Tweemaal vrijspraak koolmonoxideongeval Zeewolde
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6661 en ECLI:NL:GHARL:2016:6662
In een woning in Zeewolde zijn op 21 en 22 januari 2013 twee personen om het leven gekomen door een koolmonoxidevergiftiging. De koolmonoxide was vrijgekomen uit een kier tussen de rookgasafvoer en de centrale verwarmingsketel. De cv-installatie was op 7 oktober 2012 nieuw aangelegd. De twee installateurs (vader en zoon) zijn vervolgd wegens dood door schuld. Het hof heeft vandaag beide verdachten vrijgesproken.
Eerste aanleg
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 6 februari 2014 de vader veroordeeld voor dood door schuld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en eentaakstraf van 200 uur. De zoon werd vrijgesproken. Tegen deze beslissingen heeft deofficier van justitie hoger beroep ingesteld.
Hoger beroep
Het hof heeft onderzocht of de verdachten de cv-installatie zodanig hebben opgeleverd dat daardoor het overlijden van de slachtoffers is veroorzaakt of het risico op overlijden in belangrijke mate is verhoogd.
Technisch onderzoek onmiddellijk na het overlijden van de slachtoffers wees uit dat de rookgasafvoer op één beugel hing, die met één schroef aan de plafondbalk was bevestigd. De belangrijkste vraag was of vastgesteld kon worden of de verdachten de installatie ook op die wijze hadden opgeleverd. Daarvoor heeft het hof geen bewijsgevonden. In de plafondbalk is een tweede schroefgat aangetroffen. Het hof heeft daarom als uitgangspunt voor verder onderzoek genomen dat de rookgasafvoer bij oplevering was vastgezet met één beugel die aan beide zijden was vastgeschroefd.
Uit het onderzoek bleek ook dat de cv-ketel was ingesteld op de verbranding van aardgas in plaats van propaangas, waardoor de hoeveelheid koolmonoxide in de rookgassen toenam, evenals de temperatuur.
Ook na aanvullend onderzoek is het hof er niet van overtuigd dat de instelling van de ketel en de manier van bevestigen van de rookgasafvoer de waarschijnlijke oorzaak zijn geweest van het eenzijdig losraken van de beugel en het ontstaan van de kier in de aansluiting van de rookgasafvoer op de ketel. Met name heeft de verklaring van de deskundige niet inzichtelijk gemaakt dat de krachten die op de rookgasafvoer en op de tweezijdig vastgeschroefde beugel werden uitgeoefend zo groot waren dat die beugel aan één zijde los kon komen.
Bij de beantwoording van de vraag of de staat van oplevering van de installatie het risico op overlijden van de slachtoffers in belangrijke mate heeft verhoogd heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de gemonteerde beugel van metaal was en niet van kunststof, zoals de fabrikant voorschreef. Bovendien was het aanbrengen van ten minste twee beugels voorgeschreven. Verder hadden de verdachten de installatiehandleiding niet gelezen en was er een niet goed functionerende koolstofdioxidemeter gebruikt.
Het hof heeft niet vast kunnen stellen dat de toestand waarin de installatie is opgeleverd hoogst waarschijnlijk heeft geleid tot de op 22 januari 2013 aangetroffen levensgevaarlijke situatie. Evenmin is komen vast te staan dat de gedragingen van verdachten bij de installatie het risico op het loskomen van de rookgasafvoer in die mate hebben verhoogd dat het overlijden van beide slachtoffers redelijkerwijs aan hen kan worden toegerekend. Daardoor ontbreekt het bewijs voor de tenlastegelegde dood door schuld en worden beide verdachten vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraken:
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6661
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6662