Wraking RC vanwege verhoor van cruciale getuige in het buitenland plaats te laten vinden buiten aanwezigheid van verdediging

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 november 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7193

In de strafzaken met parketnummers 02/996008-11 en 02/996009-11 worden verzoekers verdacht van - kort gezegd - oplichting van zes beleggers in naam. Verzoeker 1 wordt daarnaast verweten dat hij, al dan niet als feitelijk leidinggevende van naam., valse jaarrekeningen en/of valse saldibalansen in de administratie heeft opgenomen dan wel die valse jaarrekeningen heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. De feiten zouden zijn gepleegd tussen 1 maart 2008 en 9 oktober 2008.

In de afgelopen jaren hebben in de betreffende strafzaken diverse onderzoeken plaatsgevonden, onder meer in namen landen, en zijn er diverse getuigen gehoord. Al die jaren heeft het opsporingsonderzoek onder leiding van de officier van justitie mr. naam ovj gestaan, heeft mr. naam RC opgetreden als rechter-commissaris en hebben verzoekers zich laten bijstaan door hun huidige raadslieden.

Naar aanleiding van een verzoek d.d. 21 april 2017 van de verdediging heeft de rechter-commissaris op 16 juni 2017 besloten om mevrouw naam getuige als getuige te horen. De betreffende getuige verblijft in namen landen.

Op 16 juni 2017 heeft de rechter-commissaris een rechtshulpverzoek ingediend bij de bevoegde autoriteiten in namen landen, strekkende tot het onderwerpen van de genoemde getuige aan een justitieel verhoor.

Bij e-mailbericht van 15 september 2017 aan het kabinet rechter-commissaris heeft de raadsman van verzoeker 1 geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot het betreffende getuigenverhoor. In die e-mail heeft hij geschreven:

In de kwestie naam zou een verzoek tot het houden van een rogatoire commissie bij de namen landen autoriteiten worden ingediend.

Kunt u de stand daarover berichten?

Inzake de mogelijkheden (verhinderdata) is het raadzaam te wijzen op het feit dat recentelijk een planning bekend is geworden (drie zittingsweken) voor een strafzaak te plaatsnaam (WIM Kamer) in welke zaak zowel ondergetekende als naam advocaat als advocaat optreden.

Daarbij is een cursusweek gepland in het buitenland. Aldus is het niet mogelijk voor januari 2018 (behoudens van 19 t/m 24 december) een rogatoire commissie te doen plaatsvinden.

In januari ben ik verhinderd van 1 t/m 14 januari in verband met een Rogatoire Commissie naar ‘plaatsnaam’. (jawel, het bestaat).

Na 15 januari zijn thans (nog) geen verhinderingen aan mijn zijde en die van naam advocaat, waar geen uitstel voor kan worden gevraagd.

Alhoewel de verdediging er gevoeglijk vanuit gaat dat een rogatoire commissie niet eerder dan 2018 zal plaatsvinden, meende ik er goed aan te doen u de absolute verhinderingen kenbaar te maken.

Diezelfde dag heeft de griffier van de rechter-commissaris het volgende antwoord gemaild:

De stand van zaken is als volgt: de liaison officier heeft onlangs laten weten dat de centrale autoriteit te namen landen het rechtshulpverzoek heeft ontvangen. Er is opdracht aan de politie gegeven de getuige te traceren en om na te gaan of die wil verklaren. De liaison officier krijgt een bericht zodra dit is gebeurd. Eind volgende week zal er weer even geïnformeerd worden.

Naar aanleiding van onderstaande e-mail kan ik u namens de rechter-commissaris het volgende mededelen. Er kan geen rekening worden gehouden met zo’n lange (ruim 3 maanden) verhindering. Het is de wens van de rechter-commissaris, indien en voor zover er groen licht vanuit namen landen komt, nog dit jaar af te reizen naar dat land, gelet op zijn aanstaande vertrek per 1 januari 2018.

Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Zodra ik een bericht uit namen landen ontvang, breng ik u hiervan op de hoogte.

In reactie daarop heeft de raadsman van verzoeker 1, nog steeds op dezelfde dag, gewezen op het stroperige verloop van de strafzaak, onder meer door het uitblijven van beslissingen van de rechter-commissaris. De raadsman heeft verder geschreven:

Uiteraard heeft mijn cliënt begrip voor uw aanstaande vertrek, maar zulks betekent niet dat u de (grond)rechten op een behandeling door een gekozen advocaat om die reden terzijde zou kunnen schuiven. Daarbij is de behandeling van het appel tegen onderzoekswensen geagendeerd in 2018; kortom. Het is gezien dit vertrek evident dat ook afronding van dit dossier überhaupt niet wordt gehaald. Los daarvan is pas recentelijk het verzoek om deze getuige toegewezen. Los daarvan is waarneming in dit dossier door een ander raadsman onwenselijk zo niet onmogelijk.

