Veroordeling wegens het oplichten van vele bedrijven: De Rb komt tot het oordeel dat er geen sprake is van slechts en uitsluitend civielrechtelijke geschillen, maar van notoire oplichtingspraktijken
/Rechtbank Limburg 27 oktober 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:8997 De verdenking komt erop neer dat de verdachte een groot aantal (rechts)personen heeft opgelicht en gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten –in de primaire variant– bewezen. Hij heeft betoogd dat er in casu sprake is van oplichtingspraktijken, aangezien de gedragingen van de verdachte meer omvatten dan het enkele zich voordoen als een bonafide koper.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar de arresten van de Hoge Raad van 11 november 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3144) en van 17 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:326).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de verdenking van oplichting op het standpunt gesteld dat de verdachte geen oogmerk had op wederrechtelijke bevoordeling, maar dat er telkens sprake was van een civielrechtelijk geschil. Voor het opmaken dan wel gebruiken van valse of vervalste geschriften is er onvoldoende bewijs. De raadsman pleit daarom voor integrale vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Aan de verdachte wordt een groot aantal oplichtingen van (rechts)personen verweten. De rechtbank ziet zich hoofdzakelijk voor de vraag gesteld of de gedragingen van de verdachte gekwalificeerd kunnen worden als oplichting. Ter beantwoording van die vraag acht de rechtbank het noodzakelijk om eerst stil te staan bij de strafrechtelijke kwalificatie oplichting en dienaangaande het juridische kader uiteen te zetten. Vervolgens zal de rechtbank aandacht besteden aan de feitelijke gedragingen. Daarna zal zij, aan de hand van het eerder geschetste juridische kader, toetsen of de gedragingen van de verdachte gekwalificeerd kunnen worden als oplichting.
Juridisch kader
Oplichting is strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens de tekst van dit artikel is strafbaar degene die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van een goed of het verlenen van een dienst.
Het is vaste rechtspraak dat voor een veroordeling ter zake van oplichting het enkele zich voordoen als betrouwbare contractpartij – wetende dat je niet aan je verplichtingen kunt voldoen – niet valt aan te merken als het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels in de zin van het hiervoor genoemde artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, door welke hoedanigheid, kunstgrepen of verdichtsels de andere partij wordt bewogen tot afgifte van een goed of het verlenen van een dienst.
Uit de arresten van de Hoge Raad van 11 november 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3144) en van 17 februari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:326) volgt dat de gedragingen van de verdachte meer moeten omvatten dan het enkele zich voordoen als een bonafide koper en dat dit mede kan bestaan uit het als koper verstrekken van onbruikbare contactgegevens aan de wederpartij waardoor verhaal bemoeilijkt wordt of zelfs onmogelijk wordt gemaakt, of wanneer blijkt dat de verdachte steeds weer handelt volgens een tevoren bedachte werkwijze.
Parketnummer 03/700493-14
Feit 1
Op 1 september 2014 doet benadeelde 1 namens hotel 1 te Maastricht aangifte van oplichting. Uit de aangifte en een aanvulling hierop per e-mail volgt dat ene alias 1 op 7 augustus 2014 telefonisch voor ene heer alias 2 een verblijf in het hotel heeft gereserveerd van 12 tot en met 15 augustus 2014. Het betrof een kamer voor twee volwassenen en twee kinderen. Later die dag wordt door de heer alias 1 per e-mail aangegeven dat alias 2 nog diezelfde dag zal aankomen. Op 7 augustus 2014 wordt inderdaad ingecheckt door een man die zich uitgeeft als alias 2. De vrouw en de kinderen worden de daaropvolgende dag door het personeel gezien. Vervolgens heeft er een aantal omboekingen plaatsgevonden, waaronder omboekingen naar grotere (en duurdere) kamers en wordt het verblijf een aantal malen verlengd. Dit verlengen gebeurde ofwel per e-mail ofwel telefonisch door de heer alias 1.
Op maandag 1 september 2014 was het openstaande bedrag voor logies en bijkomende kosten opgelopen tot € 9.294,26. Er wordt dan door medewerkster benadeelde 2 telefonisch contact gezocht met de heer alias 1. alias 1 meldt dat alias 2 de oprichter is van het bedrijf, maar inmiddels al 20 jaar dood is. Hij geeft vervolgens aan dat een medewerker van het bedrijf alias 2 in het hotel verblijft en dat dit de heer verdachte betreft. Aan alias 1 wordt telefonisch een creditcardnummer gevraagd in verband met de garantstelling voor de openstaande rekening. alias 1 brengt daarop naar voren dat de administratie van het bedrijf twee dagen op cursus is en dat niemand anders in de gelegenheid is de creditcardgegevens te achterhalen. Er kan pas op woensdag betaald worden. Vervolgens vraagt hij of de rekening ingescand en aan hem toegezonden kan worden. De financieel directeur zou dan de volgende dag zorgdragen voor betaling. De medewerkster van het hotel, benadeelde 2, heeft in een volgend telefoongesprek aangegeven dat er nog diezelfde middag een creditcardnummer nodig was. alias 1 belooft dan zo snel mogelijk terug te bellen. Ondertussen doen benadeelde 2 en benadeelde 1 onderzoek naar de bedrijfscredentials van alias 1 en alias 2 International. Deze bedrijfsnaam wordt in iedere bedrijfsmail afkomstig van alias 1 genoemd. Het onderzoek wekt wantrouwen, waarop de medewerkers benadeelde 2 en benadeelde 1 de suite bezoeken waar alias 2 verblijft. Een man, die zij eerder als alias 2 kenden, doet open en zegt dat zijn naam verdachte is. benadeelde 1 deelt dan aan deze verdachte mede dat binnen een uur de openstaande rekening betaald moet zijn. verdachte geeft daarop aan dat er pas op woensdag betaald kan worden.
