Uitgebreide overweging witwasvermoeden

Rechtbank Noord-Holland 19 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3900

Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf' niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen. De rechtbank zal in dat geval moeten vaststellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.

De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de zogenaamde zes-stappen jurisprudentie.

Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is (stap 1). Vervolgens zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen (stap 2). Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen (stap 3). Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn (stap 4). Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen (stap 5). Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (stap 6).

Gronddelict

De rechtbank stelt vast dat er in deze zaak geen direct verband kan worden gelegd tussen een bepaald, concreet aan te duiden, misdrijf en het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.

Het vermoeden van witwassen

Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat uit onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte in de periode tussen 1 januari 2015 en 31 juli 2018 contante stortingen ter hoogte van 15.978,77 euro op haar rekening kreeg bijgeschreven, veelvuldig contante betalingen uitvoerde bij Travelex ter hoogte van in totaal 10.450,71 euro en dat zij sinds 22 oktober 2015 een merk personenauto met een aankoopwaarde van 6.171,00 euro op haar naam had staan.

Uit onderzoek naar de bij de Belastingdienst bekende inkomsten van de verdachte blijkt dat er in de periode tussen 1 januari 2015 en 31 juli 2018 geen inkomsten uit arbeid bekend zijn. Wel ontving zij toeslagen en kinderbijslag.

De rechtbank stelt vast dat het bij de Belastingdienst bekende inkomen van de verdachte de hiervoor genoemde contante stortingen en de contante betalingen niet kan verklaren. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.

Verklaring van de verdachte

Nu er sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verdachte heeft in het geheel geen verklaring afgelegd en heeft zich op concrete vragen van de politie over de herkomst van de gelden op haar zwijgrecht beroepen. Voor zover de raadsvrouw stelt dat de verdachte contante gelden kreeg van haar vader naam vader, is dit niet aan te merken als een verklaring van de verdachte. Daar komt bij dat de stelling van de raadsvrouw niet valt te duiden als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Voor zover daarbij door de raadsvrouw een beroep is gedaan op de schriftelijke verklaring op naam van naam vader, stelt de rechtbank vast dat daarin geen concrete, verifieerbare gegevens staan, zoals data of bedragen. De rechtbank concludeert dan ook dat er van de zijde van de verdachte geen (toereikend) tegengewicht is geboden aan het vermoeden van witwassen. Het Openbaar Ministerie was dan ook niet gehouden tot het doen van nader onderzoek.

Conclusie: van misdrijf afkomstig

Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat eerder genoemde geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn.

Gelet op de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden en de hoeveelheid handelingen die de verdachte heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

merk personenauto

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat onderzoek is gedaan naar bancaire transacties (door de verdachte of haar (toenmalige) levenspartner) die te koppelen zijn aan de aankoop van de auto; deze zijn niet aangetroffen. Dit rechtvaardigt de conclusie dat de auto contant is betaald met illegaal verkregen vermogen. De rechtbank overweegt verder dat de tenaamstelling in beginsel beschikkingsmacht met zich meebrengt. Zonder andersluidende verklaring van de verdachte hoe de tenaamstelling geduid moet worden, welke verklaring ontbreekt, is hiermee voldoende komen vast te staan dat zij de auto aan haar toebehoorde. De verweren worden dan ook verworpen.

Voorwaardelijk verzoek horen getuige

De verdediging heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting bij pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan om de getuige naam vader voornoemd, te horen. De voorwaarde dat de rechtbank niet aannemelijk acht dat de verdachte op basis van giften van haar vader over vermogen kon beschikken is vervuld, zodat de rechtbank zich zal uitlaten over dit verzoek. Gelet op het hiervoor overwogene wordt het voorwaardelijk verzoek naam vader te horen afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak van het horen van de getuige niet is gebleken.

Bewezenverklaring

  • Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafoplegging

Gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De verdachte heeft zich in een periode van drie en een half jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van €30.840,78. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^