Wrakingsverzoek na getuigenverhoor in grote BTW-fraudezaak afgewezen

Rechtbank Overijssel 12 augustus 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3167

Verzoeker verzoekt de wrakingskamer zijn verzoek tot wraking gegrond te verklaren. Hij stelt dat sprake is van vooringenomenheid en partijdigheid van mr. Geeve en dat die twijfel niet slechts een subjectief gevoelen is maar dat die twijfel ook objectief is gerechtvaardigd. De rechter-commissaris heeft in bovenomschreven zaken een groot aantal verhoren afgenomen van een groot aantal getuigen. Geconstateerd is dat de rechter-commissaris feiten als gerelateerd in het dossier niet kent, althans onvoldoende om de verzoeken van de verdediging op waarde te schatten.

Tijdens de verhoren is gebleken van grote animositeit en agitatie van de rechter-commissaris die zich met name richt op mr. Zuur. Zo zijn tijdens een verhoor vragen belet die nog geen half uur later in exact dezelfde bewoordingen door een collega raadsman opnieuw zijn gesteld maar niet zijn belet. Bij voortduring heeft verzoeker moeten constateren dat de rechter-commissaris niet luistert naar de vragen of de antwoorden en dat daardoor misverstanden ontstaan en nog meer agitatie en onwil om zaken correct in het proces-verbaal op te nemen. Indien de rechter-commissaris hierop wordt bevraagd, is steevast haar reactie dat het haar proces-verbaal is en dat zij degene is die bepaalt wat er in staat. Ook verzoeken om dan de weigering tot het opnemen in het proces-verbaal op te nemen worden steevast geweigerd. Dit is een groot probleem voor de waarheidsvinding en het recht van verzoeker op een fair trial en een onpartijdige rechter waar het gaat om de weigering in het proces-verbaal opmerkingen op te nemen die op de vooringenomenheid van de rechter-commissaris, althans de schijn daarvan duiden. De opmerkingen van de rechter-commissaris tijdens het verhoor van getuige richting mr. Zuur zijn niet anders op te vatten dan als een reeds vooringenomen en belastend oordeel over

  • a) de (on)betrouwbaarheid van de getuige,
  • b) verzoeker,
  • c) de tegen hem gerezen verdenkingen en
  • d) zijn rol.

De rechter-commissaris wekt de indruk dat zij van oordeel is dat de hele verklaring van de getuige onder druk is afgelegd, is voorgekookt en kennelijk onbetrouwbaar is. Hoewel daartegen bezwaar is gemaakt en om een toelichting is verzocht, weigert de rechter-commissaris iedere toelichting. De rechter-commissaris heeft zich een voor verzoeker ongunstig oordeel gevormd over de betrouwbaarheid van voor hem ontlastende verklaringen van de getuige.

Bij de hiervoor genoemde brief heeft mr. Zuur gereageerd op de inhoud van het door de (griffier van de) rechter-commissaris opgestelde proces-verbaal van 30 juni 2016. Daarnaast heeft zij de wrakingskamer laten weten dat verzoeker niet opgeroepen hoeft te worden en dat verzoeker het aan haar laat om namens hem waar nodig het woord te voeren.

Standpunt RC

De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust. Zij verzoekt de wrakingskamer het verzoek af te wijzen.

Zij herkent zich niet in de kwalificaties van mr. Zuur dat zij partijdig en vooringenomen zou zijn. Zij erkent dat zij anders op mr. Zuur reageert dan op andere advocaten. Dit heeft te maken met de door mr. Zuur gekozen proceshouding. Mr. Zuur zoekt veelvuldig de confrontatie en beledigt en schoffeert daarbij (verbaal en non-verbaal). De rechter-commissaris is hierdoor genoodzaakt geweest mr. Zuur tot de orde te roepen en haar grenzen te stellen. Mr. Zuur heeft evenveel ruimte gekregen als de andere advocaten om vragen te stellen en bezwaren en opmerkingen te maken, hetgeen ook blijkt uit de opgemaakte processen-verbaal. De bejegening van mr. Zuur heeft niets te maken met vooringenomenheid jegens verzoeker. Die is er niet. De rechter-commissaris betwist dat zij beslissingen niet motiveert en dat zij structureel zou weigeren om de verzoeken van mr. Zuur en hetgeen voorvalt tijdens het verhoor op te nemen in het proces-verbaal van verhoor. Van alle juridisch relevante incidenten tijdens de verhoren is melding gemaakt in de processen-verbaal van verhoor. In ieder geval zijn alle verzoeken, bezwaren en opmerkingen van mr. Zuur waarvan zij wilde dat die werden opgenomen in het proces-verbaal, vermeld. Wat betreft de vermeende vooringenomenheid ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige wordt verwezen naar het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 juni 2016. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat de getuige de waarheid zou spreken. Het is de taak van de rechter-commissaris om een inschatting te maken van de betrouwbaarheid van de door de getuige af te leggen verklaring.

