Belediging “in zijn tegenwoordigheid”, art. 266 Sr
/Hoge Raad 5 november 2013,
Feiten
Bij arrest van 4 oktober 2011 is de verdachte door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wegens “Eenvoudige belediging” veroordeeld tot een geldboete van € 120,-, subsidiair twee dagen hechtenis.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat: "zij op 17 september 2009 te Tilburg opzettelijk beledigend [verbalisant 1], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd "Vieze kankerhoer"."
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-1, dossierpagina's 9 t/m 13, d.d. 17 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], aspirant van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] en als relaas van bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven: Tijdens deze aangifte, om 10.51 uur, kwam een voicemailbericht binnen op mijn telefoon. Ik heb jou, verbalisant, dit bericht laten horen. Het is [verdachte] die het bericht inspreekt. [verdachte] zegt in dit voicemailbericht het volgende: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten." Opmerking verbalisant: lk hoorde tijdens het opnemen van de aangifte dat een voicemailbericht binnenkwam op de telefoon van aangeefster met de tekst: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten." Tijdens de aangifte wordt aangeefster gebeld door een huisgenoot met de mededeling dat [verdachte] voor de deur staat.
- Een proces-verbaal "Klachte tegen natuurlijk persoon" van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-7, dossierpagina 14, d.d. 13 oktober 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], inspecteur en hulpofficier van justitie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1], zakelijk weergegeven: Ik, [verbalisant 1], wil een klacht indienen tegen [verdachte]. De reden hiervoor is belediging gepleegd door [verdachte]. Ik verzoek u hierbij tegen [verdachte] een strafrechtelijke vervolging te doen instellen.
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: U vraagt mij of het klopt dat ik [verbalisant 1] op 17 september 2009 via de voicemail heb uitgescholden voor vieze kankerhoer. Dat zou kunnen. Het is gewoon gebeurd."
Het bestreden arrest houdt onder het hoofd "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" voorts het volgende in:
"Het hof is - met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal - van oordeel dat het uiten van beledigende woorden per voicemail opgevat kan worden als het in iemands tegenwoordigheid mondeling beledigende woorden toevoegen. In de rechtspraak is eerder bepaald dat sprake is van een belediging in tegenwoordigheid van de beledigde indien per telefoon wordt beledigd (Rb. Amsterdam 18 december 1913, NJ 1914, 246). Door het inspreken van een voicemailbericht (met een beledigend karakter, zie hierna) heeft de verdachte kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om deze uitlatingen op een later moment te laten vernemen. Ook in dat geval is naar het oordeel van het hof sprake van belediging in tegenwoordigheid van de ontvanger: deze verneemt de woorden rechtstreeks van de belediger, zij het - vermoedelijk - na enig tijdsverloop."
Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgedragen.
Middel
Het middel klaagt dat het Hof een te ruime uitleg heeft gegeven aan het delictsbestanddeel "in zijn tegenwoordigheid" in art. 266 Sr.
Beoordeling Hoge Raad
De tenlastelegging is toegesneden op art. 266, eerste lid, Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden "in zijn tegenwoordigheid" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
Het oordeel van het Hof dat onder omstandigheden sprake kan zijn van belediging van iemand "in zijn tegenwoordigheid mondeling aangedaan" indien de beledigde niet in de fysieke nabijheid verkeert van degene die beledigt of de beledigde die belediging eerst op een later tijdstip verneemt dan dat zij is gedaan, is, gelet op doel en strekking van art. 266, eerste lid, Sr, juist.
In dit geval heeft de aangeefster de belediging vernomen bij het afluisteren van de voicemail waarop de verdachte deze had ingesproken. Gelet op het vorenstaande heeft het Hof met zijn oordeel dat de belediging de aangeefster aldus in haar tegenwoordigheid mondeling is aangedaan, niet een te ruime uitleg gegeven aan art. 266, eerste lid, Sr.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.