Beslag & beklag: Doorzoeking kantoor waar eveneens consulaire post was gevestigd.

Hoge Raad 21 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2970

De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 27 januari 2017 het klaagschrift van de klager betreffende onder hem inbeslaggenomen voorwerpen ongegrond verklaard.
 

Middel

Het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat door de klager niet met succes een beroep kan worden gedaan op de onschendbaarheid van de consulaire archieven als bedoeld in het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen.
 

Beoordeling Hoge Raad

De preambule van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen, Trb. 1981, 143, luidt, in de Nederlandse vertaling, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:

"In de overtuiging dat een internationaal verdrag inzake consulaire betrekkingen, voorrechten en immuniteiten eveneens een bijdrage zou betekenen tot de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen de volkeren, (...)

Overtuigd dat het doel van deze voorrechten en immuniteiten niet is personen te bevoorrechten, maar te verzekeren dat de consulaire posten ten behoeve van hun onderscheiden Staten doelmatig functioneren."

De volgende bepalingen van het Verdrag zijn van belang en luiden in de Nederlandse vertaling als volgt:

art 1, eerste en tweede lid:

"1 In dit Verdrag hebben de navolgende uitdrukkingen de hieronder aangegeven betekenissen:

(...)

(k) "consulair archief", alle bescheiden, stukken, correspondentie, en, films, geluidsbanden en registers van de consulaire post, alsmede het codemateriaal, de kaartsystemen en de meubels bestemd voor het beschermen of opbergen van deze zaken.

2 Er bestaan twee categorieën consulaire ambtenaren, beroeps-consulaire ambtenaren en honoraire consulaire ambtenaren. De bepalingen van Hoofdstuk II van dit Verdrag zijn van toepassing op consulaire posten met aan het hoofd een beroeps-consulaire ambtenaar, terwijl de bepalingen van Hoofdstuk III betrekking hebben op consulaire posten met aan het hoofd een honoraire consulaire ambtenaar."

art. 61, opgenomen in hoofdstuk III van het Verdrag:

"De consulaire archieven en documenten van een consulaire post die geleid wordt door een honoraire consulaire ambtenaar zijn te allen tijde en waar deze zich ook mogen bevinden onschendbaar, mits zij gescheiden worden gehouden van andere papieren en documenten en in het bijzonder van de particuliere correspondentie van het hoofd van een consulaire post en van iedere persoon die met hem samenwerkt, alsmede van de goederen, boeken of documenten die betrekking hebben op hun beroep of bedrijf."

Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 13 januari 2017 houdt onder meer het volgende in:

"[D]e voorzitter [houdt] voor het nadere standpunt van het Openbaar Ministerie d.d. 12 januari 2017 en de daarbij gevoegde stukken, waaronder een verklaring van de ambassadeur van Montenegro en geeft de raadsman de gelegenheid hierop te reageren."

Voormeld nader standpunt van de Officier van Justitie bevindt zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Daaraan is gehecht de verklaring van de Ambassadeur van Montenegro, gedagtekend 11 januari 2017, onder meer inhoudende:

"I, (...), Ambassador Extraordinary and Plenipotentiary of Montenegro to Belgium, the Netherlands and Luxemburg, herewith declare the following:

On 15 July 2016, I received a Note Verbale from the Ministry of Foreign Affairs of the Kingdom of the Netherlands (hereafter: the Ministry), stating that the Honorary Consul of Montenegro in the Netherlands, [klager] , had been taken into custody on 13 July 2016 as suspect of a criminal offence. Furthermore, the Ministry requested my permission (as Ambassador of Montenegro and therefore the official diplomatic representation of the State of Montenegro in the Netherlands) to access all documents of [klager], present in his office in hard copy or digitally on his office computer, except for consular documentation which he held in relation to his position as Honorary Consul. The Ministry also informed me that the Prosecutor, as part of standard procedure in a criminal investigation, would like to enter the premises of the Honorary Consulate in order to obtain access to private files of the Honorary Consul present on his computer hard drive.

