Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking. Vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk.
/Rechtbank Amsterdam 21 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1837
Op basis van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte in de periode van januari 2009 tot en met april 2012 werkzaam was als General Manager Europe voor de benadeelde partij , in onder andere Zwitserland, Duitsland en Nederland. Uit hoofde van zijn werkzaamheden beheerde verdachte de zakelijke bankrekening van de Zwitserse vennootschap benadeelde partij, was hij als enige tekenbevoegd en beschikte hij over de bijbehorende betaalpassen. Verdachte wordt verweten dat hij in deze periode van de zakelijke bankrekening van benadeelde partij in Zwitserland een geldbedrag van 346.485,40 Zwitserse Frank (CHF) heeft verduisterd. Dit bedrag is in de aangifte van benadeelde partij genoemd als totaal verduisterd bedrag en is opgebouwd uit de volgende posten:
- kosten voor een BMW X1 van CHF 95.797,30 en een BMW 118i van CHF 28.172,67;
- salarisbetalingen aan benadeelde partij van CHF 39.446,05;
- overschrijvingen naar een Postfinance rekening van CHF 45.376,45;
- contante geldopnames van CHF 1.911,05;
- een overschrijving van CHF 793,70;
- overschrijvingen naar de privérekening van verdachte van CHF 41.046,58;
- afrekeningen van Mastercard van CHF 76.036,55;
- pinbetalingen van CHF 17.905,05.
In zijn verhoor bij de politie op 26 januari 2015 heeft verdachte erkend dat hij het in de aangifte vermelde geldbedrag heeft verduisterd en dat hij het geld onder meer ook heeft aangewend voor privéuitgaven. Verdachte is hier ter terechtzitting gedeeltelijk op teruggekomen. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij in de periode van januari 2010 tot en met maart 2012 geldbedragen van de bankrekening van zijn werkgever voor privédoeleinden heeft gebruikt en zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dit deed hij onder andere door zogeNaamd salaris aan benadeelde partij uit te betalen op de bankrekening van zijn eigen bedrijf Naam bedrijf , geldbedragen over te schrijven naar zijn eigen Postfinance rekening en geldbedragen contant op te nemen. De verduistering van deze geldbedragen, in totaal CHF 86.733,55, wordt door verdachte niet betwist. Ten aanzien van de andere posten heeft verdachte verklaard dat het daarbij (deels) ging om zakelijke kosten. Deze geldbedragen heeft verdachte dan ook niet (geheel) voor privédoeleinden gebruikt.
Over zijn bekennende verklaring bij de politie heeft verdachte aangevoerd dat hij destijds als gevolg van zijn verslavingsproblematiek lastige situaties probeerde te vermijden en confrontaties uit de weg ging. Om die reden heeft hij niet gedetailleerd naar de aangifte van benadeelde partij gekeken en bij de politie een volledige bekentenis afgelegd.
Gelet op de psychische gesteldheid van verdachte in 2015 als gevolg van zijn alcoholverslaving, acht de rechtbank deze verklaring aannemelijk. Omdat verdachte bovendien ter terechtzitting gemotiveerd op zijn bekentenis (deels) is teruggekomen, zal de rechtbank hem niet houden aan zijn verklaring zoals bij de politie afgelegd, maar bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit uitgaan van de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
Verdachte heeft allereerst betwist dat hij onrechtmatig kosten heeft gemaakt voor de BMW X1 en BMW 118i van CHF 123.969,97. In de ten laste gelegde periode heeft verdachte namens benadeelde partij deze auto’s geleased. Volgens benadeelde partij is dit gebeurd zonder toestemming van het bedrijf. Uit de inhoud van het dossier en de stukken die de raadsvrouw ter onderbouwing van het standpunt van verdachte heeft overhandigd, kan echter worden afgeleid dat de geleasede auto’s dienstauto’s waren, waar medewerkers van benadeelde partij tijdens hun werkzaamheden gebruik van hebben gemaakt. Verdachte heeft bovendien gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat hij binnen benadeelde partij verantwoordelijk was voor de mobiliteit binnen de ondernemingen en daarvoor ook tekeningsbevoegd was. De leasecontracten staan op Naam van persoon2 en op Naam van persoon3. Gelet hierop gaat de rechtbank er daarom van uit dat het leasen van de BMW X1 en BMW 118i door verdachte niet onrechtmatig was en verdachte dus niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de totale opgevoerde autokosten.
Verdachte heeft wel erkend dat hij tijdens zijn werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van de BMW X1 en BMW 118i, terwijl hem dat vanwege zijn arbeidsvoorwaarden niet was toegestaan. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het gebruik maken van de dienstauto’s kan worden aangemerkt als verduistering in de zin van de artikelen 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. De omstandigheid dat verdachte af en toe gebruik heeft gemaakt van de dienstauto’s en daarmee steeds kort en tijdelijk hierover de beschikkingsmacht heeft gehad en kosten heeft gemaakt, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het wederrechtelijk toe-eigenen van de geldbedragen. Dit betekent dat verdachte ten aanzien van de kosten van de BMW X1 en BMW 118i wordt vrijgesproken.
