Beklag, beslag. Onjuiste maatstaf.
/Hoge Raad 18 juni 2013, LJN CA3320
Bij beschikking van 29 augustus 2012 heeft de Rechtbank te Utrecht het beklag strekkende tot teruggave van de onder klaagster inbeslaggenomen goederen en geldbedragen, ongegrond verklaard.
Namens klaagster is één middel van cassatie voorgesteld. Het middel houdt in dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift de onjuiste maatstaf heeft toegepast.
In de bestreden beschikking is door de Rechtbank het volgende vastgesteld. Op de in beslaggenomen goederen en geldbedragen rustte conservatoir beslag ingevolge art. 94a Sv ten behoeve van de procedure ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel die is aangespannen tegen betrokkene 1. Klaagster stelt de eigenaresse te zijn van deze inbeslaggenomen goederen en geldbedragen.
De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking als volgt overwogen:
"Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94a Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel."
De Rechtbank heeft hiermee miskend hetgeen de Hoge Raad overwoog in zijn arrest van 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010, 654: "Indien een derde - als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht - die stelt eigenaar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet."
Voor zover de Rechtbank heeft overwogen dat het beslag dient te worden gehandhaafd in verband met procedures tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen klaagster merk ik op dat de Rechtbank niet heeft vastgesteld dat onder klaagster beslag is gelegd op de voet van art. 94 of art. 94a Sv met het oog op door haar wederrechtelijk verkregen voordeel en een dergelijk beslag in de onderhavige procedure dan ook niet aan de orde is.
Het middel slaagt.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Utrecht, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Lees hier de volledige uitspraak.