Beklag, beslag & belang van Strafvordering
/Hoge Raad 25 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3424
Onder de klager is op de voet van art. 94 Sv beslag gelegd. Het klaagschrift dat strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen vrachtauto en loader, is door de Rechtbank ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de loader. De bestreden beschikking houdt het volgende in.
"De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van klager ten aanzien van de loader, nu klager bij gebrek aan bewijs de rechthebbende te zijn geen belang heeft bij het klaagschrift. De rechter is in tegenstelling tot de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in een latere strafprocedure de loader verbeurd zal worden verklaard omdat het strafbare feit onder meer met de loader is gepleegd. Daarmee is het strafvorderlijk belang van het in beslag houden gegeven en zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren voor wat betreft de loader."
Namens klager is beroep in cassatie ingesteld. Mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, heeft in deze zaak bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
Middel
Het middel komt in de kern erop neer dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de strafvordering in de weg staat aan teruggave van de inbeslaggenomen loader aan klager.
Beoordeling Hoge Raad
Ingevolge art. 116, eerste lid, Sv doet het openbaar ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het openbaar ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter zonder zelf in een beoordeling van dat punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt dat de Officier van Justitie te kennen heeft gegeven dat het belang van de strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet op het overwogene had de Rechtbank het beklag derhalve gegrond moeten verklaren en op de voet van art. 552a, zevende lid, Sv de daarmee overeenkomende last behoren te geven.
Het middel is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.