After receiving on 15 July 2016 said Note Verbale, I consulted the Ministry of Foreign Affairs and European Integration of Montenegro. Subsequently, I, as Ambassador of the State of Montenegro, replied to this request by Note Verbale on 20 July 2016. In this Note Verbale, signed by me personally, it was stated that, after careful consideration by the Ministry of Foreign Affairs of Montenegro, the State of Montenegro waives the immunity of the premises containing an archive of the Honorary Consulate of the State of Montenegro and, at the same time, gives its consent to the competent Dutch authorities to access the room. The State of Montenegro, represented by the Ambassador, therefore agreed to provide access to the entire archive used by the Honorary Consulate headed by the Honorary Consul.

(...)

By means of this statement, I wish to confirm and underline that I, Ambassador of Montenegro to the Netherlands, on behalf of my sending State waived the immunity of the Honorary Consulate for the purpose of investigation by the Dutch Public Prosecutor. In addition, I gave permission for confiscation of documents relevant for the investigation, provided the content of these documents was not related to consular affairs.

In addition, by means of this statement, I confirm that I gave permission to the Second Secretary of my Embassy in Brussels, Ms. Milena Sofranac, to accompany the Public Prosecutor during his research. It was agreed that Ms. Sofranac was (and still is) entitled to review all documents present in the Honorary Consulate and, if necessary, to hand them over to the Public Prosecutor. I emphasize that all actions taken were in accordance with Montenegro and International Law."

De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:

"Inleiding

Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 25 juli 2016 door de politie onder klager gelegde beslag op een hoeveelheid documenten/bescheiden als ook op een image van de computer van klager en de teruggave daarvan aan klager.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier met bovenstaand kenmerk.

Bij beslissing van 25 november 2016 heeft de rechtbank de behandeling van het klaagschrift aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het dossier aan te vullen met de 'note verbal' en een verklaring van de ambassadeur van Montenegro. (...)

De behandeling van het klaagschrift werd op 13 januari 2017 in openbare raadkamer voortgezet. Namens klager is door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Maastricht, gepersisteerd bij het klaagschrift. (...) Voorts heeft de raadsman zich beroepen op de onschendbaarheid van diplomatieke archieven. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze onschendbaarheid absoluut is nu nergens is bepaald dat afstand kan worden gedaan van dit recht. Dit nog los van de vraag of de ambassadeur degene is die eventueel afstand zou kunnen doen.

De officier van justitie heeft verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren. Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat het binnentreden en de inbeslagneming rechtmatig is op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen. (...) Bovendien blijkt uit de verklaring van de ambassadeur d.d. 11 januari 2017 dat hij, na gehouden overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken van Montenegro, toestemming heeft gegeven tot het betreden van de consulaire post en het in beslag nemen van documenten voor zover deze geen betrekking hadden op consulaire zaken.

Voorts heeft de officier van justitie verklaard dat het onderzoek in de strafzaak nog niet is afgesloten en dat het beslag derhalve gehandhaafd dient te blijven.

De beoordeling

(...)

De officier heeft voldoende onderbouwd met een e-mail gedateerd 11 januari 2017 afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de 'note verbal' niet mag worden overgelegd omdat dit diplomatieke post betreft. Met de verklaring van de ambassadeur van 11 januari 2017 acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de inhoud van deze 'note verbal' zodat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien de officier van justitie op te dragen alsnog het fysieke stuk in te brengen.