Al met al gaat de verdediging er gezien deze situatie - en dit email bericht - uit dat u ervoor zorg draagt dat de (gekozen raadslieden de rechten van cliënt in persoon kunnen waarborgen middels bijstand ter rogatoire commissie, bij gebreke waarvan de verdediging de maatregelen zal nemen die zij in het belang van verdachte geraden acht.

Bij e-mailbericht van 19 september 2017 heeft de raadsman van verzoeker verzoeker 1 aan het kabinet rechter-commissaris geschreven:

In aanvulling op mijn e-mail bericht van afgelopen vrijdag stuur ik u hierbij ter illustratie kopie van de oproeping van de WIM zaak waar ik over sprak. Deze dient ook te worden voorbereid. De zaak gaat over grootschalige marteling en honderden moorden/doden en is volgens het Openbaar Ministerie de ergste zaak die Nederland ooit heeft gekend

Daarbij merk ik op dat een week cursus in het buitenland is gepland. Waarneming in deze zaak is volstrekt illusoir. Voorzover mijn kantoorgenote mr naam advocaat zou kunnen waarnemen gezien haar (zij het beperktere) kennis van het dossier, kan dat helaas niet baten nu zij binnenkort (en einde jaar) met zwangerschapsverlof zal zijn.

De verdediging gaat er dan ook gevoeglijk vanuit dat met inachtneming van deze verplichtingen zorg zult dragen voor eerbiediging van de rechten van de verdediging weshalve die bij een rogatoire commissie aanwezig al kunnen zijn in persoon, begin 2018 danwel medio 2018.

Als bijlage bij dit bericht is gevoegd een oproeping, afkomstig van het Landelijk Parket, voor de behandeling van een internationale strafzaak in de periodes van 31 oktober tot en met 3 november 2017, van 7 november tot en met 10 november 2017 en van 13 november tot en met 17 november 2017, alle dagen van 9.30 tot 17.00 uur.

Op 13 oktober 2017 heeft de rechter-commissaris van (de assistent van) de liaison officier naam  het navolgende bericht ontvangen:

We ontvingen bericht uit namen landen dat de getuige is getraceerd en dat zij bereid is te verklaren.

Ze is tot de derde week van oktober 2017 beschikbaar. Mocht het verhoor (‘naar alle waarschijnlijkheid,) later plaatsvinden, dan graag de periode voorafgaand aan haar voorleggen.

We horen graag wanneer jullie het verzoek willen gaan uitvoeren.

In reactie op een verzoek van de rechter-commissaris om een nadere toelichting op de betekenis van de mededeling ‘tot de derde week van oktober beschikbaar’ heeft de liaison officier op 17 oktober 2017 gemaild:

Ik probeerde jou te bereiken vandaag maar je was bezig met een verhoor, zei je collega.

De informatie die wij per brief van de politie in namen landen ontvingen was summier, maar voor mij wel helder. De getuige is bereid te verklaren en wil de afspraak graag in haar agenda opnemen. Misschien woont en werkt ze niet in de hoofdstad? Of is ze om een andere reden druk bezet? Gezien de aanzienlijke reis die met het verhoor is gemoeid, lijkt me dit ook voor jullie handig. Haar komst is dan verzekerd.

Is er al zicht op de periode van uitvoering? Dan geven we de informatie door.

In een telefoongesprek op 17 oktober 2017 met de liaison officier naam  heeft de griffier van de rechter-commissaris gevraagd naar ‘de eerste volgende mogelijkheid’. In reactie daarop heeft de liaison officier bericht:

We ontvingen bericht van de Treaty Officer in namen landen, mw. naam, dat de getuige beschikbaar is voor het verhoor in de periode 13 - 17 november 2017.

Graag vernemen we t.b.v. de autoriteiten in namen landen bevestiging van uitvoering in die periode.

Op 18 oktober 2017 heeft de griffier van de rechter-commissaris een e-mailbericht gestuurd naar de raadsman van verzoeker verzoeker 2. Het bericht heeft de volgende inhoud:

Van je secretaresse begreep ik dat je een weekje verlof hebt. Ik wil je graag even spreken over onderzoek naam. Ik heb bericht uit namen landen ontvangen. Zou je mij z.s.m. willen bellen? Ik ben bereikbaar op: (…).

In reactie daarop, en met een kopie aan de raadsman van verzoeker verzoeker 1, heeft de raadsman van verzoeker 2 geschreven:

ik lees nu in je mailtje dat het spoed heeft. Ben bezig met pleidooi maken op pc in WIM zaak.

Kun jij naam  hierover bellen op kantoor?

Ik heb hem in cc gezet

De griffier heeft als volgt geantwoord:

Bedankt voor je reactie. Ik bel vanmiddag naar naam.

In de namiddag van 18 oktober 2017 heeft de griffier telefonisch contact gezocht met de raadsman van verzoeker 1, met de mededeling dat de rogatoire commissie naar namen landen zal plaatsvinden in de week van 13 november tot en met 17 november 2017.

