Afwijzing verzoek van de verdediging om de strafzaak aan te houden teneinde een meineedprocedure af te wachten dan wel stukken aan het dossier toe te voegen
/Hoge Raad 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:491
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 6 juni 2016 het vonnis bevestigd van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, waarbij de Verdachte wegens “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2016 houdt het volgende in:
“De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
(…)
het in het Nederlands vertaalde verzoek tot overname van strafvervolging van Verdachte van de hoofdofficier van justitie in Münster d.d. 28 september 2012 met als bijlage het in het Nederlands vertaalde politiedossier;
(…)
de in het Nederlands vertaalde verklaring van betrokkene 1 van 8 oktober 2014 bij de rechter bij het kantongerecht Schleif;
(…)
De Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
U merkt op dat het opvalt dat getuige betrokkene 1 bij de rechter-commissaris1 heeft verklaard dat ik geen betrokkenheid heb gehad bij de aankoop van de drugs, terwijl betrokkene 1 bij de Duitse politie heeft verklaard dat ik wel betrokken ben geweest bij de aankoop. Voorts houdt u mij de verklaring van mijn oom betrokkene 2 voor, die ook heeft verklaard dat ik bij de drugsdeal betrokken ben geweest. U merkt op dat beide getuigen zichzelf ook hebben belast en veel last van hun verklaringen hebben ondervonden.
Ik was niet effectief aanwezig bij de deal. Betrokkene 1 heeft mij een dag daarna verteld wat er was gebeurd. Ik was destijds net weer vrij en wilde mijn vingers niet branden. Als ik er al niets aan zou hebben verdiend, waarom zou ik het dan hebben gedaan? U merkt op dat ik wellicht nodig was om beide personen met elkaar in contact te brengen. Ik heb betrokkene 1 meegenomen naar een café. Ik was mij er niet van bewust dat betrokkene 2 daar ook aanwezig was. Betrokkene 1 wilde een joint kopen. Naast het café zit een coffeeshop waar je joints kan kopen. Ik ben in het café gebleven en heb met iemand anders gepraat. Het dossier bevat taps omdat betrokkene 1 sinds augustus 2010 in de gaten werd gehouden. De Duitse politie had een zender bij betrokkene 1 geplaatst. Ik heb betrokkene 1 niet opgebeld. Ik was sowieso van plan om naar dat café te gaan. Achteraf vertelde betrokkene 1 mij waar hij de cocaïne had opgeslagen, namelijk in een kelderbox. Hij kon niet in mijn berging komen. Betrokkene 1 wilde een tas hebben. Hij wilde die tas meenemen voor een vakantie op Ibiza. Twee weken nadat betrokkene 1 bij de rechter-commissaris een verklaring heeft afgelegd, heb ik hem gezien. Mijn advocaat heeft hem benaderd.
De voorzitter doet de getuige betrokkene 1 voor het hof verschijnen. De getuige doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, leeftijd, beroep, woon- of verblijfplaats zoals hieronder is vermeld.
De getuige verklaart te zijn betrokkene 1, geboren op geboortedatum 1980 te geboorteplaats en woonachtig op te Münster (Duitsland), student. Hij verklaart geen bloed- of aanverwant van betrokkene te zijn. Hij legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen.
De getuige beheerst de Nederlandse taal niet of onvoldoende. Daarom vindt het onderzoek plaats met bijstand van N. Verduin, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Duitse taal. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De getuige wordt het eerst door het hof ondervraagd.
De getuige verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
Ik herinner mij dat ik in 2011 een verklaring heb afgelegd in verband met mijn aanhouding vanwege cocaïnebezit. Ik herinner mij ook nog dat ik in 2014 bij de rechter-commissaris in Duitsland opnieuw een verklaring over die zaak heb afgelegd. U merkt op dat het opvallend is dat die twee verklaringen van elkaar verschillen, in die zin dat ik in 2011 heb verklaard dat Verdachte Verdachte een bemiddelende rol heeft gespeeld bij de aankoop van cocaïne en dat ik in 2014 heb verklaard dat Verdachte er niets mee te maken heeft gehad. Ik heb in 2011 bij de Duitse politie al gezegd dat Verdachte niets met de koop van de cocaïne te maken had. Er was toen waarschijnlijk sprake van een spraakverwarring. Verdachte heeft mij in contact gebracht met een ander persoon, maar hij heeft niet bij de aankoop bemiddeld.