De rechtbank stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde in raadkamer het volgende is gebleken. Klager wordt verdacht van – kortgezegd - het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting, het valselijk opmaken van facturen en overeenkomsten en het gebruik maken van deze valse stukken en gewoontewitwassen. Tijdens het onderzoek naar deze strafbare feiten heeft op 13 juli 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [a-straat 1] te Maastricht ten kantore van [A] B.V. waar eveneens de post van het consulaat van de staat Montenegro was gevestigd. Klager was van 14 oktober 2010 tot 28 juli 2016 honorair consul van Montenegro. Een medewerkster van klager merkte op dat de PC in de werkkamer 2 accounts bevatte, zowel van de consulaire post als een privé/zakelijk account, wat het vermoeden opleverde dat de werkkamer waar de consulaire post was gevestigd eveneens werd gebruikt als werkruimte van [A] B.V.. Dat vormde aanleiding voor de officier van justitie om de ruimte te verzegelen en door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in overleg te treden met de ambassade van Montenegro. Met verkregen schriftelijke toestemming van de ambassadeur van de republiek Montenegro en in het bijzijn van diens tweede secretaris is op 25 juli 2016 de ruimte alsnog doorzocht, waarbij negen dozen niet-consulaire documenten en een image van de computer in beslag zijn genomen. Tegen deze inbeslagname richt zich het klaagschrift.

(...)

Voor wat betreft de onschendbaarheid van de consulaire archieven is van belang het in Hoofdstuk III van het Verdrag geplaatste - artikel 61 van het Verdrag. Uit dit artikel volgt dat de consulaire archieven en documenten van een consulaire post die wordt geleid door een honoraire consulaire ambtenaar onschendbaar zijn, mits zij gescheiden worden gehouden van andere papieren en documenten en in het bijzonder van de particuliere correspondentie van het hoofd van een consulaire post en van iedere persoon die met hem samenwerkt, alsmede van de goederen, boeken of documenten die betrekking hebben op hun beroep of bedrijf. Uit het schriftelijk standpunt van de officier van justitie blijkt dat in de door klager aangewezen consulaire ruimte één (brand)kast was gekenmerkt met een sticker met het wapen van Montenegro. Uit het relaas van de officier van justitie blijkt voorts dat in de gehele ruimte stapels en ordners met documenten zijn aangetroffen die betrekking hadden op de niet-consulaire activiteiten van klager, waartussen zich ook losse consulaire documenten bevonden. Hieruit kon en kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de hele ruimte fungeerde als archief, en dat in de betreffende ruimte geen sprake was van een scheiding tussen consulaire documenten en andere papieren en documenten welke zich in de betreffende ruimte bevonden, ook niet in de zich in die ruimte bevindende (brand)kast. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve door klager geen beroep worden gedaan op de onschendbaarheid van de consulaire archieven, nu niet werd voldaan aan de voorwaarde, gesteld in artikel 61 van het Verdrag.

Tijdens de doorzoeking was een medewerker van de ambassade, daartoe gemachtigd door de ambassadeur, aanwezig om de scheiding tussen consulaire en niet-consulaire documenten te maken en consulaire documenten onder zich te nemen. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel - mede gelet op het standpunt van de officier van justitie - dat onder de gegeven omstandigheden en gelet op de waarborgen waarmee de doorzoeking omgeven was de inbeslagneming niet onrechtmatig was."

De Rechtbank heeft blijkens de bestreden uitspraak acht geslagen op de brief van de Ambassadeur van Montenegro van 11 januari 2017, zoals hiervoor onder 2.3.2 weergegeven, en heeft vastgesteld dat de Staat Montenegro afstand heeft gedaan van zijn recht op immuniteit ten aanzien van het pand waarin zich het archief van het Honorair Consulaat van de Staat Montenegro bevindt en akkoord is gegaan met het verlenen van toegang tot het volledige archief dat werd gebruikt door het Honorair Consulaat, en de doorzoeking in dat pand heeft plaatsgevonden met schriftelijke toestemming van de Ambassadeur van Montenegro en in het bijzijn van diens tweede secretaris, die, daartoe gemachtigd door de Ambassadeur van Montenegro, aanwezig is geweest om de scheiding tussen consulaire en niet-consulaire documenten te maken en consulaire documenten onder zich te nemen.

Deze vaststellingen van de Rechtbank dragen de ongegrondverklaring van het beklag door de Rechtbank zelfstandig zodat het middel tevergeefs is voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^