De volgende dag heeft de raadsman van verzoeker 1 een e-mail gestuurd naar het kabinet rechter-commissaris met de navolgende inhoud:

Inzake naam hadden wij gisteren namiddag contact inzake het verhoor in namen landen.

U gaf aan dat de Rechter-commissaris 3 opties voorstelde, nu de namen landen autoriteiten in de week van 13-17 november ons zouden kunnen ontvangen. Verplaatsen zou de Rechter-commissaris niet willen vragen omdat anders ‘wij mogelijk niet meer mogen komen’.

1. Regelen vervanging

2. Rechter-commissaris gaat alleen met vragenlijst

3. Soort van videoverbinding als RC in namen landen is met ondergetekende.

Ik heb inmiddels met cliënt gesproken en hij deelt mijn mening die ik u al aangaf.

Deze getuige is voor de verdediging van groot belang. Al jaren geleden is gevraagd deze te horen en alstoen afgewezen omdat onvoldoende vast zou staan dat deze ‘relevant zou kunnen verklaren’. De verdediging heeft de Rechtercommissaris verzocht (toen we naar namen landen gingen) deze getuige toch te horen, om perikelen in de toekomst te voorkomen. Dit is geweigerd. Vervolgens blijkt bij de laatste rogatoire commissie dat deze getuige wel degelijk relevant kan verklaren. Sterker nog, de getuige verwijst bij vele vragen specifiek naar haar. Dit komt voor verdachte niet als een verrassing; immers heeft hij bij voortduring aangegeven dat deze getuige als administratief verantwoordelijke relevant was.

Het kan dus niet zo zijn dat ondervragingsrechten van de verdediging thans (al te eenvoudig) terzijde worden geschoven, in acht genomen de moeite en openheid die de verdediging gedurende vijf jaren heeft betracht om deze getuige in persoon te kunnen bevragen.

In dit kader merkte ik u al op dat vervanging onmogelijk is in dit naam dossier. Mijn kantoorgenote die enige kennis van het dossier draagt is met zwangerschapsverlof. En anderzijds geldt dat dan evenzeer voor de Rechter-commissaris, die mij eerder schreef dat de rogatoire commissie dit jaar moest plaatsvinden, omdat hij per 1 januari het kabinet verlaat. Indien en voorzover vervanging mogelijk is in dit dossier in zijn optiek, geldt dit toch evenzeer voor hem?

Een vragenlijst is zoals ik u aangaf niet aan de orde. Ik wens ter plekke vragen te kunnen stellen aan de getuigen, ‘door’ te kunnen vragen en te kunnen inspringen op ontwikkelingen ter plekke, mogelijk ook door het afzien van het stellen van bepaalde vragen aan de hand van (de loop van) het verhoor. Dit mogelijkheid wordt cliënt ontnomen bij deze gang van zaken. Een videoverbinding is illusoir; juist gezien de beperkte mogelijkheden daartoe (en onbeveiligde skype o.a.) is eerder hiervan afgezien door de Rechter-commissaris te namen landen. Los daarvan heb ik aangegeven dat ik die week daar geen enkele mogelijkheid voor heb. Ik ben 50 uur bezig met de zitting van de WIM zaak en de avonduren worden benut voor ontwikkelingen naar aanleiding van zittingsdagen, besprekingen (al dan niet met dient). Het alsdan bijwonen van een videoverhoor is - nog los van de onmogelijkheid van voorbereiding - agendatechnisch maar ook ‘uit humaan oogpunt’ illusoir.

Ten slotte merk ik op enige tijd geleden de Rechter-commissaris stukken te hebben verstrekt waarbij ik aangaf ervan uit te gaan dat hiermee rekening werd gehouden. Hier is niet (laat staan afwijzend) op bericht.

Bij cliënt ontstaat dan ook de vraag, wat er is gebeurd naar aanleiding van deze stukken en informatie. De verdediging mag er gevoeglijk vanuit gaan dat per omgaande contact is gezocht met de liaison Officier en met de namen landen autoriteiten om te voorkomen dat er zou gebeuren wat er thans gebeurt? Namelijk het komen van een bericht in november om vervolgens - door de Rechter-commissaris - tegengeworpen te krijgen dat men geen andere datum wil vragen om (kortgezegd) de namen landen autoriteiten ‘niet voor het hoofd te stoten’?

Kunt u omgaande informeren over de ondernomen activiteiten naar aanleiding van mijn e-mail? Tevens ontvang ik dan ook graag kopie van het rechtshulp verzoek en overige stukken.

Immers, indien geen actie is ondernomen (waarbij tevens geen verhinderingen zijn gevraagd), wordt de schijn van partijdigheid in deze bij verdachte gewekt; namelijk het ten onrechte buiten spel zetten van aanwezigheid van de verdediging en slechts omwille van een aanstaand vertrek binnen een Kabinet ‘doordrukken’ van een rogatoire commissie, wetende dat de verdediging hierbij niet aanwezig zal kunnen zijn.

