'Strafrechtelijke inbeslagname bij de medisch verschoningsgerechtigde'

Uit de jurisprudentie over strafrechtelijke inbeslagname van medische gegevens bij de medisch verschoningsgerechtigde blijkt dat de Hoge Raad het criterium van de zeer uitzonderlijke omstandigheden, dat rechtvaardigt dat het beroepsgeheim wordt doorbroken, zowel bij de verdachte verschoningsgerechtigde als bij de niet verdachte verschoningsgerechtigde ruim toepast.Van een uitzonderingssituatie is in feite geen sprake meer. In die gevallen waarin de (afgeleid) verschoningsgerechtigde geen verdachte is van een strafbaar feit, ten onrechte. De Hoge Raad dient terug te keren naar zijn jurisprudentie waarin hij het standpunt van de verschoningsgerechtigde dat kennisneming van de gegevens zonder zijn toestemming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim respecteert, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat het standpunt onjuist is.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

Regiezitting in zaak verdachte Twentse ex-neuroloog aangehouden

De oorspronkelijk op woensdag 24 september a.s. geplande regiezitting in de zaak van de verdachte Twentse ex-neuroloog J.S, is aangehouden. Dit op verzoek van de raadsman van verdachte. Een nieuwe datum is nog niet bepaald. 

Bron: de Rechtspraak

Print Friendly and PDF ^

Fataal verlopen bevalling: Rechterlijk pardon voor gynaecoloog

Een 50-jarige gynaecoloog is vandaag in hoger beroep schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel wegens een fataal verlopen bevalling in 2009. Het gerechtshof Amsterdam is van oordeel dat oplegging van een straf geen enkel strafrechtelijk relevant doel meer dient.

Fatale afloop bevalling

De man werd in 2009 als dienstdoende gynaecoloog geconfronteerd met een hoog risico patiënte, die eerder was bevallen door middel van een spoed-keizersnede. Hij heeft nagelaten met haar overleg te plegen over de met haar behandelend gynaecoloog gemaakte afspraken en over het door hem te voeren beleid. Tevens heeft de man nagelaten dat beleid te bespreken met het verloskundig team. Dit ook nadat de ervaren dienstdoende verloskundige haar twijfels had geuit over het blijven nastreven van een natuurlijke bevalling. Kort daarop is de gynaecoloog naar huis gegaan om te gaan eten zonder instructies achter te laten. Drie uur later is hij met spoed naar het ziekenhuis geroepen, nadat de co-assistent had geconstateerd dat de baby in foetale nood verkeerde. Hij heeft toen alsnog een spoed-keizersnede verricht, maar de baby is kort daarna overleden. De moeder heeft als gevolg van de bevalling zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

Rechterlijk pardon

De rechtbank veroordeelde de gynaecoloog eerder tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een voorwaardelijke ontzetting van het recht zijn beroep uit te oefenen voor een jaar. Het hof is van oordeel dat hij ernstig is tekortgeschoten in de behandeling en de begeleiding rond de bevalling. Hij heeft een keten van gebeurtenissen in gang gezet en laten voortduren die er uiteindelijk toe heeft geleid dat te laat een keizersnee is uitgevoerd. Het hof heeft aan hem echter geen straf of maatregel opgelegd. Het hof heeft daarbij laten meewegen dat de tuchtrechter hem reeds een sanctie in de vorm van een berisping heeft opgelegd. Ook heeft de zaak hem veel negatieve aandacht in de media opgeleverd. Verder heeft de man ter terechtzitting in hoger beroep oprecht zijn medeleven betuigd aan de moeder en haar echtgenoot. Daarnaast is gebleken dat de rampzalige afloop van de zwangerschap hem persoonlijk zeer heeft geraakt.

Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak voor oud-maagchirurg

Rechtbank Noord-Nederland 13 mei 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2384

Essentie

De Rechtbank Noord-Nederland heeft een voormalig maagchirurg vrijgesproken van mishandeling en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De 62-jarige chirurg werkte in mei 2009 in het Scheper Ziekenhuis in Emmen. Bij het tellen van de wondgaasjes na een spoedoperatie bleek dat er een gaasje ontbrak. Later bleek dat deze was achtergebleven in het lichaam van de patiënt. Deze heeft twee littekens overgehouden aan de ontsteking die is ontstaan door het achtergebleven gaasje en de ingreep die nodig was om het gaasje te verwijderen.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de aanmerkelijke kans bestond dat door het achterblijven van een gaasje aangeefster (zwaar lichamelijk) letsel zou bekomen of pijn zou ondervinden, noch dat hij deze kans bewust heeft aanvaard. Van voorwaardelijk opzet is met andere woorden evenmin sprake.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangeefster lichamelijk letsel van een zodanige ernst heeft bekomen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan in de zin van artikel 308 Sr.