Benadeelde 1 stelt voor om samen met verdachte naar de heer alias 1 te bellen. Die neemt echter de telefoon niet op. In de tussentijd bevraagt benadeelde 1 verdachte over diens werkzaamheden. verdachte vertelt dat hij zich bezig houdt met financieel ingewikkelde vraagstukken, waarover hij in kader van veiligheid en geheimhouding verder niets kon zeggen. verdachte geeft in dat gesprek desgevraagd aan dat hij het openstaande bedrag niet zelf kan pinnen en dat hij ook niet over een creditcard beschikt.
verdachte keert vervolgens terug naar zijn suite om desgevraagd zijn identiteitsbewijs te overhandigen, zodat benadeelde 1 en benadeelde 2 daarvan een kopie zouden kunnen maken. Tegen de medewerkers zegt hij vervolgens dat dit identiteitsbewijs bij zijn slapende zoontje op de kamer ligt en dat hij dit dus nu niet kan overhandigen. Hij stelt voor om later een kopie te mailen, omdat hij een scanfoto zou hebben van zijn identiteitsbewijs. Dit doet hij later inderdaad.
Terug in het kantoor wordt er door alias 1 gebeld naar benadeelde 1. De luidsprekerfunctie wordt aangezet en zowel benadeelde 1 als benadeelde 2 herkent met zekerheid de stem van de man die zich zojuist nog als verdachte heeft voorgedaan.
Inmiddels is dan de politie ingeschakeld. Tegen de politie zegt verdachte dat zijn paspoort gestolen is en dat hij van de heer alias 1 een creditcardnummer heeft gekregen. Uiteindelijk heeft de man niets betaald.
Tijdens onderzoek aan de laptop van de verdachte zijn hierop e-mails van de periode van 6 augustus 2014 tot en met 1 september 2014 tussen emailadres verdachte en hotel 1 aangetroffen.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij inderdaad vanaf 7 of 8 augustus 2014 met zijn gezin in het hotel 1 Maastrichthotel heeft verbleven. Hij had ingecheckt onder de naam alias 2 vanwege de btw. Hij had gereserveerd onder de naam alias 1 zodat zijn bedrijf groter leek. Hij wil de rekening betalen zodra hij een onderbouwde factuur kan zien.
Feit 2
Uit de aangifte door benadeelde 1 namens hotel 1 blijkt dat het hotel, na kort tevoren met de verdachte te hebben gesproken over het mailen van een scanfoto van zijn identiteitsbewijs, per e-mail een scan van het identiteitsbewijs van de verdachte heeft ontvangen. Een uitdraai van deze scan is aan het dossier toegevoegd. Op deze uitdraai staat als naam verdachte vermeld en als geboortedatum 2 augustus 1978. Uit het uittreksel van het SKDB d.d. 23 september 2015, alsmede uit de eigen opgave van verdachte bij zijn verhoren, volgt echter dat de achternaam van verdachte is en dat hij is geboren op 7 augustus 1978. Daarmee is de scan waarmee verdachte zijn identiteit wilde tonen, vals of vervalst.
Feit 3
Op 6 augustus 2014 doet benadeelde 3 aangifte van oplichting namens het hotel 2 te Urmond. Uit de aangifte en de bijgevoegde bescheiden volgt dat op 18 juli 2014 een familie is ingecheckt bij voornoemd hotel. De familie bestond uit een man en een vrouw met twee kleine kinderen. Bij het inchecken heeft de vrouw haar rijbewijs getoond, op de naam betrokkene 1. De man kon toen en ook later desgevraagd steeds geen identiteitsbewijs tonen. Wel heeft hij een creditcardnummer gegeven. Deze man gaf zich uit voor alias 3 en vertelde dat hij werkte voor bedrijf 1 verdachte. Ene alias 1 zou manager zijn van dat bedrijf. Toen bleek dat via de creditcard slechts € 500,00 geïncasseerd kon worden, werd er contact opgenomen door een man die zich uitgaf als alias 1 en manager zou zijn van alias 2. Deze man verzocht om de hotelrekening naar bedrijf 1 verdachte te sturen. Hierover is per e-mail gecommuniceerd en de betaling is in een e-mail van 4 augustus 2014 nog toegezegd. benadeelde 3 heeft op enig moment de man die zich uitgaf als alias 3 geconfronteerd met het uitblijven van de betaling. Op 5 augustus 2014 is het gezin zonder te betalen vertrokken. Er staat nog een bedrag van € 3.341,75 open.
Tijdens haar eigen pogingen om de identiteit van alias 3 te achterhalen, is benadeelde 3 gestuit op internetinformatie en een televisie-uitzending over een man genaamd verdachte. benadeelde 3 heeft verdachte in die uitzending met zekerheid herkend als de persoon die zich bij hotel 2 heeft uitgegeven als alias 3.
De verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad twee of drie weken voor 6 of 7 augustus 2014 heeft ingecheckt bij hotel 2 te Urmond, onder de naam alias 2. Hij kon de rekening wel betalen, maar wilde een normale factuur ontvangen in plaats van een pro-formafactuur.
Feit 4
Op 5 februari 2014 doet benadeelde 4 aangifte van oplichting. Hij is eigenaar van een taxibedrijf genaamd bedrijfsnaam benadeelde 4 te Utrecht. Op 13 januari 2014 is hij gebeld door een man genaamd verdachte. Deze man deed zich voor als een medewerker van een bedrijf genaamd bedrijf 2 verdachte, gevestigd aan de adres bedrijf 2.