Bij gebreke van een (inhoudelijk afdoende) reactie uiterlijk heden, dient de verdediging ervan uit te gaan dat geen actie is ondernomen na voormelde berichtgeving/e-mail bericht en zal zij genoodzaakt zijn morgen een wrakingsverzoek in te dienen, ter voorkoming van een later (tegenwerpen) van ontijdigheid. De verdediging zou dit oprecht betreuren.

Ongeveer een uur later heeft de griffier per e-mail geantwoord:

Hierbij laat ik u weten dat de rechter-commissaris vandaag en morgen niet op kantoor aanwezig is. In de loop van volgende week zal hij u een inhoudelijke reactie geven.

Enkele minuten later heeft de raadsman als volgt gereageerd:

Wrakingen dienen onverwijld te worden ingediend. Een reactie in de loop van volgende week’ is dus niet mogelijk, uit juridisch oogpunt bezien. Althans, dat kan ik niet afwachten.

Ik herhaal dan ook het verzoek in mijn laatste email. Bij gebreke van een reactie heden laat de Rechter-commissaris mij juridisch geen keuze morgen een wrakingsverzoek in te dienen

Vanwege het uitblijven van een reactie op voornoemd mailbericht heeft de raadsman van verzoeker 1 het onderhavige wrakingsverzoek ingediend.
 

Gronden wrakingsverzoek & standpunt verzoekers

Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de schijn van partijdigheid is gewekt door het verhoor van een voor de verdediging cruciale getuige in namen landen te laten plaatsvinden buiten aanwezigheid van de verdediging en zonder rekening te houden met de bekende verhinderdata van de verdediging.

De rechter-commissaris frustreert de (directe) ondervragingsrechten van de verdediging met name door (1) geen verhinderdata te vragen van verzoekers, (2) geen rekening te houden met een reële en onderbouwde verhindering van verzoekers, (3) een maand geleden het IRC en/of namen landen autoriteiten niet te vragen de rogatoire commissie in te plannen na november 2017, (4) het IRC kennelijk te vragen het verhoor juist in november te laten plaatsvinden in verband met zijn eigen aanstaande vertrek bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, (5) niet meer te reageren op deze bewijsstukken en e-mail van de verdediging, waarmee de indruk wordt gewekt hier wel rekening mee te houden maar in de praktijk geen enkele actie te ondernemen, (6) het ‘doordrukken’ van de rogatoire commissie schijnbaar alleen afhankelijk te stellen van zijn eigen vertrek bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, (7) niet onverwijld aan verzoekers te berichten dat hij tracht de rogatoire commissie alsnog na november 2017 te laten plaatsvinden (maar in plaats daarvan direct door zijn griffier laat meedelen: ‘daar gaat de rechter-commissaris niet mee instemmen’), en (8) alleen de advocaat van verzoeker 2 te vragen om met spoed contact op te nemen over de planning van de rogatoire commissie en niet (gelijktijdig) met de advocaat van verzoeker 1.

Hiermee heeft de rechter-commissaris de indruk gewekt de verdedigingsbelangen van verzoekers niet serieus te willen nemen en/of deze belangen ondergeschikt te maken aan zijn eigen belangen.

Ter zitting geeft de raadsman van verzoeker 1 de navolgende toelichting op het wrakingsverzoek. Aanleiding tot de wraking is het plan van de rechter-commissaris om een getuige in namen landen te gaan horen in een week waarvan de rechter-commissaris weet dat de verdediging verhinderd is. De raadslieden van verzoekers willen tijdens het betreffende verhoor gebruik kunnen maken van de verdedigingsrechten. Met de raadsman van verzoeker 2 is wel contact gezocht over verhinderingen maar niet met de raadsman van verzoeker 1.

Bij een verhoor van een getuige behoort de verdediging in beginsel aanwezig te zijn. Hier gaat het om een getuige van de verdediging. Uitgangspunt is het ondervragingsrecht. De raadsman van verzoeker 1 kreeg als reactie dat geen rekening wordt gehouden met zijn verhinderdata omdat de rechter-commissaris gaat vertrekken. De raadsman kan zich in november toevallig niet laten vervangen en dat heeft hij meegedeeld aan het kabinet rechter-commissaris. Pas een maand later wordt contact gezocht met namen landen. Uit de bijlagen bij het verweerschrift blijkt dat vanuit namen landen is gemeld dat men verhinderingen mag aangeven. De bekende verhinderingen zijn echter niet doorgegeven. De rechter-commissaris wilde het verhoor zo snel mogelijk inplannen. Wat betreft de verdediging wordt de getuige pas in januari 2018 gehoord. De verdediging is bereid het risico te nemen dat de getuige dan niet meer beschikbaar is. De griffier vertelde echter al in het telefoongesprek dat de rechter-commissaris niet zou instemmen met zo’n verdaging.