Ontvankelijkheid OM

De raadsman heeft aangegeven dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging, gelet op de Aanwijzing feitenonderzoek/strafrechtelijk onderzoek en vervolging in medische zaken en het Informatieprotocol OM-IGZ, omdat onvoldoende bewijs voor het ten laste gelegde voor handen is en omdat vervolging niet opportuun is, gelet op de arbeidsrechtelijke en andere gevolgen die het langdurige strafrechtelijk onderzoek voor verdachte hebben gehad.

Op grond van de Aanwijzing stelt het OM alleen een strafvervolging voor de in de onderhavige zaak van belang zijnde artikelen 300 en 308 Sr in, indien bewijs is vergaard voor de ‘opzet’ en de ‘schuld’ van verdachte en indien een direct verband bestaat tussen de gedraging of het nalaten van een verdachte en het ingetreden gevolg. De Aanwijzing gaat er voorts vanuit dat, als een verdachte arbeidsrechtelijk is geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen, vervolging niet onder alle omstandigheden opportuun (meer) is.

Rb.: Vooropgesteld dient te worden dat artikel 167, eerste lid Sv aan het OM een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toekent met betrekking tot de vraag of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Daarbij komt, dat de rechter in beginsel niet mag oordelen over de wijze waarop het OM de voor zijn vervolgingsbeslissing relevante belangen heeft afgewogen. Indien een vervolging in strijd is met beginselen van een goede procesorde kan er sprake zijn van verval van het recht tot strafvervolging. Dit zou het geval kunnen zijn indien het OM handelt in strijd met een Aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Samengevat: De rechter mag niet treden in de opportuniteit van de vervolging en heeft de door het OM verrichte belangenafweging te respecteren, behoudens wanneer die afweging de door de beginselen van een behoorlijke procesorde gedicteerde rechtmatigheids- toets niet kan doorstaan.

Naar het oordeel van de rechtbank dient de Aanwijzing zo te worden begrepen, dat waar deze voorschrijft dat ‘voldoende bewijs moet zijn vergaard’ bedoeld wordt dat voldoende uit het dossier moet blijken van bezwaren tegen een verdachte dat hij een strafbaar feit heeft begaan wil het OM tot vervolging overgaan. De rechtbank zal zich in zijn uitspraak immers uitlaten over de bewijsvraag. Op grond van de inhoud van het dossier en met name de verklaringen van getuigen en deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in redelijkheid tot vervolging heeft kunnen besluiten.

De rechtbank volgt de raadsman derhalve niet in zijn betoog en verwerpt zijn verweer op de niet-ontvankelijkheid van het OM.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Zij acht de opzet in voorwaardelijke zin bewezen.

Zij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Standpunt verdediging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd, dat hetgeen bewezen kan worden verklaard niet past binnen de delictsomschrijvingen. De raadsman stelt dat er geen sprake kan zijn geweest van opzet of de voorwaardelijke variant daarvan. De wil van verdachte is nooit gericht geweest op het beschadigen van zijn patiënt door een gaasje achter te laten of het risico voor lief te nemen dat dit gaasje zou achterblijven. Verdachte moet naar het oordeel van de raadsman worden vrijgesproken van mishandeling dan wel benadeling van de gezondheid. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit moet naar het oordeel van de raadsman eveneens vrijspraak volgen omdat geen sprake is geweest van roekeloosheid of grove dan wel aanmerkelijke schuld en voorts de beschreven gevolgen niet zijn aan te merken als de ernstige gevolgen die voor dit type delict gelden.

Oordeel rechtbank

  • Ten aanzien van de primair ten laste gelegde mishandeling

De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet willens en wetens bij de operatie van aangeefster een gaasje in haar lichaam heeft achter gelaten met de bedoeling om haar (zwaar lichamelijk) letsel of pijn te bezorgen, zodat van vol opzet geen sprake is.

Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals in dit geval het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel of pijn - is sprake indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.

Verdachte heeft het volgende verklaard: ‘Nadat ik hoorde dat er een gaasje ontbrak, voelde ik in de wond. Dat was de enige plek waar het kon zitten. Na het voelen in de wond vond ik niets. Toen was ik ervan overtuigd dat de er geen gaasje in het lichaam was achtergebleven. Een röntgenonderzoek of vervolgonderzoek was niet nodig.

Als een gaasje ontbreekt, ga je als chirurg door met zoeken. Ik weet ook wat voor ellende het kan geven als een gaasje in het lichaam achterblijft.’