De man bestelde een taxi voor een nieuwe medewerker van het bedrijf. Deze medewerker, genaamd alias 4, moest vanaf zijn nieuwe woonadres te Hoensbroek opgehaald worden en naar Zwaag gebracht worden. Te Zwaag zouden dan zijn vrouw en kinderen instappen en vervolgens moest de taxi het gezin naar het nieuwe woonadres in Hoensbroek brengen.
benadeelde 4 neemt deze opdracht aan en stuurt de man via e-mail een bevestiging van hetgeen telefonisch overeengekomen is. Deze e-mail stuurt hij naar emailadres 2. Om de taxirit te kunnen factureren, vraagt benadeelde 4 in deze e-mail tevens om de gegevens van de te vervoeren personen en de contactgegevens van het bedrijf.
Op 14 januari 2014 heeft benadeelde 4 conform de eerder gemaakte afspraak de medewerker in Hoensbroek opgehaald. Tijdens de taxirit van Hoensbroek naar Zwaag ontstaat er wantrouwen bij benadeelde 4 en geeft hij een van zijn medewerkers de opdracht om de taxirit bij het bedrijf 2 verdachte te verifiëren. De medewerker koppelt later terug dat hij de contactpersoon verdachte niet kan bereiken en dat het bedrijf niet bestaat. Op dat moment is benadeelde 4 al bezig om het gezin van Zwaag naar Hoensbroek te vervoeren.
Aangekomen te Hoensbroek confronteert benadeelde 4 de man met de bevindingen en zegt hem het bedrag van de rit (€ 1.131,00) contant te voldoen. De man geeft aan dit niet contant te kunnen betalen en probeert benadeelde 4 ervan te verzekeren dat het bedrijf wel bestaat en dat de factuur betaald zal worden. Vervolgens biedt de man aan om te gaan pinnen. benadeelde 4 ziet dan dat de man € 1.000,00 in het rood staat en geen geld kon opnemen.
De man herhaalt meerdere keren dat hij de rit wel zal betalen. Als waarborg verzoekt benadeelde 4 om een kopie van het paspoort van de man te mogen maken. Dit wordt toegestaan. Op het paspoort staat de naam verdachte, geboren op 7 augustus 1978 te Sittard.
Op 15 januari 2014 heeft benadeelde 4 telefonisch contact opgenomen met verdachte over de betaling. verdachte vertelde dat de betaling geregeld zou worden en dat benadeelde 4 door iemand van het bedrijf gebeld zou worden. Dit is op 16 januari 2014 ook gebeurd. benadeelde 4 is toen gebeld door een onbekende man, die zie dat de factuur betaald zou worden. Tevens is per e-mail bevestigd dat de factuur zou worden voldaan.
Benadeelde 4 is later verhoord bij de rechter-commissaris. Hieruit volgt dat hij telefonisch met verdachte overeengekomen is dat deze het openstaande bedrag in termijnen van € 250,00 mag voldoen. verdachte heeft vervolgens slechts eenmaal € 250,00 betaald.
De verdachte heeft verklaard dat hij, samen met zijn gezin, inderdaad gebruik heeft gemaakt van de (taxi)diensten van benadeelde 4. Hij heeft een andere naam gebruikt bij de reservering voor bedrijfsdoeleinden. Hij betwist de vordering niet, maar benadeelde 4 heeft zich niet aan de afspraken gehouden. De afspraak waar verdachte op doelt, volgt uit door de raadsman overgelegde e-mails bij gelegenheid van het getuigenverhoor door de rechter-commissaris. Uit dit e-mailverkeer blijkt dat benadeelde 4 bij betaling van de eerste termijn door verdachte niet met de makers van het televisieprogramma Tros Opgelicht zou praten. Nu benadeelde 4 toch in gesprek zou zijn gegaan met die programmamakers, wil verdachte de resterende termijnen niet meer betalen.
De rechtbank merkt in dit verband op dat het beweerdelijk niet nakomen van de afspraken in het kader van een betalingsregeling door de wederpartij, verdachte nog niet ontslaat van de betalingsverplichting zelf. Die verplichting ziet namelijk op een dienst die al door benadeelde 4 is verleend, namelijk de taxiritten.
Feit 5
Op 28 februari 2013 doet benadeelde 5 namens bedrijfsnaam X te Amstelveen aangifte tegen verdachte. bedrijfsnaam X verhuurt woningen aan buitenlanders die voor bepaalde tijd in Nederland komen wonen.
Op donderdag 7 februari 2013 heeft benadeelde 5 een woning in Almere laten zien aan verdachte. Hij wilde die woning huren. Voor de op te stellen huurovereenkomst heeft verdachte een arbeidsovereenkomst, vier salarisstroken en een transactieoverzicht salarisontvangst aan benadeelde 5 doen toekomen. verdachte wilde een jaar vooruit betalen, dit zou om € 14.232,50 gaan. Het bedrijf waarvoor hij werkte, bedrijf 3 verdachte, zou dit bedrag betalen. Er werd afgesproken dat zodra het bedrag ad € 14.232,50 overgemaakt zou zijn, het huurcontract opgesteld zou worden. Dezelfde dag heeft benadeelde 5 via de e-mail een transactieoverzicht van verdachte ontvangen, waaruit zou moeten blijken dat het bedrag via de Rabobank overgemaakt was op de bedrijfsrekening van bedrijfsnaam X bij de ING bank. Na contact met de ING bank is echter gebleken dat het bedrag nog niet op de rekening ontvangen was, terwijl dit volgens de bankmedewerker wel het geval zou moeten zijn indien er daadwerkelijk betaald was. benadeelde 5 heeft daarop contact opgenomen met verdachte, die als argument aanvoerde dat het weekend was, waardoor de betaling mogelijk vertraagd zou zijn. Hij verzekerde haar dat het geld betaald zou worden. Dit geld is echter nooit ontvangen en daarop heeft benadeelde 5 de sloten van de aan verdachte verhuurde woning laten vervangen, omdat verdachte de sleutels al in zijn bezit had.
