Aanhouding ontnemingszaak in afwachting behandeling hoofdzaak, omdat anders voeren van de verdediging en waarheidsvinding in de ontnemingsprocedure aanzienlijk zou worden bemoeilijkt

Rechtbank Amsterdam 7 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:9868

Een ontnemingsvordering moet binnen een bepaalde termijn na een vonnis in de hoofdzaak worden aangebracht door het Openbaar Ministerie. Zodra dit is gebeurt, gelden dergelijke termijnen niet meer en is de verdere voortgang van de zaak afhankelijk van een belangenafweging tussen het belang van de maatschappij om de zaak binnen korte termijn af te handelen en eventuele belangen van de verdediging die een vertraagde behandeling rechtvaardigen. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de mogelijkheden die de wet biedt, maar ook naar de omstandigheden van de individuele zaak.

De zaak naam draait in de kern om het verwijt dat de veroordeelden betrokken zouden zijn geweest bij flessentrekkerij en zich ten koste van een groot aantal leveranciers zouden hebben verrijkt. Bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gekeken naar de waarde van de facturen in het dossier en het percentage van deze waarde dat de groep als geheel als voordeel zou hebben genoten. Vervolgens is dit voordeel over de individuele veroordeelden verdeeld. Blijkens de verzoeken die door de verdediging zijn gedaan, is deze verdeling één van de belangrijkste geschilpunten in de ontnemingsprocedure. Daarnaast geldt dat verschillende veroordeelden de door de rechtbank bewezen betrokkenheid bij bepaalde ondernemingen betwisten. Alle veroordeelden (op wie de ontnemingsvordering ziet) zijn in hoger beroep gegaan en hebben dus de mogelijkheid om dit standpunt bij het Gerechtshof aan te voeren. In de ontnemingsprocedure wordt echter uitgegaan van de veroordeling in eerste aanleg en is het aan de veroordeelden om de verdeling van het wederrechtelijk voordeel gemotiveerd te betwisten. Dat leidt ertoe dat sommige veroordeelden in een moeilijk parket terecht komen omdat het gemotiveerd betwisten van de verdeling van het wederrechtelijk voordeel in strijd kan zijn met hun verdedigingsbelang in het hoger beroep van de hoofdzaak. De rechtbank stelt vast dat dat het voeren van de verdediging in de ontnemingsprocedure bemoeilijkt. Daarbij geldt in het bijzonder dat de verdediging – terecht – het verzoek doet om medeveroordeelden als getuigen te horen over de verdeling van het wederrechtelijk voordeel, terwijl die medeveroordeelden nog de mogelijkheid hebben om een beroep te doen op hun verschoningsrecht als verdachten in een zaak die nog niet onherroepelijk is. Ook daardoor worden de mogelijkheden van de verdediging – maar ook de waarheidsvinding – belemmerd.

Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de verdediging voorrang moeten krijgen boven de belangen van een vlotte afdoening van de zaak. Dit betekent dat de behandeling van de ontnemingsprocedure voor onbepaalde tijd zal worden aangehouden totdat het Gerechtshof in hoger beroep arrest heeft gewezen. Hierna zal opnieuw een regiezitting worden belegd om de dan nog aanwezige onderzoekswensen te bespreken;

Het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

 

 

Print Friendly and PDF ^