Vijf jaar gevangenisstraf voor gewoontewitwassen door overboekingen naar niet bestaande bedrijven
/Rechtbank Amsterdam 16 oktober 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:7133 Verdachte heeft zich gedurende een periode van 3,5 jaren schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van ruim twaalf miljoen euro. Ook heeft verdachte valse facturen voorhanden gehad, met het doel met behulp daarvan zijn witwashandelingen te verhullen. Hierbij schroomde verdachte niet namen te gebruiken van legitieme ondernemingen, die niets met de gedragingen van verdachte van doen hebben.
Verdenking
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van ruim 12 miljoen euro in de periode van 1 mei 2011 tot en met 7 januari 2015. Onder feiten 2 en 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 onder A en B ten laste gelegde, op grond van observaties, camerabeelden, bankafschriften, verklaringen van medeverdachten en getuigen en op grond van goederen die zijn aangetroffen bij verdachte bij zijn aanhouding en in zijn woning. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging moet verdachte van een groot deel van de tenlastegelegde stortingen van contante gelden worden vrijgesproken.
In de eerste plaats omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat anderen dan verdachte stortingen hebben verricht. In de tweede plaats omdat verdachte veelvuldig in het buitenland verbleef en hij toen dus helemaal geen contant geld op rekeningen in Nederland kon storten. De periodes gedurende welke verdachte in het buitenland verbleef heeft de raadsman in zijn pleitnotities opgenomen.
De verdachte stelt ook dat vrijspraak moet volgen voor het onder 2 onder C en het onder 3 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 onder C en feit 3
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen wat onder feit 2 onder C en onder feit 3 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van het volgende uit.
Onderzoek naar de bankafschriften van bedrijf 1 t/m 10 laat het volgende beeld zien. Aanvankelijk is het saldo op de bankrekeningen ongeveer €0,00. Er worden vervolgens bedragen in contanten op die rekeningen gestort, variërend van €10.000,00 tot €100.000,00 per dag in transacties die vaak slechts enkele minuten na elkaar plaatsvinden. Korte tijd later, dat wil zeggen enkele uren of dagen na de stortingen, worden deze bedragen overgeboekt ofwel naar bankrekeningen van gelieerde ondernemingen ofwel naar bankrekeningen in het buitenland, doorgaans onder de vermelding “openstaand factuur”. Het merendeel van de buitenlandse bankrekeningen zijn rekeningen in China en Hong Kong.
De overboekingen komen voor wat betreft de hoogte van het bedrag overeen met het bedrag dat eerder contant is gestort, waardoor het saldo op de bankrekeningen waarop het contante geld aanvankelijk was gestort teruggebracht wordt tot rondom nul. Zonder de contante stortingen zou het saldo ontoereikend zijn geweest om de uitgevoerde overboekingen te verrichten. Uit de mutaties van de bankafschriften blijkt bovendien niet dat sprake is van enige reële bedrijfsvoering van deze ondernemingen. Er vinden geen normale betalingen bij een betaalautomaat plaats. De overboekingen naar buitenlandse ondernemingen worden bovendien niet gedekt door – bedrijfsmatige – bijboekingen van handelsgeld. Meerdere van de genoemde ondernemingen zijn blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel en/of de contactgegevens behorende bij de bankrekeningen gevestigd in een garagebox, in plaats van in een woning of een bedrijfspand. Onder deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat de bankrekeningen voor geen enkel ander doel worden gebruikt dan het ontvangen van contante stortingen en het vrijwel onmiddellijk doorboeken van die gelden. Niet is aannemelijk geworden dat de ondernemingen in de vermelde periodes enige reële handelsactiviteit hebben ontplooid.
