Veroordeling wegens fraude met omzetbelasting, 4 entiteiten gedurende 6 jaar
/Rechtbank Limburg 21 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:7106
De verdachte wordt veroordeeld voor opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd (feiten 1 en 2), en voor feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd (feiten 3 en 4).
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna zes jaar met betrekking tot vier van zijn ondernemingen belastingfraude gepleegd. Hij heeft op 114 belastingaangiften ten onrechte dan wel te veel voorbelasting opgegeven. Het gaat om de ondernemingen naam bedrijf 1 , naam bedrijf 2 , naam bedrijf 3 en naam bedrijf 1 van adres 2. Van de eerste drie ondernemingen is nauwelijks administratie aangetroffen, terwijl enkele van de wél aangetroffen facturen vals waren. Van de eenmanszaak naam bedrijf 1 van adres 2 is wel administratie aangetroffen. De in de boekhouding geboekte voorbelasting komt echter niet overeen met de aan de Belastingdienst aangegeven voorbelasting, terwijl in de administratie bovendien diverse valse facturen waren opgenomen. Al met al is uit de bewijsmiddelen af te leiden dat verdachte een bedrag van ongeveer € 250.000 ten onrechte aan voorbelasting heeft opgegeven. Nu de Belastingdienst niet alle aangegeven voorbelasting aan de verdachte heeft uitbetaald, is het uiteindelijke benadelingsbedrag weliswaar iets lager, maar nog steeds aanzienlijk.
Gelet op diverse omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal twaalf maanden passend en geboden. Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn, alsmede op de slechte gezondheid van verdachte, legt de rechtbank aan verdachte niet een onvoorwaardelijke, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte voor de duur van vijf jaren op de ontzetting van de uitoefening van het beroep van het hebben of vertegenwoordigen van een entiteit waarbij omzetbelasting moet worden opgegeven en administratie moet worden bijgehouden. De reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om dit beroep uit te oefenen.
Lees hier de volledige uitspraak.