Ik heb de tekst van de door mij bij de politie afgelegde verklaring niet, maar daarin staat niet alles wat ik heb gezegd. Dat is een samenvatting van de Duitse politie. Verdachte had niets te maken met de koop. Ik ken Verdachte sinds 2008/2009 van de hogeschool Enschede. Wij hebben elkaar een aantal keren getroffen. Ik weet niet of Verdachte mij destijds heeft gebeld of ik hem. Het is alweer vijf jaar geleden gebeurd.
Ik heb bij de politie duidelijk gezegd dat Verdachte er niets mee te maken had. We zijn naar de bar gegaan. Daarna ben ik naar buiten gegaan en heb daar de cocaïne gekocht. Verdachte had misschien een voorgevoel dat er iets zou gebeuren en daarom zou hij gezegd kunnen hebben geen domme dingen te doen. U vraagt mij of ik de cocaïne in het café heb gekocht. Ik heb buiten met een man een joint gerookt en over de drugs gesproken. U merkt op dat dit ook niet in mijn verklaringen is te lezen. In mijn herinnering is het zo gegaan. Ik heb buiten gesproken over de koop.
In de bar hing een jas waarin de cocaïne zat en ik heb het uit die jas gepakt.
Ik heb de cocaïne bij Verdachte laten liggen, maar hij wist daar niets van af. Ik heb hem dat ook niet gevraagd. Dat was ’s nachts tussen 3.00-4.00 uur. Omstreeks 7.00 uur ben ik weer teruggegaan naar het huis van Verdachte om de cocaïne op te halen. Verdachte was boos dat ik zo vroeg bij hem aan de deur stond. Ik heb toen de tas van Verdachte meegenomen. De cocaïne lag niet in de kelderbox van verdachte, maar in een kelderbox die open was. De cocaïne heeft maar drie uren in die kelderbox gelegen. Mijns inziens was het beter om de cocaïne daar even neer te leggen dan direct mee naar Duitsland te nemen. U merkt op dat de verklaring die ik nu afleg lijkt op de in 2014 afgelegde verklaring. In 2011 beschuldigde de politie niet alleen mij maar ook verdachte. Destijds heb ik naar eer en geweten een verklaring afgelegd en gezegd dat Verdachte er niets mee te maken had. De Duitse politie heeft mij verteld dat ze Verdachte niet mochten. Hij was een chemicus. Als het hof de verklaring goed doorleest, is te lezen dat daar ook in staat dat Verdachte niets met de cocaïne te maken had.
Ik was die avond van plan om twee kilo marihuana te kopen. Ik wilde dat zelf regelen in een coffeeshop. Ik trof Verdachte en heb hem gezegd dat ik een joint wilde roken. Hij zei dat ik dat in Hengelo kon doen. Verdachte moest eerst nog even langs familie. Ik heb in Hengelo met de man met wie ik zaken heb gedaan marihuana gerookt. Het is in Nederland niet zo moeilijk om wat te regelen. Achteraf bleek dat die man een familielid van Verdachte was. In het café waren tien personen aanwezig. Verdachte heeft mij aan al die personen voorgesteld. Ik weet niet of ik toen wist dat die man waarmee ik zaken had gedaan familie van Verdachte was.