Vervolgens licht de raadsman van verzoeker 1 toe dat de genoemde opties van de rechter-commissaris onzinnige alternatieven zijn. Dat geldt ook voor de daags voor de wrakingszitting door de rechter-commissaris gecreëerde oplossing in de vorm van een videoverbinding tussen de hotels in namen landen en plaatsnaam. De raadslieden van beide verzoekers zijn in de maand november drie weken lang helemaal niet beschikbaar vanwege een grote strafzaak. Met die strafzaak zijn zij 50 uren per week bezig. In de avonduren willen zij met hun cliënt kunnen overleggen en zich kunnen voorbereiden op de volgende zittingsdag. Praktisch is het voor hen niet eens mogelijk om een videoconferentie bij te wonen. In de tweede plaats is de internetverbinding met namen landen zo langzaam dat het technisch niet mogelijk is een adequate videoverbinding te realiseren. In de derde plaats is deze oplossing pas na indiening van het wrakingsverzoek voorgesteld en geregeld. De schijn van vooringenomenheid van de rechter-commissaris is echter al voorafgaand aan de indiening van het wrakingsverzoek ontstaan.

Verzoekers blijven bij hun verzoek tot wraking van de rechter-commissaris.
 

Standpunt rechter-commissaris

De rechter-commissaris stelt zich op het standpunt dat hij zich altijd coulant heeft opgesteld ten aanzien van de onderzoekswensen van de verdediging. Het verhoor van deze getuige in namen landen vindt eveneens plaats op verzoek van de verdediging. De rechter-commissaris was op 13 oktober 2017 blij verrast te horen dat de getuige wilde verklaren en dat het verhoor al zo snel zou kunnen plaatsvinden. Een verhoor in oktober was te kort dag. Om die reden heeft zijn griffier gevraagd om een nieuwe datum. Vanuit namen landen kwam het bericht dat het verhoor kan plaatsvinden in de periode van 13 tot en met 17 november 2017. Uitstel van het verhoor met enkele maanden kan niet aan de orde zijn. Het is maar de vraag of de getuige dan nog steeds bereid zal zijn om een verklaring af te leggen. Verder bestaat de kans dat dit rechtshulpverzoek onderaan de stapel komt te liggen indien niet meteen wordt ingestemd met de voorgestelde periode. Om deze redenen mag deze kans niet voorbij worden laten gegaan. Zijn aanstaande vertrek per 1 januari 2018 naar de rechtbank plaatsnaam heeft hier niets mee te maken. Ook na die datum zal hij in deze zaken blijven optreden als rechter-commissaris. Om het ondervragingsrecht van de verdediging te respecteren zijn er diverse opties voorgesteld. De rechter-commissaris vindt al die opties geschikte alternatieven die ruimschoots tegemoetkomen aan de wensen van de verdediging.

De rechter-commissaris licht toe dat er ondertussen in zijn opdracht onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden om een videovergadering tot stand te brengen. Het is technisch mogelijk een videoverbinding te realiseren tussen het naam  hotel in plaatsnaam, alwaar de getuige zal worden gehoord, en het naam  hotel te plaatsnaam, waar de verdediging in de week van 13 tot en met 17 november 2017 overdag toch al is in verband met de behandeling van een strafzaak en waardoor de verdediging niet met (extra) reistijd wordt geconfronteerd. Mede gelet op het tijdsverschil met namen landen stelt de rechter-commissaris voor om het verhoor te laten plaatsvinden aan het begin of in de loop van de (Nederlandse) avond. Zijn verwachting is dat het verhoor niet langer dan een uur tot anderhalf uur gaat duren. Het zal dan ook niet een al te zware belasting zijn voor de verdediging.

Volgens de rechter-commissaris moet de verdediging zich realiseren dat het vandaag de dag niet meer gebruikelijk is om af te reizen naar het buitenland voor een verhoor van een getuige aldaar. In het merendeel van de gevallen wordt een getuige die in het buitenland verblijft middels een videoverbinding gehoord. In dat licht past zijn voorstel dan ook geheel bij de laatste ontwikkelingen. De moderne techniek maakt het inmiddels ook mogelijk om een uitstekende verbinding tot stand te brengen, die niet onderdoet voor een face-to-face contact. Helaas zijn die technische mogelijkheden/faciliteiten er niet op het namen landen politieniveau. Daarom ziet hij zich genoodzaakt om zelf af te reizen naar namen landen om een videoverbinding tot stand te brengen met alle waarborgen zoals hiervoor omschreven.

Tot slot merkt de rechter-commissaris op dat verzoekers opkomen tegen een hen onwelgevallige beslissing. Het is echter vaste jurisprudentie dat een voor verdachten en hun verdediging onwelgevallige beslissing op zichzelf geen voldoende grond voor wraking oplevert. Dat zou slechts anders zijn indien de bestreden beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor partijdigheid c.q. vooringenomenheid. Naar de mening van de rechter-commissaris is dat niet het geval.

De rechter-commissaris concludeert dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.
 

