Veroordeling wegens oplichting na artikel 12 Sv procedure
/Rechtbank Noord-Holland 3 september 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:7496 Verdachte heeft zijn slachtoffer onder valse voorwendselen bewogen hem in een korte periode een grote som geld te lenen. Telkens weer heeft verdachte het slachtoffer verzekerd dat er geld zou vrijkomen als het slachtoffer meer zou betalen en dat het slachtoffer met het vrijgekomen geld kon worden terugbetaald. Om het slachtoffer te overtuigen is verdachte onder meer met hem naar de belastingdienst gegaan, heeft hij zijn paspoort in onderpand gegeven en heeft hij een schuldbekentenis getekend. Ook heeft hij zich veelal laten vergezellen van zijn vriendin, waarin het slachtoffer vertrouwen stelde.
Naar aanleiding van een aangifte ter zake van oplichting is een politieonderzoek ingesteld. Tijdens dit politieonderzoek heeft benadeelde op 5 oktober 2012 aangifte van oplichting gedaan tegen verdachte. Op 16 april 2013 heeft de officier van justitie de zaak tegen verdachte geseponeerd wegens onvoldoende wettig bewijs. Benadeelde heeft op 11 juli 2013 middels de procedure van artikel 12 Sv zich daarover beklaagd bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij beschikking van 10 juli 2014 heeft het Hof alsnog de vervolging van verdachte bevolen. Thans dient de rechtbank te beoordelen of verdachte zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en zo ja, hoe dit strafbaar handelen dient te worden gekwalificeerd.
Feiten
Op 5 oktober 2012 heeft benadeelde aangifte gedaan van oplichting gepleegd door verdachte. Uit de aangifte blijkt dat benadeelde op 15 oktober 2011 is benaderd door betrokkene, de vriendin van verdachte. benadeelde kende betrokkene al langer als betrouwbare klant van zijn bedrijf benadeelde . betrokkene vertelde hem dat verdachte dringend geld nodig had en vroeg of benadeelde aan verdachte een bedrag van €6.000 wilde lenen. Verdachte zou een auto van het merk BMW voor deze lening in onderpand geven. Als vriendendienst aan betrokkene besloot benadeelde het gevraagde geld aan verdachte te lenen. benadeelde heeft vervolgens op 15 oktober 2011 €6.000 op het aan hem opgegeven rekeningnummer ten name van broer 1 verdachte overgemaakt. Dezelfde middag belde verdachte naar benadeelde en zei hij dat €6000 niet genoeg was. Hij wilde nog €3.000 lenen. Gezien de in onderpand gegeven BMW ging benadeelde akkoord en maakte hij dezelfde dag nog €3.000 naar hetzelfde rekeningnummer over. Benadeelde verklaart vervolgens als volgt:
“Daarna was het bijna wekelijks dat ik werd bezocht door verdachte en betrokkene . verdachte hield steeds weer een heel aannemelijk en geloofwaardig verhaal dat zijn vader een stuk grond had verkocht en dat de opbrengst daarvan was overgemaakt op een Nederlandse bankrekening van de bank ten name van broer 1 verdachte . Vervolgens vertelde verdachte dat de opbrengst van deze grond onder de Nederlandse inkomstenbelasting viel en zijn vader daarover belasting moest betalen. verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte) gaf aan dat hij het geld er niet voor had en vroeg aan mij of ik hem hierbij wilde helpen. Hij zei dat als het geld niet vrij kwam hij mij het geleende geld ook niet terug kon betalen. Er werd mij steeds voorgehouden dat er bij de vader van verdachte veel geld zou vrij komen als de belasting zou worden betaald en dat ik dan mijn deel terug betaald zou krijgen. Na een aantal malen geldbedragen van €10.000 te hebben overgemaakt aan verdachte en mijn geld maar niet terug (de rechtbank begrijpt: kreeg), begon ik toch argwaan te krijgen en voelde mij steeds meer in het nauw gedreven. verdachte waarschuwde mij dat als ik niet nog meer geld aan hem zou overmaken het dan heel lang zou gaan duren voordat ik het geld terug zou krijgen, omdat dan het geld van zijn vader nooit vrij zou komen. Door alle mooie praatjes en beloftes van verdachte bleef ik geloven in het feit dat hij al het geld aan mij zou terug betalen. Telkens werd door verdachte beloofd dat het geld binnen een paar dagen zou worden overgemaakt. Het is zelfs een keer voorgekomen dat verdachte met zijn broer 2 verdachte een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf waarbij hij zelfs dreigde dat als ik niet nog meer zou betalen de kans groot was dat ik nooit meer mijn geld zou terugkrijgen. Ik had eigenlijk geen andere keus dan maar te betalen, omdat mij werd gezegd dat ik anders naar mijn centen kon fluiten.
