Voorwaardelijke gevangenisstraf wegens verduistering (art. 322) nu verdachte terugbetalingsregeling is aangegaan en niet onaannemelijk is dat een onvoorwaardelijke straf de mogelijkheden om aan deze regeling te voldoen kan verstoren
/Rechtbank Den Haag 1 april 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:3648
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen van in totaal € 400.000. Daartoe heeft hij geldbedragen op meerdere momenten, in het kader van een door hem zelf bedachte en opgestelde geldlening, overgeboekt naar aan hem gelieerde bankrekeningen. Deze geldbedragen betroffen het (voormalige) reservefonds van een vereniging van eigenaren en waren aan het beheer van verdachte toevertrouwd uit hoofde van zijn functie als administrateur van die vereniging van eigenaren, in zijn hoedanigheid van bestuurder van een stichting. In deze hoedanigheden had verdachte het beheer over de bankrekeningen van die entiteiten en kon hij feitelijk beschikken over de daarop staande geldbedragen.
Achtergrond
Op 29 april 2013 heeft benadeelde 4 namens benadeelde partij 1 aangifte gedaan van verduistering. Volgens zijn aangifte zou verdachte als bestuurder van die stichting, en vanuit die functie als administrateur van benadeelde partij 2, geldbedragen van de rekening van de vereniging van eigenaren hebben overgemaakt naar zijn privé- en zakelijke rekeningen. Daartoe zou hij een leenovereenkomst voor een geldbedrag van € 400.000 hebben opgesteld, die hij namens de twee contractpartijen (de vereniging en zijn eigen bedrijf) hebben ondertekend. Volgens aangever had verdachte de leenovereenkomst aan de Raad van Toezicht van de stichting moeten voorleggen op grond van de statuten, hetgeen verdachte niet zou hebben gedaan. Voorts heeft de vereniging verdachte niet op enige wijze toestemming gegeven voor het overmaken van de geldbedragen. Verdachte wordt verweten dat hij een geldbedrag van € 571.335,85, althans € 469.655, althans ongeveer € 400.000 heeft verduisterd. Verdachte heeft bekend dat hij een geldbedrag van € 400.000 heeft verduisterd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde voor zover dit ziet op een geldbedrag van ongeveer € 400.000.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling rechtbank
Nu verdachte – verduistering van € 400.000 terwijl hij dat geldbedrag onder zich had tegen geldelijke vergoeding – heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman hiervoor vrijspraak hebben bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 23 mei 2011 tot en met 17 september 2012 meermalen geldbedragen, van in totaal € 400.000, heeft verduisterd van de rekening van benadeelde partij 2, welke geldbedragen hij uit hoofde van zijn functie als administrateur van die vereniging in beheer had, en terwijl hij die geldbedragen tegen geldelijke vergoeding onder zich had.
Bewezenverklaring
Verduistering gepleegd door hem die het goed tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaar en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde de door hem overeengekomen betalingsregeling met de benadeelde partij 2 en benadeelde partij 1 nakomt middels het betalingsschema;
- een taakstraf voor de tijd van 240 uur.
Ter terechtzitting van 18 maart 2015 heeft verdachte zijn spijt betuigd. Het was volgens zijn verklaring dom dat hij zijn plan – het investeren van het geld namens de vereniging van eigenaren in de vorm van een geldlening ten behoeve van een investering die hijzelf wilde doen – niet aan de raad van toezicht van de stichting had voorgelegd. Er is een terugbetalingsregeling overeengekomen die hij al deels is nagekomen en hij zal zich voorts inzetten deze regeling geheel na te komen tot aan het schadebedrag. Verdachte is volgens zijn verklaring door de media-aandacht die onderhavige zaak met zich mee heeft gebracht beperkt in zijn mogelijkheden om te ondernemen en om inkomsten te genereren, hetgeen de terugbetaling van onderhavige schade ook heeft bemoeilijkt.
Gelet op de ernst van de feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. De rechtbank acht echter het (spoedig) herstel van de door verdachte berokkende schade van zwaarder belang. Dit, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte een terugbetalingsregeling is aangegaan - die hij tot nu toe is nagekomen - en niet onaannemelijk is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de mogelijkheden voor verdachte om aan deze regeling te voldoen kan verstoren, maakt dat de rechtbank de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk oplegt.
Lees hier de volledige uitspraak.