Werkstraf voor nalaten gegevens aan de gemeente te verstrekken in verband met bijstandsuitkering
/Rechtbank Gelderland 13 mei 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:3163 Verdachte heeft samen met zijn echtgenote nagelaten aan de gemeente mede te delen dat hij een woning en een bankrekening in Marokko had, terwijl hij had moeten vermoeden dat dit van belang was voor hun uitkering.
Verdachte ontvangt sinds 6 november 1992 samen met zijn echtgenote een uitkering van de afdeling sociale zaken van de gemeente Culemborg naar de norm voor een echtpaar. In de periode van 1 januari 2005 en 16 oktober 2013 werd die uitkering verstrekt in het kader van de AWB en, vanaf 13 januari 2005, WWB.
Verdachte heeft op de heronderzoeksformulieren die hij en zijn echtgenote in die perioden hebben ingevuld of laten invullen, bij de vraag naar bank-, giro- en spaarrekeningen alleen een Nederlands bankrekeningnummer ingevuld. Bij de vraag “bezit u onroerende zaken” is steeds de optie “nee” aangekruist.
In genoemde periode stond er in Marokko een bankrekening op naam van verdachte en zijn echtgenote en stond een woning in de gemeente Nador in Marokko op verdachtes naam.
Op de genoemde heronderzoeksformulieren staat onder “bezittingen en schulden” een blanco lijst met daarboven het kopje “Bank- giro- en spaarrekeningen”. Onder het kopje “Onroerende zaken” staat het volgende: “Bezit u onroerende zaken? (een woning in het buitenland dient u ook op te geven)”. Bij de toelichting op het onderdeel staat onder meer: “Als u alleen-eigenaar of mede-eigenaar bent van een woning die u niet zelf bewoont, vermeldt u de gegevens over die woning bij het onderdeel ‘Onroerende zaken’ in het vak ‘overige t.w.’”.
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij de woning en bankrekening niet aan de gemeente hoefde te melden omdat zijn moeder en twee zussen respectievelijk mede-eigenaars van de woning en medegerechtigd tot de bankrekening waren. Gelet echter op voornoemde tekst, die voldoende duidelijk is over verdachtes specifieke plichten op dat vlak, is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat verdachte ook de bedoelde woning en bankrekening had moeten opgeven aan de gemeente omdat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van het recht op de uitkering van hem en zijn echtgenote of de hoogte van die uitkering, ongeacht of de bankrekening en de eigendom van de woning met familie werd gedeeld. De rechtbank acht dat onderdeel van feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.