenschapsgeld zo efficiënt mogelijk moest worden omgegaan.
Op 9 december 2009 stuurde medeverdachte 1 een e-mail aan medeverdachte 2 met onder meer als inhoud: ”Hierbij geef ik jou opdracht conform bovenstaande omschrijving, op basis van de lijst met werkzaamheden, met een inspectiedatum van begin 2008 voor een totaalbedrag van € 878.000,00”.
De waarde van de omzet die BV 1 bij De Waterwolf realiseerde in 2006, 2007 en 2008 bedroeg respectievelijk € 43.128, € 95.639 en € 992. In 2009 heeft verdachte via zijn onderneming BV 1 bij De Waterwolf facturen ingeleverd ten bedrage van totaal ongeveer € 495.000. De eerste factuur was gedateerd 12 juni 2009. Hiernaast kreeg BV 1 van de Waterwolf op 16 december 2009 de opdracht van € 533.200.
Feit 1
Blijkens de eerste door medeverdachte 1 ingezonden factuur heeft hij met betrekking tot de eerste opdracht werkzaamheden verricht in juli en augustus 2009. Medeverdachte 1 heeft hiervoor een rapport van 15 bladzijden geleverd. Dit rapport is samengesteld uit passages die afkomstig zijn van een kort daarvoor door BV 5 aan de gemeente afgeleverd 31 pagina’s tellend rapport genaamd: “Integraal beheerkwaliteitplan”. De rechtbank stelt vast dat de tekst van het rapport van medeverdachte 1 nagenoeg geheel afkomstig is van het door BV 5 opgestelde rapport en overigens inclusief de foto’s een gelijke lay-out kent. medeverdachte 1 heeft BV 1 een prijs in rekening gebracht van € 23.841,65 die gebaseerd is op 206 uren aan werkzaamheden. Bij de doorzoeking bij BV 1 is het rapport van medeverdachte 1 niet aangetroffen. Met betrekking tot de vraag aan verdachte wat de aanleiding was voor de opdracht en waarvoor het rapport gebruikt is, is geen concreet antwoord gekomen. De rechtbank concludeert uit al het voorgaande dat hier materieel sprake is van een gift en dat het rapport dat medeverdachte 1 heeft opgesteld uitsluitend de functie had om de werkelijkheid te verhullen. Gelet op de aanvang van de werkzaamheden, juli 2009, en dat verdachte voor die datum medeverdachte 1 niet eerder ontmoet had, kan het niet anders dan dat die opdrachten rechtstreeks zijn voortgevloeid uit afspraken die zijn gemaakt tijdens de gezamenlijke lunch op 11 juni 2009.
De betaling van € 28.675,43 van BV 1 op rekening van BV 2 is gebaseerd op een mondelinge opdracht zonder afspraken over prijs en datum levering van de tegenprestatie. medeverdachte 1 heeft hiervoor geen fysiek product afgeleverd en omschrijft, net als verdachte, zijn tegenprestatie als het geven van adviezen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat medeverdachte 1, zoals hij heeft verklaard 183 uren bezig is geweest met onderzoek en advisering ten behoeve van BV 1 terwijl dat geen enkel bewijs van inspanning van de zijde van medeverdachte 1 of enig ander resultaat heeft opgeleverd en de rechtbank ziet de betaling dan ook als een gift.
Op 17 december 2009 wordt op de rekening van BV 2 € 53.864,43 bijgeschreven van de rekening van BV 1 ter betaling van de factuur van 7 december 2009 met omschrijving “Voorschot inhuur werkvoorbereiding contractering Noord en Zuid-Holland”. Volgens verdachte is hier niks van terecht gekomen en heeft hij dit bedrag ten onrechte betaald. verdachte verklaarde ter terechtzitting dat BV 2 personeel aan BV 1 ter beschikking zou stellen dat BV 1 nodig had om de opdracht van De Waterwolf met betrekking tot de uitvoering van het verhardingsmaatregelenpakket uit te voeren. De opdracht daartoe is echter pas op 16 december 2009 aan BV 1 verstrekt. Het is onbegrijpelijk dat verdachte € 53.864,43 betaalt aan BV 2 voor de inhuur van personeel via BV 2 voor werkzaamheden waarvoor verdachte nog geen opdracht heeft ontvangen. In het licht van alle voornoemde omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat ook hier materieel sprake is van een gift en dient hetgeen door verdachte en medeverdachte 1 wordt verklaard eveneens ter verhulling van de werkelijke aard van de betaling.
