Behandeling met gesloten deuren?
/Hoge Raad 16 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:900
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd, met aanvulling van gronden. Bij dat vonnis is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen (feit 1) en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen (feit 2).
Middel
Het eerste middel klaagt dat het hof het onderzoek ter terechtzitting ten onrechte achter gesloten deuren heeft doen plaatsvinden zonder dat daartoe in het proces-verbaal van de terechtzitting een met gewichtige redenen omklede beslissing is opgenomen en zonder dat de verdachte daaromtrent is gehoord. Nu niet blijkt dat het onderzoek ter terechtzitting in het openbaar heeft plaatsgevonden, heeft dit verzuim nietigheid van het onderzoek in hoger beroep en van het arrest van het Hof tot gevolg, aldus de steller van het middel.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad doet de zaak af onder verwijzing naar art. 81 RO.
Conclusie AG
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 augustus 2014 houdt inderdaad niet in dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden. De aanhef van dat proces-verbaal houdt immers, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Proces-verbaal van de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken op 20 augustus 2014.”
Voorts is in voornoemd proces-verbaal vermeld dat de zaak van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep gelijktijdig, doch niet gevoegd, is behandeld met een andere strafzaak tegen de verdachte (onder parketnummer 20-003346-13). Het proces-verbaal in de andere zaak tegen de verdachte vermeldt dat die behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden.
Het voorgaande heeft bij mij het ernstige vermoeden doen ontstaan dat hier sprake zou kunnen zijn van een kennelijke verschrijving. Om die reden heb ik, via de rolraadsheer, het hof verzocht om opheldering omtrent dit punt. Dit verzoek om nadere toelichting heeft geresulteerd in een brief van de voorzitter, mr. F. van Es, die het proces-verbaal van 20 augustus 2014 mede heeft vastgesteld en heeft ondertekend, van 21 februari 2017, die - voor zover van belang - inhoudt:
“De mededeling in het proces-verbaal dat de terechtzitting op 20 augustus 2014 in de strafzaak met parketnummer 20-002967-14 t.a.v. verdachte [verdachte] is gehouden ‘met gesloten deuren’ betreft een kennelijke vergissing. De terechtzitting is in het openbaar gehouden.
Bijgaand doe ik u een herstelproces-verbaal toekomen. (…)”
Het opgemaakte herstelproces-verbaal van de terechtzitting van 20 augustus 2014 is als bijlage aan de brief gehecht.
Een afschrift van dit herstelproces-verbaal is bij schrijven van 3 maart 2017 aan de raadsman van de verdachte toegezonden. In datzelfde schrijven is aan de raadsman van de verdachte een nadere termijn verleend voor het wijzigen, aanvullen dan wel intrekken van de voorgestelde middelen. Deze termijn, die afliep op 17 maart 2017, is verstreken zonder dat de raadsman van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt.
Op grond van de inhoud van de brief van de voorzitter van de strafkamer van het hof en het bijgevoegde herstelproces-verbaal van de terechtzitting van 20 augustus 2014, een en ander zoals hiervoor weergegeven onder 3.4, moet het er derhalve voor worden gehouden dat het hof als gevolg van een kennelijke misslag in de aanhef van het proces-verbaal de woorden "met gesloten deuren", in plaats van "in het openbaar (gehouden terechtzitting)", heeft opgenomen. De Hoge Raad kan het proces-verbaal met herstel van deze misslag lezen. Door die verbeterde lezing faalt het middel bij gebrek aan feitelijke grondslag.
Lees hier de volledige uitspraak.