Na onderzoek is het bedrijfsnaam X gebleken dat het transactieoverzicht is vervalst, net als de salarisstroken en de arbeidsovereenkomst. Het op de salarisstrook vermelde adres blijkt volgens benadeelde 5 een hoekwoning te zijn en geen bedrijfspand. Via de website Company Check heeft benadeelde 5 gezien dat de overgelegde salarisstroken vals of vervalst zijn. De man was sinds 31 oktober 2012 niet meer werkzaam voor het bedrijf dat hij had opgegeven. De door de man overgelegde salarisstroken zijn van de maanden oktober 2012, november 2012, december 2012 en januari 2013. Benadeelde 5 heeft de valse of vervalste bescheiden bij haar aangifte overgelegd, waaruit haar bevindingen blijken.
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging als pleegdatum het jaartal 2014 staat opgenomen, terwijl uit de aangifte duidelijk blijkt dat het feitencomplex in 2013 zou zijn begaan, zoals ook de raadsman in zijn pleidooi opmerkte. De rechtbank beschouwt het foutieve jaartal dan ook als een kennelijke verschrijving, waardoor de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad; de raadsman hield immers zelf al rekening met het foutief zijn van het jaartal.
De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor op 30 oktober 2014 op zijn zwijgrecht beroepen ten aanzien van deze aangifte.
Gegeven de bescheiden die benadeelde 5 bij de aangifte namens bedrijfsnaam X heeft overgelegd, komt de rechtbank in het licht van de aangifte tot de conclusie dat verdachte gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften.
Feit 6
Op 26 september 2013 is door benadeelde 6 aangifte gedaan namens bedrijfsnaam Y Almere, onder meer wegens valsheid in geschrifte. bedrijfsnaam Y Almere is een makelaarskantoor, dat ook woningen verhuurt. Het kantoor heeft op 3 september 2013 een
e-mail ontvangen van verdachte, waarin hij zijn interesse kenbaar maakte om een woning in Almere te huren. Vervolgens wordt de procedure in gang gezet om tot een huurovereenkomst te komen. In deze procedure heeft de heer verdachte volgens benadeelde 6 valse of vervalste bescheiden ingediend. benadeelde 6 heeft deze bescheiden bij de aangifte overgelegd.
Het gaat om de volgende bescheiden:
- een transactieoverzicht, waaruit een transactie van de bankrekening met nummer 1 op naam van verdachte naar de rekening van bedrijfsnaam Y moet blijken;
- een werkgeversverklaring, waaruit zou moeten blijken dat verdachte in dienst is bij bedrijfsnaam Z te Dubai;
- loonstroken, waaruit zou moeten blijken dat bedrijfsnaam Z Finance and Investment vanaf 5 januari 2013 een bedrag van € 3.085,24 aan netto-salaris uitbetaalt op bankrekening nummer 1 ten gunste van verdachte.
Al deze bescheiden zien dus op betalingen in 2013.
Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat, volgens de door de Rabobank West Brabant Noord te Etten-Leur verstrekte gegevens, de bankrekening met het nummer 1 ten name van verdachte reeds in 2010 is opgeheven.
De conclusie kan daarmee niet anders luiden dan dat voornoemde bescheiden vals zijn. Gelet op de valse of vervalste loonstroken gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte in september 2013 niet in dienst was van bedrijfsnaam Z Finance and Investment.
Feit 7
De zwemgoederen
Op 23 april 2014 doet benadeelde 7 aangifte van oplichting. Hij heeft op 8 juli 2013 per e-mail een bestelling ontvangen van verdachte. verdachte zou werkzaam zijn voor een onderwijsinstelling, genaamd bedrijf 4 verdachte, te Almere. verdachte bestelde verschillende zwemzitjes, zwembandjes en speelsetjes voor baby’s voor een totaalbedrag van € 635,80. Op 9 juli 2013 is verdachte de goederen met een taxi komen halen. Die dag heeft hij ook de factuur ontvangen. Op de factuur staat een betalingstermijn van veertien dagen vermeld. Vanaf half augustus 2013 zijn per e-mail betalingsherinneringen aan verdachte verstuurd. Hierop werd geen enkele reactie ontvangen. Ook met het door verdachte opgegeven telefoonnummer werd geen contact verkregen. benadeelde 7 is vervolgens op 29 augustus 2013 naar het door verdachte verstrekte adres gegaan en heeft daar met verdachte gesproken. verdachte gaf bij die gelegenheid aan dat hij juist die ochtend de betaling van het bedrag had geaccordeerd. bedrijfsnaam W zou de betaling overmaken. benadeelde 7 heeft daarna contact opgenomen met bedrijfsnaam W. Dit bedrijf gaf aan geen onderwijsinstellingen in Almere te bedienen.
Door de berekening van rente is het totaalbedrag opgelopen tot € 702,29. De rekening is nooit voldaan ondanks meerdere betalingsherinneringen.
De vriendin van de verdachte, betrokkene 1, heeft verklaard dat de zwemgoederen voor eigen gebruik waren en dat verdachte deze met de taxi had opgehaald. Voorts verklaart zij dat verdachte niet in het onderwijs zit. De onderwijsinstelling bedrijf 4 verdachte kent zij niet.