Beoordeling wrakingskamer

Ingevolge artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt dient te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de betreffende rechter vooringenomen is jegens een van de bij de procedure betrokkenen, althans dat de vrees van die partij voor zulke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het enkele feit dat een beslissing van een rechter de verzoeker niet welgevallig is, levert geen grond op voor wraking.

Omdat het onderliggend verzoek tot wraking van de rechter-commissaris is ondertekend, tijdig is ingediend en dit verzoek bovendien voldoende is gemotiveerd kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512 Sv kan onderscheid gemaakt worden tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. Bij de subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Bij de objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat die feiten of omstandigheden ook werkelijk tot vooringenomenheid hebben geleid: "legitimate doubt" kan voldoende zijn. De feiten waarop de verzoeker zich beroept, moeten aannemelijk zijn geworden. Zij moeten zwaarwegende redenen opleveren voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid. Volgens verzoeker is zowel de subjectieve als de objectieve onpartijdigheid in het geding.

In de kern komt het wrakingsverzoek van verzoeker erop neer dat hij de vrees heeft dat de rechter-commissaris partijdig en vooringenomen is, omdat de rechter-commissaris:

  1. zich op een wijze heeft uitgelaten jegens verzoeker en mr. Zuur die niet anders op te vatten is dan een reeds vooringenomen en belastend oordeel over de (on)betrouwbaarheid van de getuige, verzoeker en de tegen hem gerezen verdenkingen en zijn rol. De integriteit van mr. Zuur is aangetast;
  2. Zuur het stellen van vragen belet, terwijl die vragen in dezelfde bewoordingen door een andere advocaat wel worden toegestaan;
  3. in het proces-verbaal van verhoor niet correct weergeeft wat er is gevraagd, geantwoord en is voorgevallen. Genomen beslissingen worden niet volledig in het proces-verbaal opgenomen. Ook verzoeken om de weigering tot het opnemen in het proces-verbaal op te nemen worden steevast geweigerd.

Uit het inleidende verzoek en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gebracht leidt de wrakingskamer af dat hetgeen is voorgevallen tijdens het verhoor van getuige voor verzoeker de concrete aanleiding is geweest om de rechter-commissaris te wraken. Door mr. Zuur is aangevoerd dat haar tijdens het verhoor van getuige weliswaar geen vragen zijn belet, maar dat haar tijdens eerdere verhoren wel vragen zijn belet. De wrakingskamer gaat hieraan voorbij nu deze stelling voor de wrakingskamer niet toetsbaar is, omdat de processen-verbaal van die verhoren niet zijn overgelegd en de rechter-commissaris zich op dit punt niet heeft kunnen uitlaten. Door mr. Zuur is ter mondelinge behandeling van de wrakingskamer bovendien aangegeven dat haar vragen toen alsnog door een collega advocaat gesteld zijn en door de getuige(n) is/zijn beantwoord. In het kader van deze procedure zal de wrakingskamer zich daarom beperken tot hetgeen is voorgevallen tijdens het verhoor van getuige.

Ingevolge artikel 172 Sv maakt (de griffier van) de rechter-commissaris een nauwkeurig proces-verbaal op van hetgeen bij het onderzoek is verklaard, verricht en voorgevallen of door hem is waargenomen; daarbij moet tevens zoveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap. Indien dit tot recht verstand van een verklaring of om andere redenen gewenst is, of indien de verdachte, getuige of deskundige of de raadsman dit verlangt, doet hij ook de vraag naar aanleiding waarvan de verklaring is afgelegd, in het proces-verbaal opnemen. Indien de verdachte, getuige of deskundige of de raadsman verlangt dat enige opgave in de eigen woorden zal worden opgenomen, geschiedt dat, voor zover de opgave redelijke grenzen niet overschrijdt, zoveel mogelijk.

Uit de wet volgt dat de rechter-commissaris verantwoordelijk is voor het opstellen en de inhoud van het proces-verbaal. De wrakingskamer is er niet van overtuigd geraakt dat het opgemaakte proces-verbaal van verhoor geen adequate weergave is van hetgeen bij het verhoor van de getuige naar voren is gebracht. Zo dit al het geval zou zijn dan is onvoldoende komen vast te staan dat de belangen van verzoeker daardoor zijn geschaad. Dit geldt temeer nu mr. Zuur ook heeft erkend dat zij gelegenheid heeft gekregen haar vragen te stellen en dat haar tijdens dat verhoor niet is belet om vragen te stellen. Ook de omstandigheid dat een door mr. Zuur aan getuige gestelde vraag verkeerd in het proces-verbaal is opgenomen maakt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat daaruit vooringenomenheid van de rechter-commissaris zou kunnen worden afgeleid dan wel dat verzoeker in zijn belangen zou zijn geschaad. Dit geldt temeer nu mr. Zuur in de gelegenheid is gesteld om bij het vervolgverhoor van de getuige haar vraag opnieuw te stellen. Kennelijk was het nodig om tot een snelle afronding van het verhoor te komen omdat, zo heeft de officier van justitie toegelicht, de getuige weg moest. In haar proces-verbaal van verhoor heeft de rechter-commissaris het verschil van mening over de juiste vraagstelling en de mogelijkheid van mr. Zuur om op een later moment bedoelde vraag opnieuw te stellen, opgenomen. Daarmee heeft zij transparant gehandeld. Hieruit kan geen vooringenomenheid worden afgeleid.

