Veroordeling wegens sociale zekerheidsfraude. Afwijzing niet-ontvankelijkheidsverweer in verband met handelen in strijd met Aanwijzing sociale zekerheidsfraude.
/Rechtbank Noord-Nederland 20 februari 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1097
Verdachte heeft, samen met zijn partner, gedurende vele jaren verzuimd aan de sociale dienst de verdiensten uit werkzaamheden, uit het verhandelen van auto's of uit verkopen via internet door te geven waardoor hij jarenlang een hogere uitkering heeft ontvangen dan waarop hij recht had.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft gesteld dat de officier van justitie voor de beoordeling of deze zaak strafrechtelijk vervolgd had moeten worden, had moeten kijken naar het feitelijke nadeel. Dit feitelijk nadeel ligt beneden de € 50.000 zodat deze zaak met een bestuurlijke boete afgedaan had moeten worden. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de tekst van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude, in combinatie met de vaste jurisprudentie omtrent dit punt, volgt dat het openbaar ministerie voor haar beoordeling uit kan gaan van het bruto benadelingsbedrag zoals vastgesteld in het opsporingsonderzoek. In de onderhavige zaak is een bruto benadelingsbedrag vastgesteld van ruim € 90.000. De officier van justitie kon en mocht derhalve overgaan tot vervolging van verdachte.
Bewezenverklaring
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte naar alle waarschijnlijkheid nooit in staat zal zijn de ten onrechte genoten uitkering terug te betalen. Een forse straf is dan ook op zijn plaats. De officier van justitie heeft, rekening houdend met alle omstandigheden, een lagere straf geëist dan in de toepasselijke richtlijn wordt genoemd. De rechtbank zal, ook in het licht van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, de officier volgen in zijn eis.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.
Rechtbank Noord-Nederland 20 februari 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1096
De partner van verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.