Beoordeling

Ingevolge artikel 512 Sv kan een rechter die een strafzaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter neemt de rechtbank als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dat wordt pas anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van de beslissing van de rechter-commissaris om een getuigenverhoor in namen landen te laten plaatsvinden in een periode waarvan hij weet dat de raadslieden van verzoekers alsdan verhinderd zijn vanwege de behandeling van een internationale strafzaak. Het standpunt van verzoekers komt erop neer dat de rechter-commissaris in de aanloop naar die beslissing willens en wetens ervoor gekozen heeft om voorbij te gaan aan de bij hem bekende verhinderdata van de raadslieden van verzoekers. Bij verzoekers bestaat de indruk dat de rechter-commissaris de belangen van de verdediging niet serieus neemt, althans ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen belangen. Kort gezegd voedt de handelwijze van de rechter-commissaris omtrent de planning van de rogatoire commissie naar namen landen de bij verzoekers bestaande vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris.

De rechtbank moet beoordelen of de bij verzoekers bestaande vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris objectief gerechtvaardigd is. In dat kader constateert de rechtbank dat het wrakingsverzoek niet enkel is gebaseerd op het besluit van de rechter-commissaris om de rogatoire commissie doorgang te laten vinden in de periode van 13 tot en met 17 november 2017. In het verzoekschrift worden tevens acht gedragingen van de rechter-commissaris en/of zijn kabinet aangestipt die hebben plaatsgevonden in de aanloop naar de gewraakte beslissing van de rechter-commissaris. De rechtbank begrijpt daaruit dat verzoekers bedoelen dat al hun argumenten in samenhang met elkaar moeten worden bezien, in die zin dat de beslissing om de rogatoire commissie doorgang te laten vinden in de periode van 13 tot en met 17 november 2017 moet worden opgevat als, vrij vertaald, ‘de druppel die de emmer doet overlopen’. Dat betekent dat de beoordeling van de rechtbank verder zal gaan dan de enkele vraag of de uiteindelijke beslissing van de rechter-commissaris in het licht van de omstandigheden dermate onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn wordt gewekt dat zij door vooringenomenheid is ingegeven.

Kern van het geschil zijn de verhinderdata die de verdediging aan het kabinet rechter-commissaris heeft doorgegeven. Op 15 september 2017 heeft de raadsman van verzoeker 1 gemeld dat hij verhinderd is gedurende drie weken in november in verband met een internationale strafzaak, gedurende een week in december vanwege een cursus in het buitenland, alsmede in de eerste twee weken van januari 2018 vanwege een rogatoire commissie. Op 19 september 2017 heeft de raadsman de verhindering voor de maand november nader geconcretiseerd tot de periodes van 31 oktober tot en met 3 november 2017, van 7 november tot en met 10 november 2017 en van 13 november tot en met 17 november 2017, alle dagen van 9.30 tot 17.00 uur. In die weken zijn de raadslieden van beide verzoekers bezig in plaatsnaam met de behandeling van een internationale strafzaak. Niet is in geschil dat dit reële verhinderingen zijn. Ook is niet in geschil dat de verdediging het recht heeft om aanwezig te zijn bij een justitieel verhoor van een getuige, al dan niet in het buitenland, en om in dat kader vragen aan de getuige te stellen. De rechter-commissaris is ermee bekend dat deze getuige door de verdediging wordt aangemerkt als belangrijkste getuige à décharge.

In zijn e-mailbericht van 15 september 2017, geciteerd in rechtsoverweging 3.5, eindigt de raadsman van verzoeker 1 met de conclusie dat het niet mogelijk is om de rogatoire commissie naar namen landen te laten plaatsvinden vóór 15 januari 2018. Naar het oordeel van de rechtbank is het geenszins onbegrijpelijk dat, wanneer de verdediging vraagt om een uitstel van drie maanden waarvan slechts zes weken worden verantwoord met een concrete reden van verhindering, de (griffier van de) rechter-commissaris reageert met de mededeling dat met een lange verhindering van drie maanden geen rekening kan worden gehouden.

Die mededeling wordt echter gevolgd door de opmerking dat de rechter-commissaris ‘wenst’ dat de rogatoire commissie nog in 2017 zal plaatsvinden, ‘gelet op zijn aanstaande vertrek per 1 januari 2018’ naar de rechtbank plaatsnaam. Naar het oordeel van de rechtbank wordt met die vervolgzin een relatie gelegd tussen de wens van de rechter-commissaris om de rogatoire commissie nog in 2017 te laten plaatsvinden (vanwege zijn aanstaande vertrek) en de voorafgaande mededeling dat met een verhindering van drie maanden geen rekening kan worden gehouden. Het is begrijpelijk dat daarmee bij verzoekers de indruk ontstaat dat de rechter-commissaris zijn eigen agenda wil laten prevaleren boven de bij hem bekende en reële verhinderingen van de verdediging en dat aldus bij verzoekers een vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris ontstaat. Daarmee staat echter nog geenszins vast dat de rechter-commissaris daadwerkelijk voorbij zal gaan aan de concrete verhinderdata van de verdediging.

