Veroordeling voor feitelijke leidinggeven aan het niet betalen van belastingen, doen van een onjuiste aangifte en valsheid

Rechtbank Rotterdam 30 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5067

Veroordeling voor het feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet betalen, begaan door een rechtspersoon, het feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat er te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon en opzettelijk een geschrift afleveren terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst. Totaalbedrag niet afgedragen omzetbelasting betreft ruim €116.000. Overschrijding redelijke termijn. Oplegging van een taakstraf van 85 uren met aftrek van voorarrest.

Feiten 1 en 2

Standpunt verdediging

De Verdachte heeft de boekhouding van naam Bedrijf 1 afgegeven aan de boekhouder, en hem verzocht om de aangifte omzetbelasting te doen. De Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat, met het toesturen en verifiëren van de juiste inloggegevens, het doen van de omzetbelasting was geregeld. Hij heeft erop vertrouwd dat de aangifte ook is gedaan, en bij hem bestond de wil om aangifte te doen. Hij had daarom geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – op het niet doen van de aangifte, en op het niet betalen van de omzetbelasting. De Verdachte moet worden vrijgesproken van deze feiten.

De Verdachte is ook niet aan te merken als feitelijk leidinggever of opdrachtgever van naam Bedrijf 1, omdat een ander – Medeverdachte - regelde dat naam Bedrijf 1 computerspullen kon kopen, de klant voor de computerspullen regelde, de inkoopfacturen bracht, en onder zijn begeleiding de facturen werden opgesteld. De Verdachte moet worden vrijgesproken van het feitelijk leidinggeven aan naam Bedrijf 1.

Beoordeling

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde niet betalen van omzetbelasting en het niet doen van aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2014 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de Verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

In het tweede kwartaal van 2014 zijn door de Verdachte verkoopfacturen van naam Bedrijf 1 opgesteld, waarop in totaal voor een bedrag van ruim €116.000 aan omzetbelasting stond vermeld.

De Verdachte was de enige bestuurder van naam Bedrijf 1, en als zodanig verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken van de vennootschap. Hij werkte daar alleen, en was als enige gemachtigd voor de bankrekening van naam Bedrijf 1. Aan zijn verantwoordelijkheid als bestuurder doet niet af of hij zich ten aanzien van sommige aangelegenheden in meer of mindere mate liet instrueren door medeverdachte. Tijdens de zitting heeft de Verdachte ook bevestigd dat hij leidinggaf aan naam Bedrijf 1.

Tot de verantwoordelijkheden van de Verdachte als bestuurder horen het doen van belastingaangiftes en het betalen van verschuldigde omzetbelasting, althans zeker te stellen dat dit wordt gedaan. Hij kan zich er niet achter verschuilen dat hij de administratie van naam Bedrijf 1 aan de boekhouder heeft afgegeven en er daarna op vertrouwde dat die de aangifte zou doen en de aanslag betaald zou worden. De Verdachte heeft ervoor gezorgd dat op de bankrekening van naam Bedrijf 1 geld werd ontvangen uit hoofde van de omzetbelasting (in rekening gebrachte BTW) en had er ook voor moeten zorgen dat er op aangifte omzetbelasting werd betaald (aan de Belastingdienst). Dit geldt temeer omdat de Belastingdienst naam Bedrijf 1 op 6 mei 2014 uitnodigde om aangifte te doen voor de betreffende periode en op 25 augustus 2014 de Verdachte er met een naheffingsaanslag op wees dat hij dat niet had gedaan.

Door niet zeker te stellen dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd, heeft de Verdachte zich willens en wetens schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het niet betalen van verschuldigde omzetbelasting, en aan het niet doen van belastingaangifte.

Conclusie

De Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet betalen van omzetbelasting en het niet doen van aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2014.

Feit 3

Standpunt verdediging

Voor de ten laste gelegde valsheid in geschrifte geldt dat er daadwerkelijk handel heeft plaatsgevonden, er zijn immers goederen opgehaald op het vestigingsadres van naam Bedrijf 1. De facturen hadden betrekking op deze transacties. Voor zover er valse facturen zijn opgemaakt heeft de Verdachte dienaangaande niet opzettelijk gehandeld, omdat hij een ondergeschikte rol had en Medeverdachte veel inspraak had op de inhoud van de facturen.

Beoordeling

De Verdachte was met naam Bedrijf 1 actief in de schoonmaakbranche toen hij door een (relatief) onbekende werd benaderd met het voorstel om transacties in computerspullen via naam Bedrijf 1 te laten lopen. De Verdachte had geen enkele ervaring met computerspullen en ook geen kennis daarover. Hij was niet bekend met enige waarde die naam Bedrijf 1 door de voorgestelde transacties toevoegde aan de handel in deze goederen. De Verdachte wist niet wat hij met de handel zou verdienen. De facturen voor inkoop van de goederen moest naam Bedrijf 1 voldoen aan een andere partij dan de partij die de goederen leverde. naam Bedrijf 1 had geen eigen middelen om de inkoop van de spullen te betalen, en evenmin om de omzetbelasting die in rekening werd gebracht af te dragen aan de Belastingdienst. Dit zijn allemaal indicaties dat het schijnhandel betrof. De Verdachte heeft geen nader onderzoek gedaan naar de transacties en naar de partijen die daarbij betrokken waren. Door zo te handelen heeft de Verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat het handelsverkeer met de wederpartijen van naam Bedrijf 1 bestond uit schijntransacties (in dit geval een zogenaamde BTW-carrousel) en dus dat de facturen die hij ten behoeve daarvan opstelde een valse voorstelling van zaken gaven.

Conclusie

De Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van facturen van naam Bedrijf 1.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet betalen, begaan door een rechtspersoon, terwijl de Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

  • Feit 2: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

  • Feit 3: opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Taakstraf van 85 uur.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^