Uiteindelijk heb ik betrokkene te kennen gegeven dat ik verdachte niet nog meer geld wilde lenen, waarop betrokkene mij verzekerde en geruststelde dat het geld van zijn vader eerdaags vrij zou komen en al het geld dan aan mij zou worden terugbetaald. Toen betrokkene en verdachte wederom met hetzelfde geloofwaardige verhaal kwamen dat er snel belasting moest worden betaald, voordat het geld van zijn vader vrij zou komen, heeft betrokkene voorgesteld om het geld op haar rekening over te maken. Dat gaf mij in ieder geval een wat beter gevoel. In totaal heb ik €49.000 op de rekening van betrokkene overgemaakt. Uiteindelijk is het geleende geld opgelopen naar ruim €85.000. Ik heb meermalen gevraagd om terugbetaling van mijn geld, maar telkens werd mij beloofd en toegezegd dat het binnen een paar dagen zou worden terugbetaald. Tot op heden heb ik nimmer één cent terug gehad.”
Verder heeft benadeelde verklaard dat hij op 14 december 2011 met verdachte naar de FIOD is geweest. Op de terechtzitting, als getuige gehoord, heeft benadeelde verklaard dat verdachte in het bijzijn van benadeelde bij de belastingdienst heeft nagevraagd hoeveel belasting hij moest betalen wanneer er een bedrag van €800.000 zou vrijkomen.
Zowel bij de politie als op de terechtzitting heeft benadeelde verklaard dat verdachte een schuldbekentenis heeft ondertekend, welke zich in het dossier bevindt. In deze schuldbekentenis is opgenomen dat verdachte uiterlijk op 9 december 2011 een bedrag van €71.000 zal storten op de rekening van benadeelde . Op de terechtzitting heeft benadeelde verklaard dat verdachte tevens zijn paspoort aan benadeelde had gegeven. benadeelde heeft hiervan een kopie gemaakt, deze aan de schuldbekentenis gehecht en heeft het paspoort vervolgens in zijn kluis bewaard. Bij de aangifte heeft benadeelde het paspoort aan de politie overhandigd. Op de terechtzitting heeft benadeelde een kopie van het paspoort van verdachte aan de rechtbank overgelegd. Deze kopie is aan het dossier toegevoegd.
Betrokkene is door de politie op 25 augustus 2012 als getuige gehoord en heeft, onder meer, als volgt verklaard.
“Ik weet dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte ) van heel veel mensen geld leent en dat niet terug betaalt. Hij vertelt tegen iedereen een ander verhaal.”
Verder heeft betrokkene verklaard dat verdachte van benadeelde geld heeft geleend omdat zijn bankrekening zou zijn geblokkeerd. Een bedrag van €40.000 is in september 2011 via de bankrekening van betrokkene gegaan. Verdachte heeft toen een week de bankpas van betrokkene geleend en beschikte over haar pincode. betrokkene heeft verder verklaard dat verdachte een deel van het geld cash van de rekening heeft gehaald en een deel rechtstreeks aan casino’s heeft overgemaakt. Ook zou een deel van het geld zijn overgemaakt op de rekening van het broertje van verdachte.
Uit de zich in het dossier bevindende bankrekeningafschriften van bedrijf benadeelde blijkt dat in de periode van 5 november 2011 tot en met 20 november 2011 in totaal een bedrag van €47.000 is gestort op bankrekening rekeningnummer ten name van betrokkene .
In het dossier bevindt zich verder een uitdraai van de binnenkomende en uitgaande SMS-berichten van het mobiele nummer van benadeelde van en naar mobiel nummer mobiel nummer in de periode 5 november 2011 tot en met 5 december 2011.
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van deze tekstberichten blijkt dat het betrokkene is geweest die deze tekstberichten heeft gestuurd. Tevens onderbouwt de inhoud van het SMS-bericht van 2 december 2011, 12:54, de aangifte van benadeelde met betrekking tot het door verdachte vertelde verhaal over zijn vader en het vrijkomen van geld en bevestigen de berichten ook dat er een auto in onderpand is gegeven.
Uit de bankafschriften van bedrijf benadeelde blijkt dat er in de periode van 22 oktober 2011 tot en met 24 december 2011 in totaal een bedrag van €33.900 is gestort op bankrekeningnummer rekeningnummer ten name van broer 1 verdachte .
broer 1 verdachte is de jongere broer van verdachte en is woonachtig op hetzelfde adres als verdachte. Broer 1 verdachte heeft verklaard dat het bankrekeningnummer rekeningnummer inderdaad aan hem toebehoort. Hij maakt al geruime tijd geen gebruik van deze bankrekening omdat hij niet over een bankpas beschikt.
De politie heeft navraag gedaan bij de belastingdienst over een bezoek van benadeelde, vergezeld van een andere man, aan de belastingdienst. Dit bezoek werd door een medewerker van de belastingdienst bevestigd.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels benadeelde heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft volgens de aangifte benadeelde verteld dat zijn vader een stuk grond in Marokko had verkocht. De opbrengst van de verkoop zou op een rekening staan, welke geblokkeerd was omdat in Nederland eerst belasting over het bedrag moest worden betaald. De vader van verdachte zou niet beschikken over het geld om de belastingvordering te voldoen. Als benadeelde geld aan verdachte zou lenen, zou het geld vrijkomen en kon benadeelde worden terugbetaald. Bij het uitblijven van het terugbetalen aan benadeelde en het telkens weer vragen om meer geld, heeft verdachte benadeelde steeds weer voorgehouden dat het geld vrij zou komen zodra de belasting was betaald. Indien benadeelde niet meer geld zou betalen, zou het geld nooit vrijkomen.
De aangifte van benadeelde wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. Zo bevestigt de tekst van de SMS-berichten van betrokkene aan benadeelde dat er sprake is geweest van een geldlening en tevens dat hiervoor een auto, merk BMW, in onderpand is gegeven. Verder blijkt uit de berichten dat de vader van verdachte een rol speelde in het verhaal en dat een bank het geld diende vrij te geven.
Om het vertrouwen van benadeelde te wekken is een auto, merk BMW, in onderpand gegeven. Toen benadeelde toch zijn twijfels kreeg bij het verhaal van verdachte en verdachte steeds weer een beroep op benadeelde deed om meer geld te geven, is voorgesteld de bankrekening van betrokkene voor de overmaking van het geld te gebruiken. benadeelde kende betrokkene al langer en hij vertrouwde haar. betrokkene bevestigt ook hier de aangifte dat zij haar rekening ter beschikking heeft gesteld voor de ontvangst van geldbedragen, dat verdachte over haar pinpas en pincode beschikte en geldbedragen van haar rekening heeft opgenomen, dan wel heeft overgemaakt naar een ander/anderen.
Om zijn verhaal te ondersteunen, zou verdachte met benadeelde een bezoek hebben gebracht aan de belastingdienst. Dat benadeelde in aanwezigheid van een ander de belastingdienst heeft bezocht is bevestigd. Hoewel meer specifieke informatie over dit bezoek niet voorhanden is, acht de rechtbank de verklaring van benadeelde op dit punt ook aannemelijk.
Verder bevindt zich in het dossier een schuldverklaring ten bedrage van €71.000 gedateerd op 3 december 2011, met daaronder de namen van verdachte en benadeelde, alsmede twee handtekeningen. benadeelde heeft verklaard dat hij de schuldverklaring als schuldeiser heeft ondertekend en dat verdachte deze als schuldenaar van zijn handtekening heeft voorzien. Ook hiermee heeft verdachte bij hem het vertrouwen gewekt dat hij het geld zou terugbetalen.
De verklaring van verdachte dat hij nooit een schuldverklaring aan benadeelde heeft ondertekend en dat het niet zijn handtekening betreft, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In het dossier bevinden zich twee handtekeningen van verdachte, welke door hem in het bijzijn van verbalisanten onder zijn verklaringen zijn geplaatst. Ook de ter terechtzitting aan het dossier toegevoegde kopie van het paspoort van verdachte bevat zijn handtekening. De rechtbank stelt vast dat deze handtekeningen sterke overeenkomsten vertonen met de handtekening onder de schuldverklaring.
Uit het sms-verkeer tussen betrokkene en benadeelde blijkt dat betrokkene benadeelde er op 2 december 2011 van heeft willen weerhouden de in onderpand gegeven auto te verkopen. betrokkene vraagt benadeelde dan in een bericht of hij niet tot maandag kan wachten en deelt tevens mee dat verdachte een afspraak heeft met de vrouw van benadeelde . Uit het sms-verkeer van de vrouw van benadeelde blijkt dat zij aan betrokkene heeft meegedeeld dat zij overwegen aangifte te doen wegens oplichting en dat benadeelde nu de auto gaat verkopen. betrokkene reageert dan als volgt: “Maar nee benadeelde zei maandag!! Er is nog kans dat die vader komt. Dit kan echt niet!!” De vrouw van benadeelde deelt betrokkene vervolgens mee dat zij wil dat verdachte bij haar langs komt om wat schriftelijk vast te leggen. betrokkene reageert hierop als volgt: “Ik zal verdachte zo bellen en vragen hoe laat hij kan komen.” Nu de schuldbekentenis dateert van 3 december 2011 ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank ook de inhoud van deze sms-berichten de verklaring van benadeelde dat verdachte de schuldbekentenis heeft ondertekend en tevens dat dit rond 3 december 2011 heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat sprake is van een kennelijke verschrijving in de dagvaarding. De aanvang van de ten laste gelegde periode dient te worden gelezen als 1 oktober 2011.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde, daartoe stellende dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte ontkent hetgeen hem ten laste is gelegd en het dossier bevat niet veel meer dan de aangifte van benadeelde . Verdachte ontkent een schuldbekentenis te hebben ondertekend. Indien hij deze wel zou hebben getekend, dan is dit slechts een bevestiging dat tussen hem en benadeelde sprake is van een overeenkomst van geldlening, en dit is een civiele aangelegenheid.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na aanvankelijk op 15 oktober 2011 een bedrag van totaal €9.000 te hebben geleend van benadeelde zich vervolgens heeft schuldig gemaakt aan oplichting van die benadeelde .
Bewezenverklaring
Oplichting, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.