Op 13 oktober 2017 volgt er bericht uit namen landen dat de getuige bereid is om een verklaring af te leggen en dat het verhoor kan plaatsvinden tot de derde week van oktober. Dat bericht, geciteerd in rechtsoverweging 3.9, eindigt met een uitnodiging aan de rechter-commissaris om een periode door te geven waarin hij in staat is naar namen landen te komen. Die uitnodiging wordt door de liaison officier herhaald in haar eerste mail van 17 oktober 2017, geciteerd in rechtsoverweging 3.10. In de laatste zin wordt gevraagd of er reeds zicht is op de periode waarin de rogatoire commissie naar namen landen kan komen om uitvoering te geven aan het justitieel verhoor. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit beide berichten dat de rechter-commissaris ruimte kreeg om een periode van uitvoering te kiezen althans om verhinderdata door te geven. De rechtbank constateert dat de rechter-commissaris feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van die mogelijkheid. De reden voor die keuze wordt door de rechter-commissaris niet toegelicht.

In plaats van alle bij hem bekende verhinderdata op te geven, heeft de rechter-commissaris zijn griffier telefonisch laten vragen naar de eerstvolgende mogelijkheid waarop de getuige zou kunnen worden gehoord. Ook de reden voor die handelwijze wordt door de rechter-commissaris niet toegelicht. Bij gebreke van enige motivering zijn beide keuzes van de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk. In het licht van de eerder meegedeelde wens van de rechter-commissaris om de strafzaken vóór 1 januari 2018 af te ronden, kan de rechtbank begrijpen dat deze ongemotiveerde keuzes van de rechter-commissaris door verzoekers worden opgevat als het sturen van de strafzaken op zijn eigen planning en dat verzoekers vrezen dat de rechter-commissaris de belangen van de verdediging ondergeschikt zal maken aan zijn eigen belang om het getuigenverhoor te laten plaatsvinden voor zijn vertrek per 1 januari 2018.

Dienaangaande merkt de rechter-commissaris ter zitting op dat zijn vertrek per 1 januari 2018 er niets mee te maken heeft en dat hij ook na die datum als rechter-commissaris in deze strafzaken kan optreden. Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze stelling de genoemde keuzes nog onbegrijpelijker. Als de rechter-commissaris na 1 januari 2018 kan doorgaan met de afhandeling van deze zaken, dan valt niet in te zien waarom hij geen gebruik zou maken van de mogelijkheid om de bij hem bekende verhinderdata van de betrokken partijen door te geven aan de liaison officier, noch valt in te zien waarom hij het getuigenverhoor bij de eerstvolgende mogelijkheid zou willen laten plaatsvinden zonder rekening te houden met de bij hem bekende verhinderdata.

Op 18 oktober 2017 heeft de griffier van de rechter-commissaris de raadslieden op de hoogte gebracht van de mogelijkheid om de rogatoire commissie te laten plaatsvinden in de periode van 13 tot en met 17 november 2017. De raadsman van verzoeker 1 heeft in reactie daarop nogmaals laten weten dat hij en zijn collega verhinderd zijn in die periode en dat zij willen dat rekening wordt gehouden met de eerder doorgegeven verhinderdata. Naar het oordeel van de rechtbank had de rechter-commissaris op dit moment alsnog zijn keuzes kunnen motiveren, maar dat heeft hij kennelijk niet gedaan. Verder had de rechter-commissaris toen de mogelijkheid om alsnog rekening te houden met de bij hem bekende verhinderdata van de raadslieden. Ook dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft hij het besluit genomen om het justitieel verhoor in namen landen toch doorgang te laten vinden in de periode van 13 tot en met 17 november 2017. Als reden geeft de rechter-commissaris thans op dat hij de actuele kans om deze getuige te horen niet voorbij wil laten gaan én er naar zijn mening drie opties zijn die elk voldoende tegemoet komen aan de belangen van de verdediging.

Naar het oordeel van de rechtbank is ook dit een onbegrijpelijke beslissing van de rechter-commissaris aangezien de bedoelde opties onvoldoende tegemoetkomen aan de gerechtvaardigde belangen van de verdediging.

Het gerechtelijk vooronderzoek loopt al minstens zes jaren. Gedurende al die jaren hebben de officier van justitie en de rechter-commissaris het niet opportuun geacht om zich te laten vervangen of om de zaak over te dragen aan een collega. De rechter-commissaris neemt deze zaken na 1 januari 2018 zelfs mee naar zijn nieuwe werkomgeving. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan niet redelijk om van de raadslieden te verlangen dat zij zich in dit stadium van het onderzoek wel laten vervangen door een waarnemer. Overigens heeft de raadsman van verzoeker 1 reeds in zijn e-mailbericht van 19 september 2017 aangekondigd en toegelicht dat hij zich in november 2017 niet kan laten vervangen door zijn enige kantoorgenoot. Die toelichting wordt inhoudelijk niet bestreden.