Betrokkenheid verdachte bij deze ondernemingen
Voor de rechtbank staat vast staat dat verdachte de persoon is geweest die een groot deel van de contante stortingen en girale overboekingsopdrachten heeft verricht, maar ook dat een deel daarvan is uitgevoerd door aan verdachte gelieerde personen, waarbij persoon 1 een prominente rol heeft vervuld. De rechtbank acht het niet van wezenlijk belang dat verdachte de persoon is geweest die alle handelingen zelf heeft verricht, nu uit voorgaande getuigenverklaringen, tapgesprekken en uit in de woning van verdachte aangetroffen bescheiden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte de drijvende kracht was achter al deze ondernemingen, bankrekeningen en transacties, zodat alle contante stortingen en girale overboekingen onder de verantwoordelijkheid van verdachte zijn uitgevoerd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer, strekkende tot uitsluiting van strafrechtelijke toerekenbaarheid van verdachte voor stortingen en overboekingen die zijn verricht door anderen al dan niet tijdens het verblijf van verdachte in het buitenland. Ten aanzien van die stortingen en overboekingen beschouwt de rechtbank verdachte als dader, in het geval van de overboekingen door bedrijf 3 en bedrijf 2 als medepleger.
Bankrekeningen ten name van verdachte
In de periode van 27 februari 2012 tot en met 31 oktober 2013 is op de bankrekening met nummer ten name van verdachte een bedrag in contanten gestort van in totaal €60.720,00. In totaal hebben er 17 stortingen plaatsgevonden. Stortingen hebben op sommige dagen kort na elkaar plaatsgevonden en liepen per dag op tot bijna €30.000,00.
Verdachte ontvangt een uitkering van jaarlijks zo een €18.000,00 bruto. Verdachte heeft verklaard dat een deel van het gestorte geld aan zijn neven toebehoorde, die het opnamen, dan stortten, dan weer opnamen, dan weer stortten, enzovoorts. Ook zou verdachte enkele duizenden euro’s hebben verdiend in een casino. Verdachte heeft deze verklaringen echter niet onderbouwd met verifieerbare informatie, waardoor deze niet aannemelijk zijn gemaakt. De verklaring van verdachte dat hij telkens geld won in illegale casino’s acht de rechtbank dermate onwaarschijnlijk dat daaraan geen betekenis wordt verbonden. Verdachtes verklaringen daarover zijn overigens ook niet consistent.
Van het hiervoor genoemde bedrag heeft verdachte verklaard dat €20.000,00 is gestort door personen die containers kwamen kopen. Er is geen nader onderzoek gedaan naar deze personen en dit geldbedrag, terwijl dat wel mogelijk was geweest. De rechtbank rekent een storting van €20.000,00 op deze rekening van verdachte dan ook niet aan verdachte toe en spreekt verdachte in zoverre vrij.
In de periode van 6 februari 2012 tot en met 13 februari 2014 is op de bankrekening met nummer ten name van verdachte een bedrag in contanten gestort van in totaal €210.520,00. In totaal hebben er 89 stortingen plaatsgevonden. De gestorte bedragen varieerden van €100,00 tot €9.000,00 per storting. Stortingen hebben op sommige dagen kort na elkaar plaatsgevonden en liepen per dag op tot ruim €27.000,00.
Contante gelden aangetroffen op 7 januari 2015
Op 7 januari 2015 hebben verdachte en persoon 2 zich naar Schiphol begeven. Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is te zien dat verdachte iets uit een plastic tas pakt, die hij bij zich draagt, en aan persoon 2 overhandigt, waarna persoon 2 dat doet verdwijnen in een geldautomaat van de ABN AMRO bank. Verdachte en persoon 2 zijn vervolgens ieder achter een computer gaan zitten, waarna verdachte opnieuw een soortgelijke bundel uit zijn tas pakt en aan Al-Alaa overhandigt. persoon 2 heeft zich daarop opnieuw gevoegd in de rij voor de geldautomaat. Korte tijd later zijn beiden aangehouden. Bij verdachte is een contant geldbedrag van €40.000,00 aangetroffen. persoon 2 bleek in het bezit van €10.180,00. In de woning van verdachte is een contant geldbedrag van €246.250,00 aangetroffen.
