Wanneer wordt ‘bewogen tot afgifte van een goed’ en wanneer had men ‘beter moeten weten’?
/In het arrest van Hof Amsterdam van 26 april 2017 is ingegaan op de rol van het ‘slachtoffer’. Het Hof licht toe dat de delictsomschrijving van oplichting inhoudt dat iemand door een oplichtingsmiddel tot het afgeven van een goed moet zijn bewogen. In dat specifieke geval ging het om een verdenking van oplichting door – kort gezegd – overeenkomsten te sluiten teneinde te beleggen in gebruiksrechten van appartementen, terwijl die belegging niet tot het beloofde resultaat zou leiden. Het Hof merkt op dat het niet nakomen van een overeenkomst geen oplichting is; het betreft een civiele wanprestatie.
Het Hof is ook kritisch op de oplichtingsmiddelen. Er moet een causaal verband bestaan tussen de oplichtingshandelingen en het afgegeven van een goed. In dit geval heeft het Hof bijvoorbeeld geoordeeld dat een prospectus uit 2006 een belegger die eerder is ingestapt niet heeft bewogen tot afgifte van een goed in dat eerdere jaar. Dit verweer is ook gevoerd in de zaak die recent aan de orde was bij Rechtbank Noord-Holland.
Lees verder:
- Opgelicht?!, Vaklunch