Ook een vragenlijst is geen optie. Het is geenszins ongebruikelijk dat de verdediging een vragenlijst meegeeft aan de rechter-commissaris. Maar in dit geval gaat het om een getuige die door de verdediging van cruciaal belang wordt geacht. Het ligt in de lijn der verwachting dat de raadslieden hun verdediging in belangrijke mate willen funderen op informatie die deze getuige naar hun mening zou kunnen verstrekken. In feite willen de raadslieden regie kunnen voeren op het verhoor van deze getuige en het maximum aan ontlastende informatie naar boven krijgen. Een lijst met vooraf bedachte vragen geeft daar onvoldoende houvast voor.

Die regie zou wel kunnen worden gevoerd bij een rechtstreekse videoverbinding, maar tussen partijen is niet in geschil dat de internetverbinding met namen landen van slechte kwaliteit is. Het bijwonen van het verhoor via een internetverbinding lijkt technisch dus op z’n minst heel moeilijk, zo niet onhaalbaar te worden. Daar komt bij dat beide raadslieden gedurende drie weken in november in beslag worden genomen door een veelomvattende mensenrechtenzaak in plaatsnaam. In redelijkheid kan van hen niet worden gevergd om zich tijdens zo’n megazaak vrij te maken voor het verhoor van de voor hen belangrijkste getuige in een andere omvangrijke strafzaak, welk verhoor bovendien ook enige voorbereiding behoeft. Tot slot hebben de raadslieden te kennen gegeven dat zij de mogelijkheid open willen houden om de getuige ter plekke te confronteren met concrete bescheiden. Bij een videoverbinding gaat dat bezwaarlijk.

Nadat het onderhavige wrakingsverzoek is ingediend heeft de rechter-commissaris alsnog nader laten onderzoeken of het mogelijk is om een technisch betrouwbare videoverbinding met namen landen tot stand te brengen. De rechter-commissaris stelt dat hij daarin is geslaagd. Hij stelt dat het mogelijk is om een videoverbinding van goede kwaliteit tot stand te brengen tussen het naam  Hotel in plaatsnaam en het naam  Hotel in plaatsnaam. Verder stelt de rechter-commissaris dat het verhoor met de getuige in namen landen waarschijnlijk niet langer dan anderhalf uur zal duren. De rechtbank merkt op dat de rechter-commissaris niet toelicht waarop hij die verwachting baseert. Die verwachting spoort bovendien niet met het belang dat verzoekers hechten aan deze getuige en met de hoeveelheid feitelijke kennis die deze getuige volgens verzoekers zou bezitten.

Daar komt bij dat, zoals hiervoor al overwogen, het niet redelijk is om van de raadslieden te verwachten dat zij zich tijdens de behandeling van een megazaak vrijmaken voor een voor hen cruciaal getuigenverhoor in een andere omvangrijke en langlopende strafzaak.

Resumerend is de rechtbank van oordeel dat, in het licht van de omstandigheden van het onderhavige geval, het onbegrijpelijk is dat de rechter-commissaris niet de bij hem bekende verhinderdata van de raadslieden heeft doorgegeven aan de liaison officier terwijl hem daartoe wel de gelegenheid werd geboden. Verder acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris ervoor gekozen heeft om bij de liaison officier te informeren naar de eerstvolgende mogelijkheid voor de getuige om het verhoor te laten plaatsvinden, wetende dat de raadslieden op korte termijn een aantal reële verhinderingen hebben. Tot slot acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris vervolgens ervoor gekozen heeft om het justitieel verhoor in namen landen toch doorgang te laten vinden in de door de liaison officier voorgestelde periode van 13 november tot en met 17 november 2017 terwijl de door hem geboden alternatieve opties onvoldoende recht doen aan de bij hem bekende belangen van de verdediging. Deze keuzes van de rechter-commissaris worden nog onbegrijpelijker indien de rechter-commissaris stelt dat zijn aanstaande vertrek naar een andere rechtbank daarbij geen enkele rol heeft gespeeld.

De rechtbank kan begrijpen dat deze drie keuzes van de rechter-commissaris, zowel op zich als bezien in onderlinge samenhang, onder de genoemde omstandigheden door verzoekers worden opgevat als het sturen van hun strafzaken op zijn eigen planning, met voorbijgaan aan de bij hem bekende belangen en verhinderingen van de verdediging. Deze handelwijze van de rechter-commissaris geeft voeding aan de op 15 september 2017 door een mededeling van de griffier gewekte vrees dat de rechter-commissaris vanwege zijn aanstaande vertrek de belangen van de verdediging ondergeschikt zal maken aan zijn eigen belangen.

Uit voorgaande overwegingen volgt dat de rechtbank de bij verzoekers gerezen vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris objectief gerechtvaardigd acht. Het wrakingsverzoek zal daarom worden toegewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^