Artikel: Feitelijk leidinggeven: groter strafrechtelijk risico voor een niet-uitvoerend bestuurder dan voor een commissaris?

Sinds 1 januari 2013 bevat ons vennootschapsrecht met de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en Toezicht een wettelijke basis om een vennootschap te besturen door middel van de one-tier board. In deze Angelsaksische, monistische bestuursstructuur bestaat er geen raad van commissarissen naast het bestuur, maar is er één orgaan, waarin uitvoerend bestuurders en niet-uitvoerend bestuurders zitting hebben. De one-tier board heeft de afgelopen jaren gestaag aan terrein gewonnen in Nederland onder zowel grote internationale (zoals Unilever en Heineken Holding), als (kleine) nationale vennootschappen. De voornaamste reden hiervoor is de aanpassing aan de buitenlandse business en daarmee de verbetering van het investeringsklimaat; veel aandeelhouders van Nederlandse (beursgenoteerde) vennootschappen komen immers uit de V.S. en het Verenigd Koninkrijk, waar het one-tier board systeem normaal is.

De algemene opvatting is dat de taken van de niet-uitvoerend bestuurders niet zijn beperkt tot toezicht en advisering – de klassieke taak van de commissaris – maar meer omvatten. Zij zetelen in het bestuur en zijn direct verantwoordelijk voor de algemene beleidslijnen. Dit roept vragen op met betrekking tot de aansprakelijkheid van de niet-uitvoerend bestuurder (in vergelijking met de commissaris). Met de civielrechtelijke aansprakelijkheid is juridisch Nederland gewillig aan de slag gegaan, maar de strafrechtelijke invalshoek is vooralsnog onbelicht gebleven. Ik doel dan op aansprakelijkheid op grond van art. 51 lid 2 onderdeel 2° Sr: het feitelijk leidinggeven aan een door de rechtspersoon begane strafbare gedraging. Aangezien het Openbaar Ministerie (OM) het bestrijden van corporate crime hoog op de agenda heeft staan en daarbij met het oog op generale preventie graag de betrokken natuurlijke personen (meestal bestuurders) aanpakt, is het mijns inziens niet onbelangrijk om te bezien hoe de niet-uitvoerend bestuurder zich binnen deze trend zal handhaven. In de literatuur wordt wel gezegd dat de commissaris in beginsel niet bevoegd en redelijkerwijs gehouden is tot het nemen van maatregelen ter preventie van strafbare feiten en daardoor ook niet snel aangemerkt kan worden als feitelijk leidinggever. Gelet op de bredere taakopvatting van de niet-uitvoerend bestuurder is het echter de vraag wat de juridische positie van de ‘toezichthouder nieuwe stijl’ is ten opzichte van het strafbaar leidinggeven. Wordt hij wél doelwit van het OM? Meer concreet: in hoeverre resulteren de positie en taakopvatting van de niet-uitvoerend bestuurder in een monistisch bestuursmodel in een verhoogd risico op strafrechtelijke aansprakelijkheid als feitelijk leidinggever in vergelijking met de commissaris in een dualistisch bestuursmodel?

Lees verder:




Print Friendly and PDF ^