De verdachte heeft verklaard dat het klopt dat de zwemgoederen voor eigen gebruik waren.
De rolgordijnen
Op 2 juni 2014 doet benadeelde 8 aangifte van oplichting. Zij heeft een webshop in rolgordijnen en is op 27 maart 2014 telefonisch benaderd door verdachte. Hij wilde een offerte van een aantal rolgordijnen. Na het verkrijgen van de juiste maten heeft benadeelde 8 de rolgordijnen voor verdachte besteld. De gordijnen zijn op maat gemaakt en bij verdachte op 31 maart 2014 of 1 april 2014 bezorgd. verdachte heeft op 1 april 2014 contact opgenomen met de mededeling dat de rolgordijnen beschadigd waren. benadeelde 8 en verdachte spraken daarop af dat verdachte foto’s van de beschadigde rolgordijnen zou sturen. benadeelde 8 heeft nooit foto’s van de beschadigingen ontvangen, terwijl verdachte bleef volhouden deze wel verstuurd te hebben. Begin april 2014 heeft benadeelde 8 voor het laatst telefonisch contact gehad met verdachte, die tijdens dat gesprek aangaf een tia te hebben gehad en de kwestie aan een van zijn medewerkers uit handen te hebben gegeven. benadeelde 8 kreeg een telefoonnummer van de contactpersoon. Zij belt dit nummer en spreekt dan met ene betrokkene 1, die zich voordoet als receptioniste, maar later de vriendin van verdachte blijkt te zijn. Wederom vindt er e-mailverkeer plaats, waarin het twistpunt het versturen van foto’s van de beschadigingen is. Op 6 mei 2014 heeft benadeelde 8 voor de laatste keer per e-mail naar de foto’s van de beschadigingen geïnformeerd. Daarna heeft ze niets meer vernomen van verdachte of zijn vriendin betrokkene 1. Ook de rekening is tot op heden niet betaald. Het gaat om een bedrag van € 2.652,15. De bijgevoegde factuur is gericht aan bedrijf 5 verdachte, adres bedrijf 5 Hoensbroek. Het e-mailverkeer heeft benadeelde 8 bij haar aangifte overgelegd.
De verdachte heeft verklaard dat bedrijf 5 verdachte een bedrijf van hem is. Hij heeft de rolgordijnen laten bezorgen op het adres bedrijf 5 te Hoensbroek. De dozen waren beschadigd en daar heeft hij een klacht over ingediend.
De loungesets
Op 12 september 2013 heeft benadeelde 9 namens bedrijfsnaam V te Roden aangifte gedaan van oplichting. Hij is op 26 augustus 2013 per e-mail benaderd door alias 4, die op zoek is naar loungesets voor de woonunits. In de e-mail staat een website vermeld, namelijk naam website. Dit blijkt de website van Stichting Onderwijsinstelling bedrijf 4 verdachte Almere te zijn. Deze onderwijsinstelling zou gevestigd zijn aan de adres bedrijf 4 te Almere. Een medewerker van deze onderwijsinstelling meldt telefonisch aan benadeelde 9 dat de tuinsets bedoeld waren voor de gehandicapte cliënten. Na meerdere e-mailberichten over en weer, worden uiteindelijk door verdachte namens alias 4 in totaal vier loungesets en een parasol besteld. Een van die e-mailberichten is ondertekend door verdachte, namens alias 4. verdachte zou een medewerker van de stichting zijn. Hij staat benadeelde 9 op 29 augustus 2013 ook telefonisch te woord. Op 30 augustus 2013 zijn de bestelde goederen bezorgd aan de adres bedrijf 4 te Almere.
De factuur bedroeg € 5.499,00 en is per e-mail verzonden aan alias 4 en per post aan het adres ( adres X Almere) dat in alle e-mails bij de afzender staat vermeld. benadeelde 9 doet tot aan 6 september 2014 vergeefse pogingen om in contact te komen. De factuur is nooit betaald.
Betrokkene 1 heeft verklaard dat er tuinmeubelen bezorgd zijn, maar dat ze niet weet waar deze vandaan kwamen. verdachte verkocht bedrijfsmatig tuinmeubelen door. Zij heeft geen parasol gezien, maar wel drie tuinsetjes. Deze had verdachte doorverkocht. Voorts heeft zij verklaard dat verdachte nooit iets in het onderwijs heeft gedaan of met gehandicapte kinderen heeft gewerkt. Zij heeft nog nooit van de Stichting Onderwijsinstelling bedrijf 4 verdachte gehoord.
Aan de verdachte is de verklaring van betrokkene 1 voorgehouden. De verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij goedkoop tuinmeubelen opkocht en deze doorverkocht om winst te maken. Ook klopt het dat hij nooit in het onderwijs of de gehandicaptenzorg heeft gewerkt.
Feit 8
Op 15 april 2014 heeft benadeelde 10 namens bedrijfsnaam B te Amsterdam aangifte gedaan van oplichting. Hij is eigenaar van het bedrijf bedrijfsnaam B, dat onder meer meubels verhuurt. Begin januari 2014 is hij via e-mail benaderd om een eengezinswoning aan de adres bedrijf 5 te Hoensbroek volledig in te richten. De man stelde zich voor als verdachte en schreef dat hij namens het bedrijf 2 verdachte een pand moest inrichten voor een expat. De e-mail was afkomstig van het adres emailadres 3.