Getuige, operatie-assistente en omloop bij de operatie van aangeefster, heeft het volgende verklaard:

‘Ik heb samen met de instrumenterende de gaasjes geteld. We kwamen er achter dat er eentje ontbrak. Nadat we verdachte hadden gevraagd of hij nog een keer in de wond wilde kijken, heeft hij nog een keer in de wond gekeken, maar hij vond het gaasje niet. Hij zei dat het gaasje er niet in zat.’

Getuige, operatie-assistente en instrumenterende bij de operatie van aangeefster, heeft als getuige bij de rechter-commissaris het volgende verklaard: ‘Ik weet nog dat we verdachte hebben gemeld dat een gaasje ontbrak. Verdachte heeft wel gezocht in het lichaam. Hij zei dat het gaasje niet in het lichaam van aangeefster kon zitten. Hij was ervan overtuigd dat het gaasje niet in het lichaam zat.’

De rechtbank stelt aan de hand van deze verklaringen vast dat verdachte wist dat een gaasje miste toen hij de wond ging sluiten. Verdachte heeft gevoeld in de wond voorafgaand aan het sluiten, maar daar geen gaasje aangetroffen. Hij was ervan overtuigd dat geen gaasje in de wond aanwezig kon zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de aanmerkelijke kans bestond dat door het achterblijven van een gaasje aangeefster (zwaar lichamelijk) letsel zou bekomen of pijn zou ondervinden, noch dat hij deze kans bewust heeft aanvaard. Van voorwaardelijk opzet is met andere woorden evenmin sprake.

De rechtbank zal verdachte derhalve van het hem primair tenlastegelegde vrijspreken.

  • Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld

Zwaar lichamelijk letsel

Aangeefster heeft in haar aangifte op 6 juli 2010 over haar letsel verklaard dat zij onnodige littekens heeft overgehouden ten gevolge van de ontstekingen die zijn ontstaan door het in haar lichaam achtergebleven gaasje. In een aanvullend verhoor op 9 november 2012 verklaart aangeefster dat na een littekencorrectie in januari 2012 in het UMCG nauwelijks nog iets van de wonden zichtbaar is. Er resten nog twee nette kleine littekens. Verbalisanten verklaren dat aangeefster hen tijdens dit verhoor twee kleine littekens (twee centimeter lang) op de buik laat zien.

De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen medische verklaring/beschrijving van de littekens noch foto’s van de littekens bevinden. Het is daardoor voor de rechtbank niet goed mogelijk om een goed beeld van de littekens te krijgen, noch van eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen.

De deskundige, chirurg, geeft in zijn rapport van 20 januari 2014 op basis van de stukken zijn oordeel over de aard van het letsel bij aangeefster: ‘Het lichamelijk letsel is beperkt (matig). Het betreft een oppervlakkige wond, welke door een vreemd lichaam uitgesteld is genezen. Na verwijdering van het vreemde lichaam (in casu het gaasje) zal zo’n wond over het algemeen goed genezen. Wel valt te verwachten dat een litteken uiteindelijk minder fraai wordt dan wanneer deze primair was genezen.’

Artikel 82 Sr bepaalt dat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zin ambts- of beroepsbezigheden, en afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw. Onder zwaar lichamelijk letsel wordt mede begrepen storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft.

De wet definieert dus enkele gevallen die onder zwaar lichamelijk letsel zijn begrepen, maar definieert het begrip zelf niet. Blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad laat die bepaling de rechter de vrijheid om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Van belang zijn bijvoorbeeld de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.

Naar het oordeel van de rechtbank kan, op basis van de aangifte en de rapportage van de getuige deskundige worden vastgesteld, dat aangeefster aan de operatie twee kleine littekens op de buik heeft overgehouden, die door de ontsteking als gevolg van het achtergebleven gaasje minder fraai waren dan wanneer die ontsteking niet was opgetreden. Deze littekens zijn na correctie nog nauwelijks zichtbaar. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze twee littekens niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

Lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan

Aangeefster heeft over de gevolgen van haar letsel verklaard dat ze 3 maanden lang 24 uur per dag veel pijn heeft gehad, dat ze maanden lang hulp heeft gehad van de buurvrouw bij de opvang van haar kinderen en dat ze door de pijn haar normale huishoudelijke taken niet kon doen. Haar man was genoodzaakt om de huishoudelijke taken en de opvoeding van de kinderen voor zijn rekening te nemen en kon daardoor niet naar zijn werk.