Ten aanzien van het al dan niet in strijd met de plicht in zijn bediening iets hebben gedaan
Blijkens het onderzoek van Ernst & Young heeft BV 1 in 2009 totaal € 495.000 aan facturen verzonden aan De Waterwolf, waarvan voor ongeveer € 340.000 in de laatste twee maanden. Daarnaast is BV 1 op 16 december 2009 door De Waterwolf een opdracht gegund ter grootte van € 533.200. Gelet op de verklaringen van getuige 2 en getuige 1 wist De Waterwolf dat de opdrachten van de gemeente Haarlemmermeer met betrekking tot de openbare ruimte bij haar terecht zouden komen. BV 1 wist op haar beurt dat De Waterwolf de werkzaamheden naar haar zou doorzetten. De giften van BV 1 aan BV 2 hebben naar het oordeel van de rechtbank geen ander doel gehad dan te bewerkstelligen dat BV 1 de opdrachten, die de gemeente Haarlemmermeer aan De Waterwolf verstrekte, geheel of gedeeltelijk mocht uitvoeren. Aldus heeft medeverdachte 1 in strijd met zijn plicht als ambtenaar gehandeld, welke plicht onder meer inhoudt dat de ambtenaar integer handelt, neutraal te werk gaat en aan anderen geen persoonlijke voorkeurspositie toekent en nog minder, dat hij zich laat betalen om aan een ander een opdracht te gunnen of te laten gunnen.
Feit 2
Nu verdachte het ten laste gelegde ten aanzien van de facturen genoemd onder 2, tweede, derde en vierde liggende streepjes heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak daarvan is bepleit, is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering.
Hoewel de verdediging betwist dat drie facturen vals zijn, kan uit de inhoud van de verklaringen van verdachte en het pleidooi niet anders dan geconcludeerd worden dat die facturen niet, dan wel niet geheel, overeenkomstig de werkelijkheid zijn, omdat de opgegeven werkzaamheden niet dan wel niet volledig zijn verricht, terwijl de factuur doet voorkomen dat dit wel het geval is. Dat maakt de facturen wel degelijk vals.
De verdediging heeft er op gewezen dat verdachte van medeverdachte 2 te horen kreeg wat op de factuur moest komen staan, maar dat maakt de conclusie niet anders. Voorts bracht de verdediging naar voren dat medeverdachte 2 ter vermijding van betaling van vennootschapsbelasting – De Waterwolf leek af te stevenen op winst – een voorziening in 2009 wilde treffen om de heffing minder te doen zijn, en hij dacht dat voortijdige facturering daarvoor een geschikt middel kon zijn. Afgezien van de vraag of de gedachte van medeverdachte 2 juist is, ziet de rechtbank daarin geen grond om te concluderen dat het valse karakter van de facturen daaraan om die reden komt te ontvallen. Verder heeft de verdediging er op gewezen dat achter de facturering een verrekening schuil ging tussen BV 1 en De Waterwolf. Hoewel de verklaringen van verdachte en medeverdachte 2 een grote gelijkenis tonen, maar ook gedeeltelijk niet gelijkluidend zijn, erkent verdachte dat daarvan niets op papier staat. Wat daar van zij, deze omstandigheid ontdoet de facturen niet van hun vals karakter.
Bewezenverklaring
- Feit 1: een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of een ambtenaar een gift doen naar aanleiding van hetgeen deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, heeft gedaan, meermalen gepleegd;
- Feit 2: het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de leeftijd van verdachte. Ten slotte heeft de rechtbank er mee rekening gehouden dat verdachte zijn bedrijf heeft verkocht en geld terug gestort heeft op de rekening van De Waterwolf teneinde met dat bedrijf schoon schip te maken, zoals verdachte dat heeft genoemd.
Lees hier de volledige uitspraak.