Witwassen & feitelijk leiding geven aan het niet melden van ongebruikelijke transacties
/Rechtbank Midden-Nederland 8 maart 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:879
De rechtbank veroordeelt een in de Verenigde Arabische Emiraten wonende man tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor witwassen. Ook gaf de 40- jarige man leiding aan het niet melden van ongebruikelijke transacties van zijn bedrijf. Hij heeft in totaal zo’n 500.000 euro witgewassen. Twee medeverdachten zijn vrijgesproken.
De man deed veel contante uitgaven, maar uit de boekhouding van de man wordt niet duidelijk hoe hij aan dat geld komt. Zelf verklaarde de man dat hij beschikking had over dat geld door zijn handel in dure horloges. De rechtbank is van mening dat het niet anders kan dat een groot deel van zijn inkomsten uit misdrijf afkomstig is en dus een gevangenisstraf voor langere duur passend is. Ook vindt de rechtbank het noodzakelijk om een deels voorwaardelijke straf op te leggen om de man er van te weerhouden in de toekomst opnieuw in de fout te gaan. Ook een bedrijf, waarvan de man eigenaar is, wordt door de rechtbank veroordeeld. Het bedrijf heeft nagelaten om vijf ongebruikelijke transacties van in totaal ruim 300.000 euro te melden bij het meldpunt.
Het bedrijf is veroordeeld tot het betalen van een boete van 20.000 euro, waarvan 10.000 euro voorwaardelijk.
Een 41- jarige vrouw en een 47- jarige man die medeverdachten waren zijn door de rechtbank vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs dat deze twee zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen en valsheid in geschrifte.
Vrijspraak feit 1
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde en naar voren gebracht dat de ten laste gelegde transacties kennelijk door of namens verdachte zijn begaan en geen privétransacties van medeverdachte 1 betreffen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd verdachte vrij te spreken van feit 1, nu de ten laste gelegde transacties privétransacties van medeverdachte 1 betreffen. Dit blijkt uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte, de verklaring van getuige 1, de verklaring van getuige 2, de betalingen die medeverdachte 1 gedaan heeft met de creditcard van medeverdachte 2 ten behoeve van een lening aan A en de verklaring van getuige 3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking ten aanzien van feit 1 bestaat erin dat verdachte gebruik heeft gemaakt van valse jaarrekeningen, waarbij de valsheid bestaat uit het niet opnemen in die rekeningen van de onder de vijf gedachtestreepjes ten laste gelegde transacties. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van die valsheid is vereist dat vaststaat dat deze transacties door of namens verdachte zijn begaan, dat de transacties niet in de jaarrekeningen zijn opgenomen en daarmee dat de jaarrekeningen niet juist zijn.
medeverdachte 1 heeft verklaard dat de ten laste gelegde transacties privétransacties van hemzelf betreffen en geen transacties door of namens verdachte. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van getuige 1 (betrokken bij de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde transactie) en getuige 2 (betrokken bij de onder het tweede en derde gedachtestreepje ten laste gelegde transacties), alsmede de door medeverdachte 1 overgelegde (ongedateerde) inkoopverklaring van getuige 2 -watches. De rechtbank overweegt dat zij in het dossier geen aanknopingspunten heeft aangetroffen dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan.
Ook uit hetgeen door de officieren van justitie is aangevoerd volgt niet dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zouden zijn begaan.
Reeds nu geen bewijs voorhanden is dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het als feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal zij haar hiervan vrijspreken.
Feit 2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het als feit 2 ten laste gelegde. Ten laste zijn gelegd contante betalingen hoger dan € 25.000,- die op objectieve en subjectieve gronden hadden moeten worden gemeld. Dit geldt ook voor de onder (l) en (n) ten laste gelegde transacties, omdat de bedragen van deze transacties bij elkaar dienen te worden opgeteld.
Van de onder (j) ten laste gelegde transactie dient verdachte te worden vrijgesproken, nu deze voor de oprichtingsdatum van verdachte heeft plaatsgevonden.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat uit de factuur van de onder (j) ten laste gelegde transactie blijkt dat deze plaatsvond met naam als begunstigde en niet met verdachte. Niet blijkt dat verdachte een melding had moeten doen van deze transactie. Om deze reden dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De transacties ten laste gelegd onder (l) hadden niet gemeld hoeven te worden, nu de bedragen genoemd onder (l) ieder afzonderlijk niet boven de € 25.000,- uitgaan. Dit geldt ook voor het bedrag van de eerste transactie dat onder (n) is ten laste gelegde. Ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging dient verdachte daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het overige ten laste gelegde is geen verweer gevoerd.
Nu verdachte kan worden beschouwd als een beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, kan verdachte als een instelling zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid sub a onder 15 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (hierna: Wwft) worden aangemerkt, voor zover de betaling van goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 15.000,- of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat.
Op een instelling in de zin van de Wwft rust op grond van artikel 16 Wwft de verplichting om een ongebruikelijke transactie binnen veertien dagen (vanaf 1 januari 2013: onverwijld) te melden aan het meldpunt (vanaf 1 januari 2013: de Financiële Inlichtingen eenheid) nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden. Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wwft geldt voor handelaren in zaken van grote waarde een meldplicht als sprake is van een transactie waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 25.000,- of meer bedraagt (objectieve meldindicator).
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tussen 6 mei 2010 en 23 mei 2011 de begunstigde is geweest van transacties waarbij telkens contante betalingen van meer dan € 25.000,- in ontvangst zijn genomen. Gelet op het voorgaande had verdachte deze transacties als ongebruikelijke transacties had moeten melden. Verdachte heeft dit nagelaten.
Het onder 2 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Wat betreft de onder (l) en (n) ten laste gelegde transacties overweegt de rechtbank als volgt. Zowel de twee facturen onder (l) als de twee facturen onder (n) betreffen de verkoop van horloges en zijn gericht aan dezelfde persoon, namelijk de heer B. Daarnaast zijn de twee facturen onder (l) allebei gedateerd op 18 mei 2011 en de twee facturen onder (n) allebei op 25 augustus 2010. Bovendien zijn de factuurnummers zowel onder (l) als onder (n) oplopend. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dermate groot verband tussen de transacties dat in beide gevallen sprake is van een samengestelde transactie. In dergelijke gevallen moet het er immers voor worden gehouden dat de contante bedragen waarmee de goederen worden aangeschaft, afkomstig zijn uit hetzelfde vermogen. Het is evident niet de bedoeling dat de meldplicht kan worden ontlopen door transacties te verspreiden over meerdere facturen om onder de financiële grenzen te blijven. In beide gevallen overstijgt de som van de contante verkoopbedragen de grens van € 25.000,-, waardoor zij als ongebruikelijke transacties hadden moeten worden gemeld.
Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de onder (j) ten laste gelegde transactie, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte als begunstigde (en daarom als meldplichtige) van deze transactie moet worden aangemerkt. Hiervan zal de rechtbank verdachte vrij spreken, zoals ook door de officieren van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet nakomen van de verplichting om de ongebruikelijke transacties te melden aan de verdachte toegerekend worden, nu de transacties de handel in horloges betreffen en medeverdachte 1 als middellijke bestuurder van verdachte het als zijn verantwoordelijkheid beschouwde om ongebruikelijke transacties te melden, besliste over het al dan niet melden van ongebruikelijke transacties en in voorkomend geval ongebruikelijke transacties zelf namens verdachte meldde.
Bewezenverklaring
Opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
Een geldboete van € 20.000 waarvan € 10.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.