Oplichting next level: getrainde medewerkers gingen langs de deuren voor verkoop kalenders en wenskaarten te verkopen namens “stichting”

Rechtbank Den Haag 26 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9935

De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim tweeëneenhalf jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting. In dat kader heeft hij samen met zijn compagnon een besloten vennootschap, bedrijfsnaam, opgericht en vervolgens werknemers en opdrachtnemers van Bedrijfsnaam zijn langs de deuren gestuurd om namens stichting naam stichting kalenders en wenskaarten te verkopen. Aan (potentiële) kopers werd het beeld geschetst dat een aanzienlijk deel van hun betalingen ten goede zou komen aan zieke kinderen, terwijl dat in werkelijk niet het geval was.

Voorts heeft de verdachte zich, teneinde het wederrechtelijke oogmerk van de constructie tussen Bedrijfsnaam en stichting naam stichting te verbloemen, ook schuldig gemaakt aan het gebruikmaken van een vals geschrift, te weten het afleveren van een valse donateursovereenkomst aan de ING bank.

Achtergrond

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte één of meer van de in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot de afgifte van een goed, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

De raadsman heeft – kortgezegd – betoogd dat niet alle in de tenlastelegging opgenomen feitelijke handelingen kunnen worden bewezen, dat die handelingen geen oplichtingsmiddelen opleveren, dat bij de verdachte geen sprake was van het tenlastegelegde oogmerk en dat de verdachte niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunten en overweegt daartoe als volgt.

Oplichtingsmiddelen

Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat werknemers en opdrachtnemers van Bedrijfsnaam B.V. bij woningen hebben aangebeld teneinde kalenders en wenskaarten te verkopen namens Stichting naam stichting (hierna: Stichting naam stichting ). Zij waren daarbij gekleed in hesjes, aanvankelijk met daarop de letters naam stichting, en droegen een legitimatiebewijs van naam stichting met pasfoto bij zich. Aan de werknemers en opdrachtnemers zijn trainingen gegeven en van hen is een test afgenomen, aan de hand waarvan hen werd geleerd wat zij tegen potentiële kopers moesten zeggen. Hen is onder andere geleerd dat zij bij vragen aan de potentiële kopers moesten vertellen dat de stichting een vast sponsorbedrag en 75% van de winst zou ontvangen en dat de verkopers zelf een vast loon per dag ontvingen. De kalenders en wenskaarten waren verpakt in cellofaan of plastic, met daarbij een flyer/bedankbrief. Getuige Stremme heeft verklaard dat deze flyer/bedankbrief door de verpakking heen leesbaar was. Een persoon uit Fijnaart heeft op 2 mei 2018 een melding gemaakt nadat hij/zij aan de deur een kalender had gekocht. Hij/zij heeft daarbij een foto gestuurd van de flyer/bedankbrief, waarop de naam van stichting naam stichting meerdere malen staat weergegeven. Verder staat op de flyer/bedankbrief onder andere dat de opbrengst van de aankoop zoveel mogelijk ten goede komt van zieke kinderen.

Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Bij een samenweefsel van verdichtsels moet het gaan om meerdere leugenachtige mededelingen, gesproken en/of geschreven, die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Dat hiervan sprake is volgt uit hetgeen de werknemers en opdrachtnemers van Bedrijfsnaam aan potentiële kopers moesten mededelen omtrent de bedragen die aan de kinderen ten goede zouden komen, en uit de tekst op de flyer/bedankbrief.

Dat sprake was van het aannemen van een valse hoedanigheid blijkt voorts uit het feit dat de verkopers langs de deuren zijn gegaan met hesjes en legitimatiebewijzen van stichting naam stichting. Hierdoor werd ten onrechte het vertrouwen van potentiële kopers gewekt dat de verkopers voor een bonafide organisatie werkten, en dat het geld van de verkoop via stichting naam stichting (zoveel mogelijk) ten goede zou komen aan zieke kinderen.

De rechtbank kwalificeert het dragen van de hesjes en het legitimatiebewijs in combinatie met het doen van de bedrieglijke mededelingen en het presenteren van de zichtbare flyer ook als listige kunstgrepen.

Het gevolg van het toepassen van de bovenstaande oplichtingsmiddelen was dat op bedrieglijke wijze gebruik is gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon, waardoor de kopers – zoals hierna nog verder zal worden toegelicht - zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen.

