Rechtbank Rotterdam 13 juni 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:7175
De rechtbank veroordeelt een man voor medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. Hij stelt zijn gegevens en zakelijke middelen beschikbaar aan een medeverdachte die met valse zorgovereenkomsten de SVB voor ruim 57.000 euro oplicht. De verdachte ontvangt als katvanger maandelijks betalingen en verricht geen onderzoek naar de activiteiten. De rechtbank acht bewezen dat hij bewust de aanmerkelijke kans op oplichting heeft aanvaard. Ook witwast hij 5.400 euro aan fraudeopbrengsten. Hij krijgt een taakstraf van 100 uur vanwege de ernst van de feiten en overschrijding van de redelijke termijn.
Context van de zaak
De rechtbank Rotterdam oordeelt over een strafzaak tegen een natuurlijk persoon, geboren in 1981, woonachtig te Rotterdam, die terechtstaat voor zijn betrokkenheid bij fraude met persoonsgebonden budgetten (PGB). De verdachte wordt verweten dat hij bewust zijn persoonlijke gegevens en zakelijke middelen ter beschikking stelt aan een medeverdachte die met valse zorgovereenkomsten en facturen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beweegt tot onterechte uitbetalingen van zorggelden. De verdachte is, blijkens het dossier, een recente immigrant zonder ervaring in het Nederlandse zorgstelsel of ondernemerschap. De rechtbank moet oordelen over zijn rol in het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen.
Tenlastelegging
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij in de periode van 18 april 2017 tot en met 29 januari 2020 samen met een ander door middel van valse zorgovereenkomsten en facturen de SVB heeft bewogen tot de uitbetaling van een geldbedrag van 57.663,75 euro. Daarnaast wordt hem verweten dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van deze geldbedragen, waarvan hij wist dat ze afkomstig waren uit misdrijf.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert een taakstraf van 180 uur. Volgens het Openbaar Ministerie heeft de verdachte willens en wetens meegewerkt aan de oplichting door het oprichten van een eenmanszaak, het openen van een zakelijke bankrekening, en het ter beschikking stellen van zijn inlog- en DigiD-gegevens. Daarmee heeft hij de oplichtingspraktijken van zijn medeverdachte gefaciliteerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging pleit voor volledige vrijspraak. De verdachte zou geen weet hebben gehad van het oplichtingskarakter van de handelingen van zijn medeverdachte. Hij zou slechts formeel eigenaar zijn van de eenmanszaak, zonder daadwerkelijke betrokkenheid bij de zorgverlening of financiële afhandeling. Ook zou hij feitelijk geen zeggenschap hebben gehad over de zakelijke bankrekening waarop de frauduleuze bedragen zijn gestort.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zonder nader onderzoek een eenmanszaak op zijn naam heeft laten registreren, persoonlijk is meegegaan naar de Kamer van Koophandel, en een zakelijke bankrekening heeft geopend of laten openen. Hij stelt vervolgens zijn inloggegevens en DigiD beschikbaar aan de medeverdachte, en ontvangt maandelijks betalingen als tegenprestatie. De rechtbank acht het onaannemelijk dat de verdachte zich niet bewust is geweest van de aard van de handelingen. Gelet op de ongebruikelijke gang van zaken, zijn gebrek aan kennis van de Nederlandse taal en het ontbreken van ervaring in de zorgsector of het ondernemerschap, acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de SVB zou worden opgelicht.
De rechtbank stelt tevens vast dat sprake is van medeplegen, nu de verdachte een essentiële en voortdurende bijdrage levert aan het misdrijf. Hij faciliteert de handelingen van zijn medeverdachte en ontvangt daarvoor vergoedingen. De rol van de verdachte als katvanger wordt zwaar meegewogen.
Ten aanzien van het witwassen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte 5.400 euro aan frauduleus verkregen geldbedragen op zijn privérekening ontvangt, waarover hij ook feitelijk beschikt. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor gewoontewitwassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1 primair: In de periode van 18 april 2017 tot en met 29 januari 2020 in Overberg en Oegstgeest tezamen en in vereniging met een ander door een samenweefsel van verdichtsels de SVB heeft bewogen tot de afgifte van 57.663,75 euro aan zorggelden, op basis van valse zorgovereenkomsten en facturen, waarin ten onrechte is voorgespiegeld dat de verdachte zelf zorg heeft verleend of zorgverleners heeft aangestuurd.
2: In dezelfde periode en plaatsen, tezamen met een ander, een bedrag van 5.400 euro voorhanden heeft gehad, afkomstig uit het hierboven genoemde misdrijf, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was, en van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Strafoplegging
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige PGB-fraude, wat een ernstige aantasting vormt van het vertrouwen in het zorgsysteem. Door als katvanger te fungeren heeft hij het misbruik van publieke middelen mogelijk gemaakt, wat zwaar weegt. De rechtbank merkt op dat fraude met zorggelden de integriteit van het sociale stelsel ondermijnt.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte geldbedragen die afkomstig zijn uit deze fraude, heeft witgewassen. Daarmee heeft hij ook het financieel-economische verkeer geschaad.
Bij strafmaatbepaling houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij sinds zijn aanhouding geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Bovendien is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De zaak heeft meer dan vier jaar geduurd, terwijl een termijn van twee jaar als redelijk wordt beschouwd. Dit levert een schending op van artikel 6 EVRM.
Om die reden legt de rechtbank een taakstraf op in plaats van een zwaardere strafmodaliteit.
De opgelegde straf luidt:
Een taakstraf van 100 uur. Indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd, volgt vervangende hechtenis van 50 dagen. De tijd die de verdachte reeds in verzekering of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt verrekend met de taakstraf volgens de standaardmaat van twee uur per dag.
Lees hier de volledige uitspraak.