Benadeelde 10 heeft de bedrijfsnaam via Google opgezocht en kwam op een site waaruit bleek dat bedrijf 2 verdachte een internationaal bedrijf in de metaalindustrie was. Hierdoor was het vertrouwen van benadeelde 10 gewekt. Er is een offerte uitgebracht en uiteindelijk is er een overeenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst hield in dat bedrijfsnaam B het pand volledig zou inrichten voor een bedrag van € 339,00 exclusief BTW per maand. Er diende voor een jaar vooraf betaald te worden en tevens diende eenmalig een bedrag voor levering en plaatsing ter hoogte van € 283,00 exclusief BTW te worden voldaan.
Op 14 januari 2014 zijn de goederen geleverd en is de woning ingericht. verdachte heeft nog om een grotere televisie en een grotere koelkast verzocht. Deze goederen zijn daarna door benadeelde 10 geleverd. Ten tijde van de levering van die goederen stond verdachte in de deuropening van de garage. Hij zei dat de bewoners niet thuis waren. Hij zou de woning niet in kunnen, omdat hij geen sleutel van de tussendeur had. Die sleutel bleek echter op de deur te steken, waarvan verdachte leek te schrikken. benadeelde 10 is met verdachte de woning ingegaan en heeft de goederen geplaatst. Aangever hoorde vervolgens gestommel in huis, terwijl verdachte eerder had gezegd dat er niemand thuis was. verdachte had aangeboden om de te vervangen goederen later op te sturen, zodat hij eerst op zijn gemak alles kon inrichten. Hiermee is benadeelde 10 akkoord gegaan. Die goederen heeft hij uiteindelijk nooit ontvangen.
Overeengekomen was dat de betaling per automatische bankincasso zou worden gedaan. Hiervoor moest een formulier door verdachte ingevuld worden. Het heeft aangever veel tijd gekost om dat formulier te krijgen. Op dat formulier stonden ingevuld: bedrijf DT en de naam verdachte. Toen uiteindelijk de eerste betaling gestort was, bleek deze de volgende dag alweer te zijn gestorneerd. Dit is tot vijf keer toe gebeurd. Steeds had verdachte weer andere smoesjes en beloofde hij de betaling te regelen. Op enig moment had verdachte aangegeven dat de betalingen niet meer via bedrijf 2 verdachte, maar via bedrijf 5 verdachte geïncasseerd moesten worden. Hij gaf als bedrijfsadres adres bedrijf 5 te Hoensbroek op, het pand dat benadeelde 10 nu juist voor de expat van bedrijf 2 verdachte had ingericht.
Benadeelde 10 is nooit betaald. Op enkele goederen na is ook de gehele geleverde inventaris ontvreemd. De woning in Hoensbroek bleek op enig moment leeg te staan.
De factuur en communicatie met verdachte, waarin de aangifte bevestiging vindt, heeft benadeelde 10 aan de politie overgelegd.
Betrokkene 1 heeft verklaard dat de inboedel voor de woning in Hoensbroek gehuurd was. De goederen hebben ze meegenomen naar de nieuwe woning in Sittard. Die goederen zouden teruggebracht zijn, nadat het gezin de woning in Sittard had verlaten.
Feit 9
Op 30 januari 2014 heeft benadeelde 11 namens bedrijf DT B.V. aangifte gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte. Aangever is mede-eigenaar van het bedrijf DT B.V., dat telefonieoplossingen verkoopt, aansluit en configureert.
Op dinsdag 21 januari 2014 is hij door een klant gebeld, die zich voorstelde als verdachte. Hij zou doorverwezen zijn naar benadeelde 11 bedrijf door naam H, een vaste zakenpartner van de compagnon van benadeelde 11. verdachte zocht een oplossing voor de vaste telefonie van zijn bedrijf 5 verdachte. Binnen een dag is er een offerte verzonden, waarmee verdachte akkoord is gegaan. De geoffreerde apparatuur is binnen een dag zonder rekening opgestuurd, omdat men ervan uitging dat de klant een goede kennis van zakenpartner naam H was. verdachte bleef contact opnemen en wilde tevens vier mobiele abonnementen en telefoontoestellen voor zijn personeel. benadeelde 11 heeft bedongen dat hij eerst een betaalbevestiging wilde ontvangen, omdat het om een groot bedrag ging. verdachte wilde ook gelijk de factuur voor de vaste telefonie ontvangen, omdat hij – zo zei hij – een hekel had aan schulden en alles in een betaling wilde afhandelen. Op 23 januari 2014 heeft verdachte een betaalbevestiging gestuurd. De uiteindelijke bestelling bestond uit:
- vaste telefonie KPN 4 x, € 364,98;
- Samsung Galaxy S4 Blue telefoontoestel 7x en Samsung Galaxy S4 Purple telefoontoestel 1x, € 3.840,65.
Verdachte heeft een betalingsbewijs gestuurd, bestaande uit een screenshot van een overschrijving waaruit zou blijken dat het totaal verschuldigde bedrag ad € 4.205,63 was overgeschreven van nummer 1 ten name van verdachte naar de bankrekening van bedrijf DT.
Daarop heeft benadeelde 11 de telefoons verstuurd. Zonder dit betaalbewijs had hij dit nooit gedaan, zo heeft hij verklaard. Op 25 januari 2014 zag benadeelde 11 op de bedrijfsrekening van bedrijf DT dat voornoemd bedrag nooit was bijgeschreven. Volgens informatie van een bankmedewerker had dit wel al gebeurd moeten zijn indien er daadwerkelijk betaald was.
