Artikel: “Mogen wij even binnen kijken?”
/Deze bijdrage gaat over toestemming als grondslag voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden. In het bijzonder gaan de auteurs in op toestemming voor het verrichten van onderzoekshandelingen waarmee wordt voorbijgegaan aan het recht van de betrokkene op bescherming van diens persoonlijke levenssfeer, zoals de doorzoeking van een bedrijfspand, voertuig of woning. Aandacht wordt besteed aan de relevante rechtspraak van het EHRM over afstand van recht (waivers), recente rechtspraak van de Hoge Raad over doorzoeking op basis van toestemming en de plannen van de wetgever om in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering toestemming als zelfstandige grondslag voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden neer te leggen.
De auteurs concluderen onder meer dat de precieze inhoud van en de verhouding tussen de uit de rechtspraak van het EHRM blijkende vereisten voor rechtsgeldige toestemming – ondubbelzinnigheid, vrijwilligheid en geïnformeerdheid – ongewis is. Zij doen enkele aanbevelingen om deze vereisten nader te operationaliseren, zodat de rechtsontwikkeling op dit terrein concreter vorm kan krijgen.
Lees verder:
“Mogen wij even binnen kijken?”. Over de toestemming als grondslag voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden door J.H.B. Bemelmans & F.C.W. de Graaf in Delikt en Delinkwent