Het oogmerk en de onjuiste voorstelling van zaken

De oplichtingshandelingen zijn van zodanige aard dat niet anders dan geconcludeerd kan worden dat Bedrijfsnaam het oogmerk had om zich middels deze handelingen wederrechtelijk te bevoordelen. Door bij de potentiële kopers de schijn te wekken dat 75% van de winst, of zoveel mogelijk van de ontvangen geldbedragen, ten goede zou komen aan zieke kinderen, konden namens Bedrijfsnaam immers meer kalenders en wenskaarten worden verkocht. Uit onderzoek naar de geschatte omzet van Bedrijfsnaam en de geldstromen op de rekeningen van bedrijfsnaam, stichting naam stichting, de verdachte en medeverdachte, blijkt echter dat in werkelijkheid verre van 75% van de winst via naam stichting ten goede is gekomen aan zieke kinderen. Kennelijk was het doel van Bedrijfsnaam helemaal niet om 75% van de winst, of zoveel mogelijk van de ontvangen geldbedragen, ten goede te laten komen aan zieke kinderen, en is stichting naam stichting slechts als dekmantel gebruikt om zoveel mogelijk geld te verdienen. Dit wordt benadrukt doordat bedrijfsnaam, nadat zij vragen had ontvangen van de ING bank, opzettelijk per e-mailbericht een valse donateursovereenkomst aan de ING bank heeft verzonden. Voor het motief van Bedrijfsnaam hierbij, kan niet anders dan geconcludeerd worden dan dat zij wist dat haar werkzaamheden en de constructie met stichting naam stichting niet in overeenstemming waren met het in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon. Het verwaarloosbare percentage van het verdiende geld dat wel via stichting naam stichting aan activiteiten voor zieke kinderen is besteed, en waarvan steeds melding werd gemaakt op de website van stichting naam stichting, moet naar het oordeel van de rechtbank bovendien worden gezien als onderdeel van de dekmantel om de betrouwbaarheid van de verkoop namens stichting naam stichting te begunstigen.

Causaal verband

De rechtbank stelt vast dat de kopers mede onder invloed van de door de oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de koop. Gelet op de hesjes en pasjes waarmee de verkopers van Bedrijfsnaam langs de deuren gingen, hetgeen aan de verkopers is geleerd te zeggen wanneer zij langs de deuren gingen en de flyer die bij de kalenders en wenskaarten werd getoond, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de kopers mede hierdoor zijn overgegaan tot de koop. De personen die melding hebben gemaakt van de (gedragingen van de) verkopers van Bedrijfsnaam benoemen daarbij bovendien de stichting naam stichting, gedragen hesjes en/of getoonde pasjes. Dit benadrukt dat de door de oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken op zijn minst heeft bijgedragen aan de beslissingen van de kopers om over te gaan tot de koop van de kalenders en wenskaarten.

Tussenconclusie

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de verkoop van de kalenders en wenskaarten namens stichting naam stichting sprake is van oplichting als bedoeld in artikel 326 lid 1 Sr. Dat er, zoals door de raadsman is betoogd, geen wettelijke regeling bestaat voor de verdeelsleutel van omzet of winst bij commerciële instellingen tegenover stichtingen, doet hier niet aan af. Het gaat in de kern immers om de vraag of middels (een) oplichtingsmiddel(en) een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen, waardoor (een) ander(en) zijn bewogen tot afgifte van een goed. Of die onjuiste voorstelling van zaken op zichzelf wel of niet strafbaar is, is daarbij niet van belang.

Toerekening aan Bedrijfsnaam en medeplegen van feitelijk leidinggeven

De rechtbank is voorts van oordeel dat de verkoop van de kalenders en wenskaarten namens stichting naam stichting, uitgevoerd door de werknemers en opdrachtnemers van bedrijfsnaam, binnen de normale bedrijfsvoering van Bedrijfsnaam paste, en Bedrijfsnaam ook dienstig is geweest. Bedrijfsnaam kon er voorts over beschikken of de gedragingen wel of niet plaats zouden vinden. De oplichting is derhalve in de sfeer van de rechtspersoon Bedrijfsnaam gepleegd, waardoor Bedrijfsnaam kan worden aangemerkt als dader.

De rechtbank vindt ook bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door Bedrijfsnaam en naam stichting gepleegde gedragingen. Naast de omstandigheid dat de verdachte en medeverdachte de enige bestuurders en aandeelhouders van Bedrijfsnaam waren, volgt uit de verklaringen van de verkopers en de verklaring van de medeverdachte dat de verdachte samen met de medeverdachte verantwoordelijk was voor de dagelijkse gang van zaken bij Bedrijfsnaam.

Verdachte was in zijn positie bevoegd en gehouden om maatregelen te treffen om te voorkomen dat de rechtspersoon de strafbare gedraging pleegde. Hij heeft die maatregelen echter niet genomen; sterker nog, de verdachte heeft, samen met de medeverdachte, door het geven van de bovenomschreven instructies aan de verkopers, en door het verschaffen van de hesjes, de legitimatiepasjes, de wenskaarten en kalenders met daarbij de flyer, op actieve wijze gezorgd dat de gedragingen plaatsvonden. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerkingen aldus medeplegen.

Bewezenverklaring

  • Oplichting

  • Valsheid in geschrift

Strafoplegging

Gelet op de ernst van de feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen is. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de afbetalingsregeling met de belastingdienst, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet meer passend. Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de tijd van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 10.000,00. Mede gelet op de draagkracht van de verdachte ten gevolge van de afbetalingsregeling, zal de rechtbank bepalen dat de geldboete in 20 maandelijkse termijnen van € 500,00 mag worden voldaan.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^