Afleggen valse verklaring & “behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van ambtenaren van de justitie of politie"

Hoge Raad 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1368

Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 11 oktober 2012 de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde “medeplegen van poging opzettelijk iemand verdacht van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van de taakstraf opgelegd bij parketnummer 13-447140-08, te weten een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen jeugddetentie.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 19 februari 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten betrokkene, die verdacht was van het misdrijf van diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend behulpzaam te zijn in het ontkomen aan de nasporing van ambtenaren van de justitie of politie, betrokkene heeft voorzien van een vals alibi."

Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "medeplegen van poging opzettelijk iemand verdacht van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie."

Het Hof heeft een door de verdediging gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:

"Het feitencomplex kan ook niet gekwalificeerd worden als poging tot begunstiging. betrokkene was op het moment van de getuigenverklaring al lang en breed aangehouden door de politie. Een alibi had niet gemaakt dat hij plotsklaps in vrijheid was gesteld en dat de zaak was geseponeerd. Aanhouden en nasporen door de politie/justitie hadden zich op 19 februari 2009 reeds voltrokken. Of misschien moet er wel gesproken worden van een absoluut ondeugdelijke poging van verdachte om betrokkene aan aanhouding cq nasporing te laten ontkomen, aldus de raadsvrouw. (...)

Het hof verwerpt de hiervoor gevoerde verweren en overweegt hiertoe het volgende. (...)

Ten aanzien van de begunstiging

Het hof stelt vast dat als poging om behulpzaam te zijn om te ontkomen aan de nasporing van de ambtenaren van politie en justitie kan worden aangemerkt het doen van een mededeling die ertoe strekt en ertoe kan leiden dat van een opsporingsonderzoek wordt afgezien (Hoge Raad 28 januari 2003, LJN AE9671). Het hof heeft vastgesteld dat op het moment van het afleggen van de valse verklaring het onderzoek nog gaande was. Die valse verklaring had er toe kunnen leiden dat het opsporingsonderzoek belemmerd zou worden. Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft getracht betrokkene behulpzaam te zijn in het ontkomen aan de nasporing van ambtenaren van de justitie of politie, door betrokkene te voorzien van een vals alibi. Daaraan doet niet af dat deze betrokkene op het moment dat de verdachte hem een vals alibi verschafte, reeds was aangehouden. Nu opsporingsambtenaren hebben achterhaald dat het door de verdachte aan betrokkene verschafte alibi vals was, is het misdrijf niet voltooid." 

Middel

Het middel klaagt over de bewezenverklaring en de kwalificatie daarvan.

Beoordeling Hoge Raad

Art. 189, eerste lid onder 1°, Sr luidt:

"1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

1° hij die opzettelijk iemand die schuldig is aan of verdachte is van enig misdrijf, verbergt of hem behulpzaam is in het ontkomen aan de nasporing van of de aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie."

Mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van art. 189 Sr moet worden aangenomen dat deze bepaling ertoe strekt te voorkomen dat politie of justitie worden tegengewerkt bij het opsporen en aanhouden van de dader van een misdrijf. 's Hofs oordeel dat de verdachte door bij de politie een valse verklaring af te leggen ten behoeve van betrokkene, die ten tijde van het afleggen van die verklaring reeds was aangehouden en ten aanzien van wie in dat verband reeds een strafrechtelijk onderzoek liep, heeft getracht betrokkene "behulpzaam te zijn in het ontkomen aan de nasporing van ambtenaren van de justitie of politie" in de zin van art. 189, eerste lid onder 1°, Sr, getuigt derhalve van een onjuiste rechtsopvatting.

Het middel is terecht voorgesteld.

De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen en de verdachte van het hem subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het subsidiair tenlastegelegde en verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^