Weekers overweegt wetswijziging naar aanleiding van Liborboete
/Geldboetes en schikkingen die zijn betaald aan een buitenlandse overheid, zijn op grond van de Nederlandse wet in beginsel aftrekbaar. Echter, voordat tot aftrekbaarheid van een buitenlandse boete of schikking kan worden gekomen, moet wel vaststaan of deze boete of schikking niet kan worden toegerekend aan een buitenlandse dochtermaatschappij of aan een buitenlandse vaste inrichting (filiaal). Immers, als de boete in het buitenland thuishoort, kan er geen sprake zijn van aftrek in Nederland. De wetgever heeft destijds bij de parlementaire behandeling in 1990 om de volgende redenen afgezien van het uitbreiden van de niet-aftrekbaarheid tot boetes die aan een buitenlandse overheid zijn betaald:
1) Voor buitenlandse (niet EU-) boetes geldt dat er geen inbreuk op de Nederlandse rechtsorde is geweest. Bij boetes die door de Nederlandse overheid zijn opgelegd, is de niet-aftrekbaarheid ingevoerd om te voorkomen dat de in Nederland opgelegde straf wordt uitgehold doordat de boete ten laste van de winst kan worden gebracht.
2) Uitbreiding tot buitenlandse boetes zou kunnen inhouden dat ook de aftrekbaarheid wordt uitgesloten voor vergrijpen die het Nederlandse rechtsbestel niet kent of indien bij de berechting van een gedraging niet de algemeen aanvaarde beginselen van een behoorlijk strafrechtspleging in acht zijn genomen.
3) Een meer praktisch bezwaar is dat het voor toetsing van de aftrekbaarheid van de in het buitenland opgelegde boetes de fiscus zou moeten kunnen beschikken over adequate informatie omtrent de veroordelingen tot deze geldboetes. Indien de niet-aftrekbaarheid zich zou uitstrekken tot buitenlandse boetes en de Belastingdienst steeds zou moeten toetsen of een buitenlandse boete voldoet aan de Nederlandse maatstaven, zou dat leiden tot meer uitvoeringslasten.
Voor fiscale doeleinden kan een voorziening worden getroffen ten laste van de fiscale winst indien op de balansdatum duidelijk is dat een toekomstige betaling moet worden gedaan die zijn oorsprong vindt in feiten en omstandigheden die zich voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan. Daarbij geldt dat er een redelijke mate van zekerheid moet bestaan dat de uitgaven zich ook daadwerkelijk materialiseren en bovendien toerekenbaar zijn aan het onderhavige jaar. Wellicht ten overvloede merk ik op dat vorming van een voorziening niet aan de orde kan zijn indien de gemaakte uitgaven niet voor aftrek in aanmerking komen op grond van een wettelijke bepaling.
Er bestaat geen verschil in fiscale behandeling van een opgelegde boete of het aangaan van een schikking. Deze worden fiscaal op een gelijke wijze behandeld. Schadevergoedingen daarentegen vloeien voort uit een privaatrechtelijke rechtsbetrekking en kunnen als kosten die samenhangen met het drijven van een onderneming in mindering worden gebracht bij de bepaling van de belastbare winst. Overigens kent het Nederlandse burgerlijk recht als zodanig geen schadevergoedingen van punitieve aard.
Weekers vraagt zich echter sterk af of een onderscheid in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes in het huidige tijdsgewricht nog wenselijk is. De staatssecretaris overweegt daarom voor te stellen ook buitenlandse boetes niet langer in aftrek toe te laten. Ik zal daarover zo mogelijk dit jaar nog of anders begin volgend jaar een brief aan de kamer sturen. Daarin zal ik de gevolgen van een eventuele wijziging, onder andere voor de uitvoerbaarheid daarvan, tegen het licht houden. Daarbij wil ik ook bekijken hoe voorkomen zou kunnen worden dat het in het buitenland actieve Nederlandse bedrijfsleven onevenredig zwaar zou worden getroffen door in het buitenland opgelegde geldboetes die in een vergelijkbaar geval nooit in Nederland zouden kunnen worden opgelegd.
Vragen van de leden Nijboer en Groot (beiden PvdA) aan de minister van Financiën over het bericht dat de Rabobank heeft aangekondigd de Liborboete in mindering te brengen op de nettowinst van de bank