Aangever start dan zelf een onderzoek en komt erachter dat de door hem geleverde telefoons van het merk Samsung sinds 24 januari 2014 op Marktplaats.nl te koop worden aangeboden binnen een straal van 0 kilometer vanaf het adres van verdachte. Samen met zijn compagnon en twee vrienden rijdt hij naar het in de verkoopadvertentie opgegeven adres en krijgt daar zes van de acht telefoons mee terug. De overige twee telefoons had verdachte al verkocht.
Benadeelde 11 heeft tijdens dat bezoek een kopie gemaakt van het identiteitsbewijs van verdachte. Hieruit blijkt dat het om verdachte gaat, zijnde verdachte. benadeelde 11 heeft nooit meer een betaling ontvangen voor de geleverde goederen, die hij niet heeft teruggekregen.
De rechtbank merkt in dit verband op dat uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt dat, volgens de door de Rabobank verstrekte gegevens, het rekeningnummer nummer 1 ten name van verdachte al in 2010 is opgeheven. Daarmee is het door verdachte verstuurde transactieoverzicht, waardoor benadeelde 11 werd bewogen tot de afgifte van de goederen, vals of vervalst.
Parketnummer 03/131055-14
Taxi benadeelde 12
Op dinsdag 26 november 2013 doet benadeelde 12 namens Taxi benadeelde 12 Heerlen B.V. aangifte van oplichting. Op 10 november 2013 heeft het bedrijf een e-mail van alias 5 ontvangen, afkomstig van het adres emailadres 2. Deze alias 5 gaf aan dat een cliënt van hem met zijn gezin opgehaald diende te worden op een vakantiepark. Deze cliënt heette verdachte of verdachte. De factuur kon gestuurd worden naar bedrijf 6 verdachte, adres bedrijf 6 te Almere. Tussen 14 november 2013 en 19 november 2013 voert het bedrijf verschillende taxiritten uit voor de man die zich uitgeeft voor verdachte. Er is tweemaal een factuur gestuurd naar het opgegeven adres van bedrijf 6 verdachte te Almere, maar deze kwamen per post retour. De echtgenote van benadeelde 12 heeft daarop het verstrekte telefoonnummer gebeld. De man vertelde dat er een fout in het huisnummer zat. Opnieuw wordt de factuur gestuurd, maar deze komt eveneens retour. De man stuurt daarop een e-mail waarin hij berichtte dat er een ramkraak is geweest bij de buren, waardoor ook hun voorgevel ontzet is geraakt en er uit voorzorg onder meer platen voor de brievenbus zijn geplaatst. De man, alias 5, heeft verzocht om de factuur per e-mail te sturen naar het adres emailadres 4. De factuur is vervolgens per e-mail verstuurd, maar kwam wederom retour omdat het e-mailadres niet zou bestaan. De factuur ad € 949,14 is niet betaald.
Vakantiepark
Op 26 november 2013 doet benadeelde 13 aangifte van oplichting. Hij is de beheerder van het vakantiepark Vakantiepark.
Via de reserveringscentrale heeft het park het bericht ontvangen dat een persoon genaamd alias 6, wonende aan de adres bedrijf 6 te Almere, een bungalow voor vier personen had geboekt onder de bedrijfsnaam bedrijf 6 verdachte voor de periode vanaf 11 november 2013. De man zou 21 dagen blijven met vier personen. Het restantbedrag op de nota was € 3.229,06.
De man is uiteindelijk op 15 november 2013 gearriveerd buiten de openingstijden van de receptie. Normaal gesproken wordt het openstaande bedrag bij de baliemedewerkster voldaan en dient men zich te legitimeren en een registratieformulier in te vullen. De man heeft zich bij een restaurantmedewerkster gemeld, omdat de receptie gesloten was. Bij openstaande bedragen wordt het legitimatiebewijs van de bezoeker ingenomen om te voorkomen dat iemand zonder betaling vertrekt en zodat het park over een identiteit van de bezoeker beschikt. De man gaf echter bij de medewerkster aan niet over een identiteitsbewijs te beschikken, omdat dit gestolen was. Hij had geen bewijs van die diefstal. De medewerkster heeft gecontroleerd of er gereserveerd was onder de naam van de man en heeft vervolgens een sleutel van de bungalow overhandigd.
In de dagen erna wordt meermalen door een medewerkster van het park bij de man aangegeven dat de openstaande rekening nog niet voldaan is. De man zegt steeds toe dat zijn werkgever, bedrijf 6 verdachte, de rekening zal betalen. De medewerkster neemt ook twee keer contact op met het bedrijf en telkens staat haar een man te woord, die mededeelt dat het bedrag betaald zal worden.
Op maandag 25 november 2013 is de man aangezegd dat de factuur voor dinsdag 26 november 2013 om 12:00 uur betaald moest zijn en dat hij anders van het park verwijderd zou worden. De man deelde nogmaals mee dat zijn werkgever zou betalen. De rekening is niet betaald.
Taxi benadeelde 14
Op 26 november 2013 doet benadeelde 14 namens Taxi benadeelde 14 B.V. te Meerssen aangifte van oplichting. Hij heeft die ochtend een e-mail ontvangen waarin gewaarschuwd wordt voor een oplichter, die het adres bedrijf 6 te Almere gebruikt.
Daarop heeft hij de bedrijfsadministratie gecontroleerd en gezien dat er een openstaande rekening is van € 347,00 voor gemaakte taxiritten. De rekening was op naam van bedrijf 2 verdachte t.a.v. financiële administratie, adres bedrijf 6 te Almere.
Taxi benadeelde 14 B.V. rijdt nooit op rekening voor particulieren, maar wel voor bedrijven. Tot aan de dag van aangifte is er niets betaald. benadeelde 14 overhandigt bij de aangifte de openstaande rekening en e-mail met daarin een machtiging dat er op rekening kan worden gereden. Deze e-mail is ondertekend met de naam alias 5 van bedrijf 2 verdachte.