De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen medische verklaring bevindt waarin het postoperatieve letsel van aangeefster wordt beschreven. De precieze aard en ernst van dit letsel is daardoor niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of en, zo ja, in hoeverre andere factoren die de gezondheid van aangeefster betreffen op dit letsel van invloed zijn geweest.

Het is niet onwaarschijnlijk te achten dat de bevalling van haar dochtertje enkele dagen voor de operatie, haar algehele fysieke conditie en de omstandigheid dat ze moest herstellen van de spoedoperatie - noodzakelijk vanwege ernstige medische- en pijnklachten, veroorzaakt door een volledige gastro-enternale obstructie als gevolg van het verschuiven van een jaren eerder geplaatste maagband - van invloed is geweest op de aard en de ernst van het postoperatieve letsel.

De deskundige heeft, zoals hiervoor al aangegeven, basis van de stukken geoordeeld dat het lichamelijk letsel beperkt (matig) is. Het betreft een oppervlakkige wond, welke door het achtergebleven gaasje uitgesteld is genezen.

De wetgever heeft voor ogen gehad dat niet het veroorzaken van elke vorm van letsel, hoe licht ook, tot strafbaarheid op grond van artikel 308 Sr kan voeren. De nadere beschrijving van letsel in deze bepaling zou dan immers overbodig zijn geweest. Het letsel moet zo ernstig zijn dat sanctionering op grond van genoemd artikel op zijn plaats is.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangeefster lichamelijk letsel van een zodanige ernst heeft bekomen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan in de zin van 

/
Print Friendly and PDF ^

Maagchirurg na lang onderzoek voor de rechter

Voormalig maagchirurg Nick R. van het Scheper Ziekenhuis in Emmen moet vandaag voor de rechtbank in Assen verschijnen, 4 jaar nadat justitie een strafrechtelijk onderzoek tegen hem was begonnen. R. wordt beschuldigd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

De chirurg voerde tussen 2006 en 2009 maagverkleiningsoperaties uit in het Emmer ziekenhuis. R. werd in 2009 ontslagen, nadat uit een intern onderzoek was gebleken dat hij bij veel operaties fouten had gemaakt en onzorgvuldig had gehandeld.

Er zijn 17 aangiftes tegen de chirurg gedaan; in zes gevallen door nabestaanden van patiënten die na een maagverkleiningsoperatie zijn overleden, en door 11 mensen die zeiden dat ze ernstig letsel hebben overgehouden. Maar na een lang en ,,uiterst complex'' onderzoek, waarbij politie en justitie veel hulp en expertise van buitenaf inriepen, komt het slechts in één zaak tot vervolging: na een operatie in 2009 had R. een wondgaasje in de buikholte van een vrouw achtergelaten, die vervolgens doodziek werd.

Volgens justitie is uiteindelijk niet vast komen te staan dat de chirurg bij de andere aangiftes verwijtbaar heeft gehandeld. In een aantal andere zaken is geen of onvoldoende verband aangetoond tussen de operatie en het overlijden van patiënten of letsel. Maagverkleiningsoperaties zijn nu eenmaal complex en niet zonder risico, aldus justitie, die eraan toevoegde dat de uitkomst ,,buitengewoon onbevredigend en verschrikkelijk zuur is voor de slachtoffers''.

Het Scheper Ziekenhuis wordt niet vervolgd. Er valt het ziekenhuis genoeg te verwijten, stelde justitie vorig jaar, maar het is strafrechtelijk niet verantwoordelijk. Het ziekenhuis heeft de afgelopen jaren in een aantal gevallen aansprakelijkheid erkend en geld uitgekeerd aan slachtoffers en nabestaanden. In 2011 besloot het Scheper Ziekenhuis helemaal te stoppen met het uitvoeren van maagverkleiningsoperaties.

Chirurg Nick R. werd na zijn ontslag in 2009 geschrapt uit het BIG-register, waardoor hij niet meer als arts in Nederland werkzaam mocht zijn. Kort daarna bleek hij te werken in een Duits ziekenhuis. Toen dat op de hoogte werd gebracht van het verleden van R., werd hij direct ontslagen.

De zaak Nick R. en die van de omstreden neuroloog Ernst Jansen, die na zijn vertrek bij het Medisch Spectrum Twente ook in Duitsland aan de slag ging, waren voor minister Edith Schippers van Volksgezondheid aanleiding om te pleiten voor een Europese zwarte lijst van artsen met een beroepsverbod. Het is de bedoeling dat vanaf 2015 EU-lidstaten elkaar op de hoogte brengen als een arts een nationale maatregel opgelegd heeft gekregen.

Bron: Europa Nu

Print Friendly and PDF ^