Advies Raad: ‘Laat celstraf niet ingaan voordat schuld definitief is vastgesteld’
/Wanneer een celstraf direct ingaat zonder dat de schuld van de veroordeelde definitief is, vergroot dat het risico dat mensen onterecht van hun vrijheid worden beroofd. Mede daarom adviseert de Raad voor de rechtspraak kritisch over het wetsvoorstel waarin het kabinet voorstelt om gevangenisstraffen van één jaar en langer voortaan meteen uit te voeren. Het handhaven van het uitgangspunt dat een rechterlijke beslissing pas wordt uitgevoerd als deze definitief is vastgesteld, vindt de Raad van groot belang. Dit om te voorkomen dat er ongewenst voortijdig onherstelbare maatregelen tegen verdachten worden genomen.
Celstraf ontlopen
Het kabinet vindt dat jaarlijks in Nederland te veel veroordeelden niet in de cel belanden vanwege een gebrekkige uitvoering van het rechterlijkevonnis. Dit is niet in het belang van slachtoffers en nabestaanden en vergroot het risico dat mensen hun celstraf uiteindelijk ontlopen. Als oplossing hiervoor presenteert het kabinet nu het 'conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen'. Dit houdt in dat alle celstraffen van één jaar of meer als sprake is van een slachtoffer (en vanaf twee jaar als er geen slachtoffer is) voortaan direct worden uitgevoerd. Als de veroordeelde in hoger beroep gaat kan het gerechtshof de uitvoering in bijzondere gevallen schorsen. Wanneer achteraf blijkt dat mensen door de dadelijke uitvoering onterecht hebben vastgezeten, kunnen zij volgens het kabinet aanspraak maken op een schadevergoeding.
Aantal onbekend
De Raad is niet van de noodzaak van het wetsvoorstel overtuigd. Zo is het niet precies bekend hoeveel veroordeelden in Nederland daadwerkelijk hun straf ontlopen. Jaarlijks worden in Nederland 20.000 verdachten tot een gevangenisstraf veroordeeld, waarvan 2200 (11 procent) tot een celstraf van 1 jaar of meer. Van deze 2200 zit zo’n 85 procent al vast door middel van de voorlopige hechtenis, die de rechter oplegt vanwege bijvoorbeeld vluchtgevaar of als iemand een gevaar oplevert voor zijn omgeving of de samenleving. Van de groep van ongeveer 330 veroordeelden die niet in voorlopige hechtenis zit, is niet bekend hoeveel van hen hun straf ontlopen.
Onschuldig
Het wetsvoorstel vergroot het risico dat burgers worden opgesloten die achteraf onschuldig blijken. Dit levert grote schade op voor hun werk, woning, gezin en leven en is onherstelbaar: een boete kun je terugdraaien, een celstraf niet. De Raad onderschrijft het belang om de door de rechter opgelegde beslissingen snel en effectief uit te voeren, maar geeft de voorkeur aan de inzet van minder zware middelen: zoals de actieve opsporing van loslopende definitief veroordeelden en het intrekken van sociale zekerheidsrechten van veroordeelden.
Grondrechten
Het uitvoeren van straf van een veroordeelde bij wie het proces nog doorloopt in hoger beroep of cassatie, botst bovendien met de grondrechten die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uitgaan van iemands onschuld tot het tegendeel definitief bewezen wordt, is één van deze rechten. Het kabinet stelt dat het wetsvoorstel verenigbaar is met het EVRM, onder meer omdat vergelijkbare wetten in andere Europese landen niet hebben geleid tot een veroordeling van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De Raad onderschrijft deze conclusie niet. De uitspraken van het EHRM die in het wetsvoorstel worden genoemd als onderbouwing gaan niet over celstraffen maar over geldboetes, die veel minder ingrijpend zijn en beter terug te draaien.
Averechts
Op twee punten verwacht de Raad voor de rechtspraak een ander effect dan het kabinet beoogt. Met het wetsvoorstel wil het kabinet voorkomen dat veroordeelden die niet vastzitten er vandoor gaan en zo de dans ontspringen. De Raad wijst in zijn advies juist op de mogelijkheid dat verdachten zich al eerder onvindbaar maken, vanwege het vooruitzicht dat ze na hun veroordeling direct de cel ingaan. Daarnaast denkt het kabinet met het vaker opsluiten het vertrouwen in de rechtsstaat bij burgers te verbeteren. De Raad verwacht dat het wetsvoorstel eerder averechts werkt: het vaker opsluiten van achteraf onschuldige mensen, doet juist afbreuk aan dit vertrouwen.
Niet effectief
De Raad is het dus niet eens met het kabinet het wetsvoorstel noodzakelijk en effectief is, danwel verenigbaar zou zijn met het EVRM. Wanneer het kabinet toch besluit het wetsvoorstel in te voeren dan adviseert de Raad een aantal aanpassingen. Dit om het risico van onterechte opsluiting te verkleinen. In plaats van voor straffen vanaf één jaar gevangenisstraf zou de wet moeten gelden voor celstraffen vanaf twee jaar. Dit verkleint de reikwijdte van het wetsvoorstel. Verder beveelt de Raad aan om de mogelijkheid te creëren dat de veroordeelde die een verzoek indient om de uitvoering van zijn straf te schorsen, dit kan doen via een speciale spoedprocedure. De Raad beveelt aan dat het verzoek tot schorsing in die gevallen binnen drie etmalen wordt behandeld. Dat voorkomt dat in de tussentijd bijvoorbeeld het bedrijf van de veroordeelde failliet gaat.
Bron: de Rechtspraak