Dat de rechter-commissaris mr. Zuur confronteert met haar gevoelen dat zij zich afvraagt of de getuige misschien gewoon zegt wat mr. Zuur hem voorzegt, vormt naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin grond om vooringenomenheid dan wel partijdigheid aan te kunnen nemen. De wrakingskamer acht het de taak van de rechter-commissaris om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van getuige in het kader van de waarheidsvinding te onderzoeken en haar waarneming daaromtrent te verbaliseren. De rechter-commissaris heeft bovendien haar uitlating gedaan in aanwezigheid van alle partijen en hun advocaten, waarna zij gelegenheid hebben gehad om hierop te reageren, hetgeen zij feitelijk ook hebben gedaan. De bevindingen zijn vervolgens neergelegd in het proces-verbaal van verhoor. Het staat de rechter-commissaris vrij om partijen en hun advocaten te confronteren met haar indrukken. Het staat de raadslieden op hun beurt vrij over het proces-verbaal waarin deze indrukken zijn vermeld voor de kamer die de zaak te zijner tijd inhoudelijk behandelt aan te voeren wat zij wensen aan te voeren.

Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de wrakingskamer duidelijk geworden dat in de lange reeks van verhoren de onderlinge professionele verhoudingen een emotionele extensie kregen waarbij, althans tijdens het verhoor van getuige minder handige uitdrukkingen zijn gebezigd. Dat is op zichzelf te betreuren, maar nog geen reden om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen of om aan te nemen dat aan het recht van een verdachte op een eerlijk proces tekort wordt gedaan.

Duidelijk is dat de strafprocedure een omvangrijk dossier betreft van circa 20.000 pagina’s waarin circa 60 getuigen gehoord moeten worden. Een dossier met veel verdachten en veel verschillende belangen. Dit vergt van de rechter-commissaris bij de behandeling een systematische aanpak. Van belang daarbij is dat zij goed de regie in handen houdt en het proces bewaakt. Van haar mag worden verwacht dat zij escalatie die mogelijk tijdens de verhoren kan ontstaan tracht te vermijden en dat zij moeite doet om de verstandhouding met en tussen alle partijen optimaal te houden. Daarentegen zijn ook partijen en hun advocaten verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van de zitting. Zij hebben de taak om het de rechter-commissaris mogelijk te maken om de orde te handhaven. Van hen mag worden verlangd dat zij respect tonen en dat zij uitvoering geven aan de door de rechter-commissaris gegeven ordemaatregelen. Zoals hiervoor reeds overwogen waren de verhoudingen en de sfeer, zeker tegen het einde van het verhoor van getuige, ernstig verstoord. Op ordemaatregelen van de rechter-commissaris werd niet meer gereageerd of ze werden ronduit genegeerd. Onder die omstandigheden kon van een correct afwikkelen van het verhoor geen sprake meer zijn. In die zin is het gunstig dat, op voorstel van de rechter-commissaris, tijdens het te plannen volgende verhoor van de getuige de vraag opnieuw zal kunnen worden gesteld.

Vast staat dat de discussie tijdens de verhoren op het scherpst van de snede is gevoerd. De wrakingskamer is van oordeel dat de uitlating van de rechter-commissaris gezien moet worden in de context van het gehele verloop van het getuigenverhoor als haar indruk en niet als haar stellige overtuiging dat verzoeker en/of de getuige onbetrouwbaar zouden zijn dan wel dat de rechter-commissaris de kant zou kiezen van de officier van justitie. Naar het oordeel van de wrakingskamer maakt dit niet dat er een gegronde vrees bestaat voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris.

Ten overvloede geeft de wrakingskamer verzoeker en mr. Zuur in overweging om haar vragenlijst in voorkomende gevallen op voorhand aan de rechter-commissaris te doen toekomen, zodat onduidelijkheid over de vraagstelling en onrust ter zitting, bijvoorbeeld over het tijdsverloop, zoveel mogelijk voorkomen kan worden.

Conclusie

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van de wrakingskamer uit de handelwijze van de rechter-commissaris geen vooringenomenheid of partijdigheid worden opgemaakt dan wel dat de vrees van verzoeker voor zulke vooringenomenheid subjectief of objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking van mr. Geeve zal daarom worden afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^