Wanneer is sprake van intracommunautaire leveringen waarvoor een nultarief geldt?

Rechtbank Utrecht 6 december 2012, LJN BY5516 In onderhavige zaak (zie ook LJN BY5467) staat de vraag centraal of al dan niet sprake is van intracommunautaire leveringen waarvoor een zogeheten nultarief geldt.

Volgens artikel 5 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) is de levering door een ondernemer van goederen die naar een andere lidstaat worden gebracht belastbaar in het land van vertrek. Wanneer het echter gaat om goederen die worden geleverd aan een ondernemer of daarmee gelijkgestelde geldt voor de levering het zogeheten nultarief. De leverancier is in dat geval overeenkomstig artikel 9, tweede lid onder b, juncto Tabel II, onderdeel a, post 6 Wet OB, geen omzetbelasting (0%) verschuldigd en verliest zijn recht op aftrek niet. Voor de toepassing van dit zogenoemde nultarief dient aan twee voorwaarden te worden voldaan:

  1. De goederen moeten aantoonbaar naar aan andere lidstaat worden vervoerd;
  2. De goederen worden geleverd aan een andere ondernemer in een andere lidstaat.

In artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 worden nadere regels gegeven omtrent de toepassing van het nultarief. Zo mag, volgens artikel 12, eerste lid Uitvoeringsbesluit slechts aanspraak op het nultarief worden gemaakt als de toepasselijkheid daarvan uit boeken en bescheiden blijkt. Daarnaast dient de ondernemer die de goederen levert te beschikken over het BTW-identificatienummer van degene die de goederen afneemt, aldus artikel 12, tweede lid, onder 2º Uitvoeringsbesluit.

Onderhavige kwestie

De rechtbank concludeert dat door medeverdachte 2 en zijn mededaders in georganiseerd verband gebruik is gemaakt van een schijnconstructie om door middel van valse documenten afdracht van BTW te ontlopen en gelden wit te wassen. Verdachte heeft aan deze schijnconstructie deelgenomen door valse verkoopfacturen en CMR’s op te maken.

De rechtbank overweegt daartoe dat het overgrote deel van door bedrijf 1 aan bedrijf 4 te Italië, bedrijf 5 te Spanje of bedrijf 6 en bedrijf 6 te Spanje (op papier) geleverde goederen, waarbij het nultarief werd gehanteerd, uiteindelijk op papier werden doorgeleverd aan hetzij zogenoemde “missing traders” hetzij bedrijven die nimmer goederen van een van deze bedrijven hebben gekocht. In werkelijkheid kwamen deze goederen (voor zover er daadwerkelijk leveringen plaatsvonden) echter terecht bij anderen, veelal bij zogenoemde ‘venters’. Daarnaast heeft bedrijf 1 deze feitelijk niet aan hen geleverde goederen gefactureerd aan genoemde rechtspersonen en deze facturen ook betaald gekregen.

Uit het feit dat bedrijf 1 wist dat de betreffende goederen slechts op papier aan bovengenoemde ondernemingen werden geleverd om de uiteindelijke afnemers te verhullen (en daarmee BTW te ontlopen), volgt dat de in de administratie van bedrijf 1 opgenomen CMR’s en facturen reeds daarom vals zijn. Van een daadwerkelijke transactie met deze ondernemingen was immers geen sprake. Voor zover er facturen en CMR’s in de administratie werden opgenomen van goederen die in het geheel niet zijn geleverd, volgt reeds daaruit dat deze vals zijn.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het volgende bewezenverklaard:

Feiten 1 en 2: Telkens, medeplegen van valsheid in geschrift. Feit 3: Medeplegen van gewoontewitwassen. Feit 4: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Zie ook

  • Rb: Verdachte heeft in georganiseerd verband gebruik gemaakt van een schijnconstructie om door middel van valse documenten afdracht van BTW te ontlopen en gelden wit te wassen

 

Print Friendly and PDF ^