Vrijspraak van oplichting. Naar het oordeel van de rechtbank veeleer wanprestatie door verdachte in de civiele sfeer.
/Rechtbank Midden-Nederland 29 augustus 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3594
Verdenking
Feit 1 primair: dat verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juni 2006 tot en met 25 oktober 2010 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [A], eigenaar van [bedrijf 2] gevestigd in Iran en/of [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E]en/of een of meer andere personen heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van (respectievelijk) $ 144.620 en/of 1.250 Euro en/of 3.115,-- Euro en/of 4.774,-- Euro en/of 4.125,--, in elk geval (telkens) enig geldbedrag, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich tegenover voornoemde perso(o)n(en) voorgedaan als betrouwbare ondernemer als eigenaar van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 3] en/of
- tegen voornoemde [A]aangeven dat hij een fabriek zou hebben en/of een kantoor en/of
- op verzoek van voormelde pers(o)n(en) een offerte heeft uitgebracht voor het leveren van (ondermeer) zonnepanelen en/of in die offerte een voorwaarde opgenomen dat voornoemde pers(o)n(en) voorschot/aanbetaling moesten overmaken en/of
- (vervolgens) de zonnepanelen en/of de overige goederen niet heeft geleverd en/of
- tegen een of meer van bovengenoemde perso(o)n(en) gezegd dat hij zijn afspraken zou nakomen en/of (vervolgens) niet meer gereageerd op telefoon en/of mail en/of (aangeterkende) brief/brieven van bovengenoemde perso(o)n(en) waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair: dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 8 juni 2007 tot en met 25 oktober 2010 te gemeente Almere en/of (elders) in Nederland opzettelijk (telkens) een of meer geldbedrag(en) te weten $ 144.620,-- en/of 1,250 en/of 3.115,-- en/of 4.774,-- en/of 4.125, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] en/of [C] en/of [D] en/of[E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)
verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als aanbetaling, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2: hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2007 tot en met 10 augustus 2007 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland opzettelijk een windmolen en/of een zonnecollector en/of een geldbedrag van ongeveer € 9.000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Aangever] en/of[bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor demonstratiedoeleinden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Beoordeling rechtbank
Het zich voordoen als “betrouwbare ondernemer” kan niet gelden als een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr. De rechtbank verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 1991, NJ 1991, 750. Ondernemer was verdachte wel. Hij was eigenaar van bedrijf 3 en had contacten met zowel klanten als producenten van door hem aangeboden goederen. Ook had hij die goederen wel op voorraad. Verdachtes betrouwbaarheid roept wellicht vragen op, maar dat wil niet zeggen dat het aannemen van een valse hoedanigheid in deze zaak bewezen kan worden verklaard.
Voor zover de steller van de tenlastelegging bedoeld heeft de listige kunstgrepen en het samenweefsel van verdichtsels nader te omschrijven met de stelling dat verdachte bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid offertes maakte en tegen een of meer van de in de tenlastelegging genoemde personen beloofde dat hij zijn afspraken zou nakomen en/of vervolgens niet meer gereageerd heeft op telefoon en/of mail en/of aangetekende brief, kan dat evenmin leiden tot een veroordeling wegens oplichting, omdat noch die belofte noch de offerte het karakter van list of bedrog in zich draagt. Datzelfde moet gezegd worden van verdachtes bewering tegenover A dat hij een fabriek zou hebben en/of een kantoor.
Van het primair ten laste gelegde - de oplichting - zal de rechtbank verdachte dus vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde kan evenmin bewezen worden verklaard. De in de tenlastelegging genoemde gedupeerden hebben geld aan verdachte betaald waarvoor zij niets hebben gekregen. Dat is zeer te betreuren, maar de rechtbank kan niet bewezen verklaren dat verdachte zich die gelden heeft toegeëigend. Die geldbedragen zijn immers bij de storting (of betaling in contanten) overgedragen in eigendom aan de wederpartij - verdachte - , zodat zij niet meer voor toe-eigening vatbaar waren. Anders gezegd: weigeren terug te betalen, is niet hetzelfde als zich toe-eigenen.
De rechtbank zal verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
In navolging van het Gerechtshof Arnhem in zijn arrest van 6 augustus 2009 overweegt de rechtbank ten overvloede het volgende.
In deze zaak komt het verschil tussen het strafrecht en het civiele recht naar voren. Daar waar in de volksmond en in de media al snel over oplichting wordt gesproken op een moment waarop iemand, na ontvangst van een voorschot, zijn afspraken niet nakomt - in dit geval het leveren en plaatsen van zonnecollectoren - ligt dat in strafrechtelijke zin een stuk genuanceerder en ingewikkelder. Gevallen die men geregeld als oplichting betitelt zijn strikt genomen veeleer te beschouwen als gevallen van civielrechtelijke wanprestatie. Dat lijkt in deze zaak ook het geval te zijn.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bedrag van € 9.000,-, een windmolen en een zonnecollector heeft verduisterd. De rechtbank baseert haar oordeel op een aangifte en op de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2013 die onder meer inhoudt, dat hij dat geldbedrag, die windmolen en zonnecollector van aangever heeft ontvangen en niet terug betaald heeft en dat hij de windmolen en zonnecollector weggegooid heeft. Verdachte heeft dat geld en die voorwerpen van aangever ontvangen en zich als heer en meester daarover gedragen, terwijl niet is gebleken dat hij door die verkrijging eigenaar was geworden. Of verdachte de windmolen en zonnecollector voor demonstratiedoeleinden of voor verdere ontwikkeling onder zich had is voor een bewezenverklaring van verduistering niet relevant.
Met betrekking tot het ontvangen geldbedrag staat vast dat dat bedrag bedoeld was om over te maken aan de notaris in verband met de oprichting van een B.V. door verdachte en aangever. Hoewel verdachte daarover anders heeft verklaard, is niet gebleken dat dit geldbedrag daarvoor is aangewend.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 49 dagen wegens verduistering.
Lees hier de volledige uitspraak.