Uit onderzoek is gebleken dat op 7 januari 2015 een geldbedrag van €10.000,00 is gestort op de rekening van bedrijf 4. Het stortingsbewijs van deze storting is bij verdachte aangetroffen bij zijn aanhouding.
Herkomst van de gelden
Uit informatie afkomstig van de Amerikaanse autoriteiten volgt dat een Colombiaanse vrouw, de eerder genoemde persoon 1, zich bezig zou houden met het witwassen van gelden in onder andere de Verenigde Staten en Nederland, welke gelden afkomstig zouden zijn van het op grote schaal importeren van verdovende middelen van Colombia naar Nederland. Daarbij zou onder meer gebruik gemaakt worden van bankrekeningen op naam van bedrijf 6 en bedrijf 8 B.V. Op 14 april 2014 is geobserveerd dat persoon 1 een ontmoeting had met een verdachte, waarna persoon 1 zich begaf naar de woning van verdachte. Korte tijd later is de zoon van verdachte, van deze woning naar een bankinstelling gereden, in de auto van verdachte, om €40.000 contant geld te storten op de bankrekening van bedrijf 1.
Uit het onderhavige onderzoek is, zoals hiervoor weergegeven, gebleken
- dat verdachte nauw samenwerkt met persoon 1, die in verband wordt gebracht met een persoon die betrokken zou zijn bij het invoeren en verhandelen van verdovende middelen,
- dat verdachte grote geldbedragen contant heeft gestort op meerdere bankrekeningen,
- dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen van vele ondernemingen waar hij op papier niets mee van doen had,
- dat de betrokken ondernemingen geen bedrijfsactiviteiten ontplooiden,
- dat de betrokken ondernemingen over nagenoeg geen liquide middelen beschikten,
- dat alle gestorte gelden korte tijd na de storting naar buitenlandse bankrekeningen werden overgeboekt,
- dat verdachte grote geldbedragen in zijn woning voorhanden heeft gehad,
- dat verdachte een groot geldbedrag bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding,
- dat de inkomsten van verdachte bestaan uit een uitkering van €18.000,00 bruto per jaar,
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij een verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Dit heeft verdachte niet gedaan; hij geeft, op enkele duizenden euro’s na, geen verklaring over de legale herkomst van de gelden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan, dan dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Feit 2 onder A en B
In de woning van verdachte zijn op 7 januari 2015 verschillende bescheiden aangetroffen, waaronder een vrachtbrief gericht aan bedrijf 11 in Egypte, alsmede twee facturen van bedrijf 1 gericht aan bedrijf 2 respectievelijk bedrijf 3.
Door een documenten deskundige van de belastingdienst is onderzoek verricht naar de vrachtbrief van bedrijf 1 gericht aan bedrijf 11 in Egypte en geconcludeerd dat deze vals is. Deze conclusie is vooral gebaseerd op het feit dat het geschift geheel is vervaardigd door machineschrift en dat de kopieafbeeldingen van de handtekeningen identieke kenmerken vertonen voor wat betreft detailleringen alsmede de positionering daarvan.
Na onderzoek door de politie wordt geconcludeerd dat de facturen van bedrijf 1 vals zijn, nu de geschriften mankementen vertonen ten aanzien van data, nummering, bedragen en omschrijvingen.
Naam 3 heeft verklaard dat zijn ondernemingen bedrijf 2 en bedrijf 3 geen goederen en/of diensten hebben geleverd aan bedrijf 1. Om deze reden komt bedrijf 1 dan ook niet voor in de administratie van bedrijf 2 respectievelijk bedrijf 3. De bij verdachte aangetroffen facturen zijn volgens naam 3 vals en voorzien van factuurnummers die afkomstig waren van verdachte.
Bewezenverklaring
- gewoontewitwassen;
- valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Gevangenisstraf van 5 jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.