Naam winkel
Op 26 november 2013 doet benadeelde 15 aangifte namens naam winkel te Maastricht. naam winkel is een herenmodezaak en heeft op 15 november 2013, via de webshop, een bestelling ontvangen. De bestelling bestond uit zes t-shirts, een leren riem, een pak en een overhemd.
De bestelling werd gedaan door alias 5 van bedrijf 6 verdachte, adres bedrijf 6 te Almere. De man die later de bestelling op kwam halen zou bij dit bedrijf werkzaam zijn. Deze man, genaamd verdachte, heeft de bestelling opgehaald zonder de artikelen te passen. De dag erna werd er gebeld door alias 5 met de mededeling dat het pak van verdachte te klein was. Tevens zei hij dat verdachte een onbeperkt budget had, maar later werd dit bijgesteld naar € 3.000,00.
Verdachte is op 25 november 2013 naar de zaak gekomen om een nieuw pak uit te zoeken. Hij zocht ook nog andere artikelen uit. In totaal heeft hij voor € 1.450,00 uitgezocht. verdachte zei dat alles op rekening kon worden gezet. Dit heeft aangever geweigerd omdat dit niet gebruikelijk is bij naam winkel. Daarover heeft hij zelfs contact gezocht met het hoofdkantoor. Het hoofdkantoor deelt dan mede dat er even tevoren contact is geweest met een leidinggevende van verdachte. Aangever merkt op dat verdachte juist even tevoren naar buiten is geweest om naar eigen zeggen een taxi te bestellen. Aangever vertrouwt het niet en geeft de nieuw uitgezochte goederen niet mee aan verdachte. De webshopbestelling is bij de aangifte gevoegd.
Conclusie
Door het opgeven van valse namen, het verstrekken van valse papieren en het gebruik maken van allerlei rechtspersonen doet verdachte het voorkomen alsof hij in staat is de afgenomen goederen en diensten te kunnen betalen. Ook bemoeilijkt hij door deze handelingen de verhaalsrechten van zijn wederpartijen. De aard van die handelingen wijst voorts op een vooraf bedachte werkwijze, aangezien de verdachte over valse of vervalste papieren beschikt en e-mailadressen heeft waarin de naam van een rechtspersoon voorkomt. Opvallend in dit verband is ook dat wanneer er bij de wederpartij op enig moment toch argwaan ontstaat, verdachte simpele zaken - die in het handelsverkeer gebruikelijk zijn om te kunnen beoordelen wie de wederpartij is en om verhaal te verzekeren, zoals bijvoorbeeld het betalen van een borgsom - probeert te omzeilen door middel van allerlei verdichtsels.
In het licht van het juridische kader, ingegeven door vaste rechtspraak, komt de rechtbank tot het oordeel dat er door de handelingen van de verdachte, in onderling verband bezien, geen sprake is van “slechts en uitsluitend” civielrechtelijke geschillen, maar van notoire oplichtingspraktijken.
De door de raadsman gevoerde verweren zijn door middel van de hiervoor genoemde beoordelingen van het bewijs weerlegd.
Bewezenverklaring
T.a.v. 03/700493-14 feit 1 primair: oplichting
T.a.v. 03/700493-14 feit 2: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
T.a.v. 03/700493-14 feit 3 primair: oplichting
T.a.v. 03/700493-14 feit 4: oplichting
T.a.v. 03/700493-14 feit 5: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
T.a.v. 03/700493-14 feit 6: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
T.a.v. 03/700493-14 feit 7: een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of anderen de beschikking over die goederen te verzekeren
T.a.v. 03/700493-14 feit 8: oplichting
T.a.v. 03/700493-14 feit 9: oplichting
T.a.v. 03/131055-14: oplichting, meermalen gepleegd
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 28 maanden.
De verdachte heeft door zijn oplichtingspraktijken door heel Nederland een spoor van financiële ellende achter gelaten. Op uiterst slinkse en geraffineerde wijze weet hij zijn slachtoffers steeds weer te bewegen tot de afgifte van goederen of diensten. Met uitzondering van de hotels, maakt de verdachte met name middelgrote bedrijven tot zijn slachtoffer waarbij hij zijn slachtoffers vaak voor duizenden euro’s dupeert. Juist deze bedrijven worden daardoor zwaar getroffen, omdat zij vaak niet over grote financiële reserves beschikken.
De verdachte heeft geen werk, maar sprokkelt geld bij elkaar door bestelde en niet-betaalde goederen door te verkopen. Voorts bestelt hij goederen die hij of zijn gezinsleden nodig hebben, zonder deze –zoals ieder ander mens – te betalen. Opvallend is dat de verdachte door zijn oplichtingspraktijken ook in de primaire levensbehoeften voor zijn gezin voorziet, zoals een dak boven hun hoofd en maaltijden. De verdachte kiest hierbij voor een luxueuze levensstijl door met zijn gezin in hotels in hogere prijsklassen, alsmede in luxe vakantieparken te verblijven. Zij leven echter ook als nomaden zonder stabiele thuishaven, omdat ze constant weer moeten vertrekken als de verdachte ontmaskerd dreigt te worden en zij zich aan het zicht van de gedupeerden moeten onttrekken.
De verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden en spant zich op geen enkele manier in om de schade bij zijn slachtoffers te vergoeden. Hij verdwijnt gewoon van de radar. Ook voor de rechtbank heeft de verdachte zich niet willen verantwoorden.
Lees hier de volledige uitspraak.