Verdachte heeft de overschrijving naar een bank rekening van CHF 793,70 eveneens betwist. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij deze betaling heeft verricht en heeft hiervan geen administratie kunnen terugvinden. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld waar de overschrijving betrekking op heeft gehad, laat staan dat kan worden bewezen dat verdachte het geldbedrag heeft verduisterd. De enkele stelling van benadeelde partij dat verdachte deze kosten onrechtmatig heeft gemaakt, is hiervoor onvoldoende. Dit betekent dat verdachte ook ten aanzien van verduistering van het bedrag van CHF 793,70 wordt vrijgesproken.
Verdachte heeft een deel van de overschrijvingen naar zijn privérekening, afrekeningen van Mastercard en pinbetalingen betwist. Verdachte heeft erkend dat hij van de overschrijvingen naar zijn privérekening een geldbedrag van CHF 30.729,57 heeft verduisterd. Ten aanzien van de afrekeningen van Mastercard en pinbetalingen heeft hij een geldbedrag van CHF 59.829,10 respectievelijk CHF 15.904,25 verduisterd. De overige geldbedragen zijn volgens verdachte zakelijke kosten die hij tijdens en ten behoeve van zijn werkzaamheden heeft gemaakt. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting een gemotiveerde verklaring afgelegd en ter onderbouwing stukken overhandigd. In het licht van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de stelling van benadeelde partij dat verdachte al deze kosten onrechtmatig heeft gemaakt, geen steun vindt in de overige inhoud van het dossier. Het ten laste gelegde feit kan ten aanzien van de overschrijvingen, afrekeningen en pinbetalingen tot voormelde geldbedragen worden bewezen. Verdachte wordt van verduistering van de overige geldbedragen vrijgesproken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit is bewezen, namelijk dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking bij benadeelde partij een geldbedrag van in totaal CHF 193.196,47 heeft verduisterd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren.
De vordering benadeelde partij
De benadeelde partij benadeelde partij heeft een vordering tot betaling van materiële schadevergoeding ingediend. Zij heeft het gevorderde schadebedrag omgerekend naar euro’s. Uit de vordering is naar voren gekomen dat de totale door de benadeelde partij gestelde schade een geldbedrag van € 372.256,02 betreft. Dit geldbedrag bestaat uit de volgende posten:
- autokosten € 78.803,70 (post 1);
- afschrijvingen € 116.935,04 (posten 2-5);
- contante opnames € 1.764,28 (post 6);
- afrekeningen van Mastercard € 70.196,90 (post 7);
- pinbetalingen € 16.530,- (post 8);
- verzekeringskosten € 68.887,60 (post 9);
- juridische kosten € 19.138,50 (post 10).
Uit de vordering is verder duidelijk geworden dat de verzekering een bedrag van € 215.489,- heeft vergoed. De benadeelde partij heeft daarom betaling van € 156.767,02 aan materiële schadevergoeding gevorderd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt dat zij voorafgaand aan de terechtzitting contact heeft gehad met de benadeelde partij, die haar heeft laten weten dat post 9 (€ 68.887,60) moet komen te vervallen. Bij nader inzien had deze post niet op de vordering terecht moeten komen. De post moet dan ook op het schadebedrag in mindering worden gebracht, zodat een gevorderde materiële schadevergoeding van € 87.879,42 resteert.
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de vordering benadeelde partij wordt toegewezen en dat als waarborg voor betaling aan de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
De raadsvrouw heeft daarentegen bepleit dat de vordering te complex is om in het strafgeding te behandelen. Allereerst heeft Nederland volgens de raadsvrouw geen rechtsmacht om over de vordering van benadeelde partij te beslissen, gezien de bepalingen die hierover zijn vermeld in de overeenkomsten van benadeelde partij met naam bedrijf dan wel verdachte. De benadeelde partij spreekt ten tweede de verkeerde persoon aan, aangezien zij zich moet wenden tot naam bedrijf en niet tot verdachte. Bovendien heeft verdachte een tegenvordering van ongeveer € 288.000,-, die benadeelde partij heeft verzwegen en naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid bij de beoordeling van de vordering benadeelde partij moet worden betrokken. Tot slot heeft de benadeelde partij onvoldoende schade beperkend opgetreden, door verdachte volledig en onbeperkt bevoegd te maken en hem twee jaren lang niet te controleren. Deze argumenten maken, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, dat de vordering benadeelde partij te complex is om in het strafgeding te worden behandeld en dus dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij haar vordering in beginsel voldoende met stukken heeft onderbouwd. De raadsvrouw heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Namens de benadeelde partij is echter niemand ter terechtzitting verschenen om de vordering nader toe te lichten en vragen over de vordering te beantwoorden. In het licht van deze omstandigheden en de verweren van de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Lees hier de volledige uitspraak.