Vrijspraak valsheid in geschrifte: verdachte heeft meermalen geschriften opgemaakt door deze te ondertekenen als ware hij hulpofficier van justitie, terwijl hij deze hoedanigheid niet meer had
/Rechtbank Breda 25 april 2013, LJN BZ8780
De verdenking komt er op neer dat verdachte in de periode van 15 juli 2009 t/m 10 april 2010 meermalen geschriften, te weten diverse bevelen tot inverzekeringstelling en processen-verbaal verhoor inverzekeringstelling, valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst, door deze te ondertekenen als ware hij hulpofficier van justitie, terwijl hij deze hoedanigheid in verband met het verstrijken van de geldigheidsdatum van zijn certificaat ‘hulpofficier van justitie’ niet meer had.
Dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de geschriften te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij echt en onvervalst, staat vast.
Daarnaast dient echter voor een veroordeling voor valsheid in geschrifte te worden bewezen dat verdachte tevens de opzet heeft gehad om deze geschriften valselijk op te maken of te vervalsen. Een dergelijk opzet kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen.
De rechtbank neemt in dit kader in aanmerking dat verdachte steeds heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn certificaat pas medio 2010 verlengd moest worden en dat hij zich er om die reden niet van bewust was dat zijn certificering per 15 juli 2009 verliep.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de mailwisseling die verdachte op 20 april 2010 had met zijn collega van personeelszaken, waarin verdachte schrijft verrast te zijn en ervan te balen dat zijn certificaat was verlopen.
Dat verdachte op dit punt de waarheid spreekt wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts bevestigd door het gegeven dat verdachte direct nadat hem was bericht dat hij niet langer gecertificeerd was, open kaart heeft gespeeld door hiervan melding te doen bij zijn leidinggevende en dat hij met onmiddellijke ingang is gestopt met het uitvoeren van zijn taken als hulpofficier van justitie.
Verder weegt de rechtbank mee dat er in het district Oosterhout enige tijd sprake was van een signaleringssysteem waarbij hulpofficieren van justitie tijdig werden geattendeerd op het aankomende verloop van hun certificaten, maar dat dit signaleringssysteem in de tenlastegelegde periode niet meer werd gebruikt, terwijl het verdwijnen van dit systeem kennelijk niet aan de betrokken hulpofficieren van justitie was gemeld. Hoewel de betreffende hulpofficieren van justitie en daarmee ook verdachte een eigen verantwoordelijkheid hebben om er op te letten of hun certificering verloopt, kan de rechtbank zich voorstellen dat verdachte hierdoor op het verkeerde been is gezet en heeft aangenomen dat hij dienaangaande tijdig zou worden gewaarschuwd.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, de verklaring van verdachte geloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dus de opzet op het vervalsen dan wel op het valselijk opmaken van die geschriften, ook in voorwaardelijke vorm, nu verdachte oprecht meende bevoegd te zijn de taken als hulpofficier van justitie uit te oefenen.
De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en zal verdachte vrijspreken.
Lees hier de volledige uitspraak.