Afwijzing wraking Rb door OM. Zou geen rekening zijn gehouden met verhinderdata.

Rechtbank Overijssel 10 oktober 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3880

Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de zaaksofficier, mr. Fellinger, de rechtbank meermalen heeft laten weten op 22 september 2016 verhinderd te zijn bij de behandeling van het beklag aanwezig te zijn en dat het, gelet op de complexiteit van de zaak, noodzakelijk was dat zij zelf bij de behandeling aanwezig was en zij in deze niet kon worden vervangen door een collega.

De raadkamer heeft een en andermaal besloten om niet in te gaan op het verzoek van het OM om de zaaksofficier, die de volledige kennis van de strafzaak heeft en die samen met de landsadvocaat ook de civiele procedure met betrekking tot het beslag in de strafzaak heeft gevoerd, in de gelegenheid te stellen de belangen van het OM te behartigen bij de behandeling van het beklag. Het was in deze zaak niet mogelijk om een andere officier in raadkamer de belangen van het OM te laten vertegenwoordigen en/of te volstaan met een schriftelijk advies van de zaaksofficier, gelet op het verwachte debat in raadkamer tussen de raadslieden van klager en het OM en de vragen die naar aanleiding daarvan mogelijk beantwoord moesten worden.

Verzoeker kan hier slechts uit opmaken dat de raadkamer zich kennelijk al een zodanig oordeel over het beklag tegen het beslag heeft gevormd, dat de raadkamer geen behoefte meer heeft aan een inhoudelijk deskundig advies ter zitting van een lid van het OM. Daar komt bij dat op de raadkamerzitting van 22 september 2016 ook de behandeling gepland stond van de samenhangende beklagzaak van bedrijf en dat het daarin door de raadsman gedane verzoek tot aanhouding wel is ingewilligd. Verzoeker kan niet anders dan aannemen dat de raadkamer in deze bezetting de beklagzaak niet geheel onbevooroordeeld en onpartijdig behandelt.

Het standpunt van de leden van de meervoudige strafraadkamer

De leden van de meervoudige strafraadkamer stellen zich op het standpunt dat het door verzoeker aangevoerde niet tot een geslaagd beroep op wraking kan leiden. Hiertoe voeren zij – samengevat – aan dat de zaak vanaf het moment van beslaglegging tot de geplande zitting op 22 september 2016 al bijna vijf maanden op behandeling wacht. Het gaat om een zaak met een groot financieel belang, terwijl de waarde van de goederen afneemt door tijdsverloop. Het belang van de beslagene of andere belanghebbenden is in dergelijke gevallen in zijn algemeenheid groot. In beslagzaken spelen de verhinderdata van de beslaglegger niet of nauwelijks een rol. De positie van de klager in beslagzaken is een wezenlijk andere dan die van de beslaglegger. Uit een oogpunt van coulance is in deze zaak getracht een alle partijen conveniërende datum te vinden. Dat de zaaksofficier nog enkele andere data heeft voorgesteld, heeft geen verandering gebracht in de reeds geplande zittingsdatum, nu deze op verhinderingen stuitten bij andere betrokkenen. De leden van de meervoudige strafraadkamer vragen zich af of de zaak dermate complex is dat het OM op de aanwezigheid van mr. Fellinger ter zitting is aangewezen. Het is de kamer niet duidelijk waarom het OM in deze specifieke zaak hecht aan de verhinderdata van de zaaksofficier, anders dan dat hierdoor het verzochte uitstel alsnog wordt bewerkstelligd. Dat de zitting op 22 september 2016 zou plaatsvinden is ruim drie weken tevoren aan de officier kenbaar gemaakt. In die periode is ruimschoots gelegenheid geweest om voor vervanging zorg te dragen en/of een aanvullend verweerschrift te schrijven.

Ten aanzien van het ingewilligde aanhoudingsverzoek inzake het beklag van bedrijf voegen de leden van de meervoudige strafraadkamer daar nog aan toe dat wanneer een klager zelf geen haast heeft om een beslissing in de voor hem nadelige situatie te verkrijgen, de kamer geen reden ziet om op spoed aan te dringen.

Dat een belangenafweging ertoe leidt dat er in een spoedeisende zaak geen nader uitstel voor de mondelinge behandeling wordt verleend, is volgens de leden van de meervoudige strafraadkamer een inhoudelijke rechterlijke beslissing die geen grond voor wraking oplevert.

Beoordeling wrakingskamer

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.

Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.

De wrakingskamer stelt voorop dat het standpunt van de leden van de meervoudige strafraadkamer dat het hier om een inhoudelijke rechterlijke beslissing gaat die reeds daarom geen grond voor wraking oplevert, niet wordt gedeeld. Weliswaar gaat het hier om een procesbeslissing en kan de juistheid van dergelijke beslissingen in beginsel niet door de wrakingskamer worden getoetst, echter indien een beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de bij hem bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.

Beoordeeld dient derhalve te worden of van een onbegrijpelijke beslissing als hiervoor bedoeld sprake is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dit niet het geval. In dat verband acht de wrakingskamer het volgende van belang.

Naar aanleiding van de geplande behandeling ter zitting op 22 september 2016, welke datum is vastgesteld zonder daarbij de verhinderdata van de officier te betrekken, heeft er veel mailverkeer plaatsgevonden tussen met name zaaksofficier mr. Fellinger en de rechtbank. Daarbij is door de zaaksofficier kenbaar gemaakt dat zij verhinderd was om op die zitting te verschijnen en is de rechtbank meermalen verzocht om de behandeling aan te houden, waarbij alternatieve data zijn geboden. Onder meer gelet op de vele verhinderdata van partijen, de spoedeisendheid aan de kant van de beslagene, met name gelegen in de teruglopende waarde van het beslag (een bedrijfsvoorraad auto’s) alleen al door tijdsverloop, gevoegd bij het gegeven dat het beslag ten tijde van de zitting op 22 september 2016 al ruim vier maanden lag, heeft de rechtbank aanleiding gezien dit aanhoudingsverzoek niet te honoreren en de geplande behandeling doorgang te laten vinden. De afweging die de meervoudige strafraadkamer daarbij heeft gemaakt tussen enerzijds de belangen van beslagene en anderzijds de belangen van het OM als beslaglegger komt de wrakingskamer niet onbegrijpelijk voor in de hierboven bedoelde zin en levert dan ook geen zwaarwegende aanwijzing op voor een gebrek aan onpartijdigheid. Daarbij laat de wrakingskamer meewegen dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek reeds op 1 september 2016 aan het OM is meegedeeld, zodat er voldoende gelegenheid is geweest om hiernaar te handelen, waarbij een andere prioriteitstelling, overdracht aan een collega of een aanvullend verweerschrift opties hadden kunnen zijn.

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.

Lees hier de volledige uitspraak. 
 

Print Friendly and PDF ^