Toen ik ’s ochtends weer naar Verdachte ging heb ik hem een tas gevraagd. Die had ik nodig om de drugs in te doen. Het was een tas van McGregor. Ik vond het een mooie tas. Die tas was bedoeld voor de drugs en niet om mee op vakantie te gaan. Voordat wij naar het café gingen, zijn wij thuis bij een nicht van Verdachte geweest. Daarna zijn we naar het café gegaan. Ik weet niet meer hoe het in het café ging. Ik ben met die andere persoon naar buiten gegaan en heb daar marihuana gerookt. Tijdens dat gesprek heb ik gevraagd waar je marihuana kon kopen. Voor mij was dat geen probleem om dat aan die man te vragen. Destijds zat ik in een andere levensfase. Ik ben ‘s nachts heen en weer naar Duitsland gereden omdat ik het transport moest regelen. In Duitsland heb ik één à twee uur geslapen. Daarna heb ik de drugs opgehaald en die aan een andere persoon afgegeven. Daarvoor ben ik in Duitsland veroordeeld. Ik heb hoger beroep ingesteld om mijn studie te kunnen afronden voordat ik de gevangenis in zou moeten. In mijn zaak heb ik niet besproken dat de politie zaken verzonnen zou hebben. Dat is op de terechtzitting in Duitsland niet aan de orde gekomen. De raadsman merkt op dat Verdachte is veroordeeld op grond van mijn verklaring uit 2011 en vraagt mij of ik het hof kan uitleggen waarom de verklaring uit 2014 geloofwaardiger is dan de verklaring uit 2011. Ik heb het al gezegd. Als ik Verdachte net iets belast heb dan spijt mij dat. Dat was niet mijn bedoeling. Verdachte is een goed mens. Het ging om een door de politie opgestelde verklaring na een voor mij turbulente nacht. Het was een misverstand. Ik heb wel 10 of 20 keer tegen de politie gezegd dat Verdachte er niets mee te maken had. De politie had mij middels een GPS-zender onder mijn auto afgeluisterd. Ik had destijds een probleem met mijn advocaat. Ik weet niet waarom er aan de bij de politie afgelegde verklaring meer waarde wordt gehecht.
De advocaat-generaal vordert, dat van de door de getuige afgelegde verklaring terstond proces-verbaal wordt opgemaakt, omdat hij deze getuige ervan verdenkt zich ter terechtzitting aan het misdrijf van meineed te hebben schuldig gemaakt en deelt mede dat hij de getuige terstond aanhoudt.
De advocaat-generaal deelt voorts -zakelijk weergegeven- mede:
Er moet onderzocht worden of de politie in Duitsland de verklaring van de getuige zo heeft opgemaakt om de Verdachte te beschuldigen. De behandeling van de onderhavige strafzaak dient dan ook te worden aangehouden totdat duidelijk is geworden wat de verdenking van meineed heeft opgeleverd.
De advocaat-generaal deelt de getuige mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter onderbreekt de behandeling voor beraad.
Na hervatting van de behandeling deelt de voorzitter mede dat het hof niet onmiddellijk een proces-verbaal van meineed zal opmaken. De verklaring van de getuige zal worden opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting dat zal worden opgemaakt en op basis daarvan kan de advocaat-generaal beslissen of de verdenking van meineed wordt gehandhaafd. De onderhavige strafzaak tegen Verdachte zal onmiddellijk worden voortgezet.
(...)
De raadsman deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Ik verzoek de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de meineedprocedure en de verklaring die de getuige daarin gaat afleggen. Ik heb de getuige meermalen horen zeggen dat hij bij de politie in Duitsland een voor mijn cliënt ontlastende verklaring heeft afgelegd. Daarom dient het gehele Duitse dossier aan het onderhavige dossier te worden toegevoegd. Met name omdat de getuige onder ede bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat mijn cliënt er niets mee te maken heeft. De andere strafzaak van mijn cliënt die vandaag wordt behandeld is niet gevoegd bij de onderhavige zaak en die zaak kan wat mij betreft vandaag inhoudelijk worden behandeld.
De Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
De voorzitter vraagt naar mijn reactie op de verklaring van de getuige. Ik heb het officiële Duitse dossier gekregen. Daaruit blijkt duidelijk dat ik niets met deze zaak te maken heb gehad. Dat staat heel duidelijk in het dossier. Betrokkene 2 en de getuige zijn bij de cocaïnedeal betrokken geweest. Ik was er niet bij. Dat concludeert de Duitse politie. Het voelt als een emmer met koud water dat ik de spil ben in een zaak waar ik niets mee te maken heb.
De advocaat-generaal deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Kennelijk heeft de verdediging niet in een eerder stadium verzocht om het Duitse dossier aan het onderhavige dossier te voegen. De getuige is zojuist aangehouden op verdenking van het afleggen van een meinedige verklaring. Ik hecht geen waarde aan die verklaring. Ik acht het niet noodzakelijk dat de stukken van het Duitse dossier aan dit dossier worden toegevoegd.
De raadsman deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Ik verzoek om toevoeging van alle verklaringen die betrokkene 1 in zijn Duitse strafzaak heeft afgelegd. Hij heeft vandaag onder ede verklaard dat de zich in het onderhavige dossier bevindende verhoor een samenvatting betreft van hetgeen hij bij de Duitse politie heeft verklaard. Het gaat om een vertaling, die ik niet omschrijf als het Duitse verhoor. Ik wil kunnen achterhalen of er een selectie is gemaakt van
de verklaringen. Misschien heeft betrokkene 1 meer verklaringen bij de Duitse politie afgelegd. Als de advocaat-generaal zo veel waarde hecht aan die Duitse verklaring en de hier ter terechtzitting afgelegde verklaring van de getuige als meinedig aanmerkt, ben ik van mening dat het uitgezocht dient te worden. De perceptie van het openbaar ministerie is kennelijk dat er voldoende bewijs in deze zaak voorhanden is. Maar ik acht het van belang wat de getuige in de meineedzaak gaat verklaren. De advocaat-generaal moet daarop geen voorschot nemen.
De voorzitter constateert dat het Duitse dossier onderdeel uitmaakt van het onderhavige dossier en dat dit door betrokkene 1 ondertekende verhoren bevat.
De raadsman deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Ik wil kunnen controleren of alle verklaringen die zich in het onderhavige dossier bevinden ook daadwerkelijk alle verklaringen zijn die de getuige heeft afgelegd.
De advocaat-generaal deelt -zakelijk weergegeven- mede:
De Verdachte heeft hier verklaard dat hij het Duitse dossier heeft gezien. Dan had het ook op weg van de verdediging gelegen om dat aan het onderhavige dossier te laten toevoegen.
(...)
De voorzitter deelt mede dat het hof het niet noodzakelijk acht de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de meineedprocedure. De weging van de door de getuige afgelegde verklaringen is voorbehouden aan het hof. Voor zover het aanhoudingsverzoek ziet op de toevoeging van kennelijk ontbrekende stukken wordt het eveneens afgewezen. Het onderhavige dossier is afkomstig van de Duitse autoriteiten met het verzoek de strafvervolging over te nemen. Daarbij is het uitgangspunt dat het dossier alle stukken bevat, ook de ontlastende stukken. Dit zou anders kunnen zijn indien er concrete aanwijzingen dat er stukken ontbreken. Het hof stelt vast dat niet aannemelijk is geworden dat er bepaalde stukken ontbreken. Het hof zet de behandeling in de onderhavige zaak voort.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt daartoe -zakelijk weergegeven- mede:
Het onderhavige dossier is afkomstig uit Duitsland en is vertaald. Vaststaat dat er een Duits onderzoek heeft gelopen tegen betrokkene 1 en betrokkene 2. Daarbij zijn diverse opsporingsmiddelen ingezet en uiteindelijk zijn diverse mensen aangehouden, maar mijn cliënt niet. Dat is een indicatie dat er in elk geval op dat moment geen aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van mijn cliënt. Het dossier waarover wij beschikken bevat niets over de tapgesprekken en betrokkene 2. Het bevat uiteraard alleen de voor mijn cliënt belastende stukken. Het is onvoorstelbaar dat mijn cliënt in geval van betrokkenheid niet als Verdachte is aangemerkt en aangehouden door de Duitse politie. Betrokkene 2 heeft wellicht belastend over mijn cliënt verklaard omdat daar een financieel meningsverschil aan ten grondslag ligt. Mijn cliënt en betrokkene 2 zijn inmiddels vijanden. De verklaringen van betrokkene 2 zijn ongeloofwaardig en bevatten onduidelijkheden. Zijn ze nu wel of niet eerst naar het huis van betrokkene 2 gegaan? Wanneer heeft mijn cliënt een rol gespeeld? Ook opmerkelijk is dat mijn cliënt niets aan de drugsdeal heeft verdiend. Betrokkene 2 heeft er belang bij om mijn cliënt jaren later te belasten.
Betrokkene 1 heeft vandaag zijn in 2014 afgelegde verklaring gehandhaafd. De belastende verklaring van de getuige wordt door de advocaat-generaal als geloofwaardig aangemerkt. De ontlastende verklaring niet. De vandaag afgelegde verklaring kan niet als een verrassing zijn gekomen. De getuige heeft in 2014 hetzelfde verklaard. De aanhouding in verband met meineed vind ik dan ook spierballenvertoon van het openbaar ministerie.”
Middel
Het middel keert zich met een tweetal motiveringsklachten tegen ’s hofs beslissing tot afwijzing van een verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad doet de zaak af onder verwijzing naar art. 81 RO.
Conclusie AG
6. De eerste klacht betreft de afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de zaak in afwachting van de uitkomst van de meineedprocedure.
7. Het hof heeft het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de uitkomst van de meineedprocedure af te wachten afgewezen omdat het zulks niet noodzakelijk acht. Daarmee heeft het hof de juiste maatstaf toegepast. Voorts acht ik deze beslissing tot afwijzing niet onbegrijpelijk. Daarbij heb ik in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep (i) het hof reeds de beschikking had over de verklaringen die betrokkene 1 in 2011 bij de Duitse politie en in 2014 bij de Duitse rechter heeft afgelegd – het Duitse dossier met de door betrokkene 1 ondertekende verhoren maakt immers deel uit van het onderhavige dossier, aldus de, in cassatie niet weersproken, constatering van de voorzitter – en (ii) het hof derhalve een eigen inschatting heeft kunnen maken wat betreft de betrouwbaarheid van deze verklaringen van betrokkene 1 en zijn op ’s hofs eigen terechtzitting afgelegde verklaring. Een eventuele veroordeling voor meineed, of een andere beslissing ten aanzien van de verdenking van meineed, maakt dat niet anders.
8. De tweede klacht richt haar pijlen op de afwijzing van het verzoek tot aanhouding ten einde alle verklaringen toe te voegen die de getuige betrokkene 1 in zijn Duitse strafzaak heeft afgelegd.
9. Uit de overwegingen van het hof blijkt dat de vervolging van de Verdachte in Nederland is overgenomen op verzoek van de Duitse autoriteiten en dat het Duitse strafdossier daarbij aan ‘Nederland’ is overgedragen. De raadsman van de Verdachte heeft ten behoeve van zijn verzoek tot (kort gezegd) de voeging slechts aangevoerd dat hij wil kunnen controleren of al dan niet een selectie is gemaakt met betrekking tot de verklaringen van betrokkene 1 omdat hij – zonder enige concrete onderbouwing – niet uitsluit dat betrokkene 1 misschien meer dan de zich in het strafdossier bevindende verklaringen heeft afgelegd. In het licht van hetgeen de raadsman te dezen naar voren heeft gebracht, acht ik het niet onbegrijpelijk dat het hof heeft vastgesteld dat niet aannemelijk is geworden dat er bepaalde stukken in het strafdossier ontbreken en daarop zijn beslissing tot afwijzing van het verzoek tot voeging heeft gegrond.
10. Het middel faalt in beide onderdelen en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
Lees hier de volledige uitspraak.