Veroordelingen voor het zonder vergunning uitvoeren van gasturbineonderdelen naar Iran
/Rechtbank Limburg 18 februari 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:1484 en ECLI:NL:RBLIM:2019:1483
Rechtbank Limburg heeft het Venlose bedrijf Euroturbine BV en vier medeverdachten veroordeeld voor met name het zonder vergunning uitvoeren van gasturbineonderdelen naar Iran.
Wat is er gebeurd?
Nadat het Nederlandse vergunningenbeleid voor de export van gasturbineonderdelen naar Iran begin 2009 was aangescherpt vanwege signalen van proliferatiegevoelige activiteiten, hebben de verdachten samen met een in Bahrein gevestigde dochteronderneming en andere gelieerde ondernemingen juridische schijnconstructies opgezet om de gasturbineonderdelen toch via een omweg aan klanten in Iran te leveren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat deze schijnconstructies tot doel hadden om de vergunningplicht te omzeilen en heeft de verdachten veroordeeld voor het handelen in strijd met die vergunningplicht en valsheid in geschrifte. Verdachten zijn ook veroordeeld voor het in structureel verband plegen van die feiten.
De (indirect) aandeelhouder die ook werd verdacht van onjuiste belastingaangiftes en het witwassen van gelden met een criminele herkomst, is voor het overgrote deel van deze feiten vrijgesproken.
Straffen
Aan de in Nederland en Bahrein gevestigde vennootschappen zijn geldboetes opgelegd van respectievelijk 500.000 euro en 350.000 euro, waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij het bepalen van de straf voor de drie verdachte personen heeft de rechtbankrekening gehouden met het achterliggende doel van de vergunningplicht voor gasturbineonderdelen, namelijk het bewaken van de internationale veiligheid en rechtsorde door het tegengaan van proliferatie.
Het welbewust handelen van de verdachten om de nationale en internationale exportcontrolewetgeving te omzeilen, is dan ook te beschouwen als een ernstige normschending. De vraag of de goederen geëxporteerd mochten worden was namelijk na het opleggen van de vergunningplicht niet meer aan de verdachten, maar aan de Nederlandse autoriteiten. Door dit systeem te ondermijnen en slinkse wegen te zoeken om de goederen toch zonder de vereiste vergunning in Iran te krijgen, hebben de verdachten strafbare feiten gepleegd die in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank echter ook rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen de aanhouding van de verdachten in april 2010 en de uiteindelijke berechting in 2018/2019. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat een voormalige directeur van het bedrijf, die ook deels bij deze feiten betrokken was, door het OM is bestraft met een werkstraf van 120 uren.
De indirect aandeelhouder, door de rechtbank aangemerkt als “de grote baas” is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uren.
De directeur van het bedrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 200 uren.
De werkneemster die de praktische gang van zaken rondom de verboden exporten regelde, is veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren.
Omdat de drie verdachten in 2010 een maand in voorlopige hechtenis hebben gezeten, hoeven ze niet terug naar de gevangenis.
Lees hier de volledige uitspraken: