Betrekken van media aandacht in strafmotivering
/Parket bij de Hoge Raad 14 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:504
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden wegens:
Feit 1, 2 en 3: medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: telkens: medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 5 en 6: telkens: medeplegen van valsheid in geschrift;
Feit 7: medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift en medeplegen van feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van oplichting, meermalen gepleegd.
Middel
Het derde middel klaagt dat het hof bij de strafoplegging ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door de verdediging in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat verdachte veel media-aandacht in verband met de zaak heeft gekregen, althans dat de strafmotivering van het hof in dit opzicht onvoldoende met redenen is omkleed.
Conclusie AG
Het middel doelt op het volgende gedeelte uit de pleitnota:
‘3.0 Faillissement van de onderneming en media aandacht
3.1 Het faillissement van B is een van de grootste drama's in het leven van cliënt en van zijn familie geweest. Tot op het allerlaatste moment heeft cliënt geprobeerd dit te voorkomen. Alles wat hij vanaf 17-jarige leeftijd binnen B heeft gedaan stond in dienst en in het teken van de onderneming.
De onderneming was zijn lust en zijn leven. Elke cent die cliënt in privé had heeft hij in de onderneming gestoken om deze afloop te voorkomen. Maar het heeft - zoals we weten - niet mogen baten.
3.2 De onderhavige zaak heeft bijzonder veel media aandacht gehad. Wie cliënt googled krijgt ten minste twee pagina's aan hits die allemaal betrekking hebben op deze strafzaak. De naam B die ooit in verband werd gebracht met één van Nederlands grootste transportondernemingen, wordt nu in verband gebracht met fraude en oplichting. Cliënt kan die naam ook niet ontvluchten want die naam is niet alleen de bedrijfsnaam maar ook de familienaam van cliënt. Anders dan gebruikelijk is de pers daarbij op geen enkele wijze terughoudend geweest in het gebruik van de naam en toenaam van cliënt. Cliënt is daarbij weggezet als de kapitein die een zinkend schip verliet en de persoon die de onderneming ten gronde richtte.
3.3 Een greep uit die publicaties:
"Het Hongaarse imperium van het Brabantse transportbedrijf B is bijna failliet en de eigenaar spoorloos"
" verdachte hield er een creatieve boekhouding op na, waarmee hij lange tijd financiers, fiscus en klanten om de tuin leidde.(...)"
"Het betekende dat verdachte, die voorheen het financiële management samen met rechterhand medeverdachte volledig voor zijn rekening nam, genoegen moest nemen met externe betrokkenen die inzage wilden in de boeken. Vanaf dat moment ging het fout. Accountants stuitten op dubieuze zaken. Ook de Hongaarse fiscus meldde zich. Om investeerders te paaien noteerde verdachte orders zowel in de Nederlandse als in de Hongaarse boekhouding, om zo de prestaties van het bedrijf rooskleuriger voor te stellen. "
"Een andere Nederlandse werknemer kreeg van verdachte zelf het signaal dat hij niet langer welkom was. Op een dag vond hij bij thuiskomst voor zijn huis in Boedapest verhuiswagens op de stoep. Ingehuurd door verdachte. De hardhandige boodschap kwam over: hij wist te veel en liep verdachte in de weg. " "In juli dit jaar viel voor verdachte het doek. Huisbankier Rabobank, aandeelhouder Bencis en medefinancier Fortis-bank eisten zijn vertrek.
Waar hij nu is weet niemand. In zijn penthouse aan de Donau in Boedapest? In zijn huis in Montecarlo? verdachte dreef al die jaren op hoogmoed en bluf, daarover is iedereen het eens."(voetnoot 1: NRC, 30 oktober 2007, https://www.nrc.nl/nieuws/ … )
3.4 Of in het financieel Dagblad van 15 november 2014:
"Vijf jaar cel geëist tegen transportbaas verdachte. "persoonlijk heeft verdachte volgens het OM zichzelf verrijkt met € 40 min, ten koste van de financiers en banken van B. " (voetnoot 2: https://fd.nl/frontpage/economie-politiek/902539/ … )
3.5 En SCM 19 november 2014 kopt 'Vijf jaar cel voor frauderende topman E.'
"Voorbeelden van de verzinsels van verdachte waren bijvoorbeeld de aanschaf van 54 denkbeeldige vorkheftrucks, de realisatie van een nep-dieseltankstation en de zogenaamde aankoop van een sprinklerinstallatie. In de periode 2005-2007 zou het eens zo bejubelde transportbedrijf de omzet zo met in totaal 56 miljoen euro hebben opgepoetst." (voetnoot 3: https://www.supplychainmagazine.nl/ … /)
3.6 En dat men de zaak rondom verdachte nog niet vergeten is blijkt ook wel uit het twee pagina's vullende artikel dat verscheen in BN de Stem naar aanleiding van het hoger beroep bij uw Hof en waarvan de kop luidde: Waar bleven de miljoenen uit de 'zeepbel' van E ? (voetnoot 4: http:// … )
3.7 Een afschrift van de talloze - maar lang niet alle - hits op google en publicaties die in dit verband verschenen zijn als productie (1) bij deze pleitnotitie gevoegd.
3.8 Het was voor cliënt bijzonder moeilijk zijn leven weer op te pakken na het faillissement en na al deze negatieve publiciteit. Daarbij was extra zwaar dat de hele familie leed onder het faillissement. Het was immers sinds jaar en dag een familiebedrijf waarbij bijna iedereen binnen de familie … persoonlijke betrokkenheid had of had gehad. Cliënt heeft uiteindelijk geprobeerd om in België opnieuw de logistieke dienstverlening in te gaan, maar dat liep stuk door het strafrechtelijk onderzoek.
3.9 Dat media een belangrijke factor kan zijn bij het bepalen van de strafmaat volgt bijvoorbeeld uit een zeer recente uitspraak van Rechtbank Den Haag van 27 juni 2017 (voetnoot 5: Rechtbank Den Haag 27 juni 2017, ECLI:NL::RBDHA:2017:6973) waarin een oud advocaat en AG terecht stond voor fraude. De Rechtbank overwoog:
"Tot slot heeft de zaak aandacht in de media gehad. Hoewel dit, gezien van de aard van de zaak, niet onbegrijpelijk is, is het de rechtbank duidelijk geworden dat de verdachte dit als zeer belastend heeft ervaren. De verdachte is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor deze verstrekkende gevolgen van zijn keuzes. Toch hecht de rechtbank bij de strafoplegging veel belang aan de hiervoor geschetste gevolgen die de verdachte als gevolg deze kwestie heeft ondervonden"
3.10 Deze omstandigheden resulteerden in een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf.
3.11 En in dat verband is er nog een andere zaak die qua media aandacht maar ook inhoudelijk grote overlap vertoont met de onderhavige zaak: de zaak die bekend werd als 'de Ahold zaak'. Een zaak die qua financieel belang de onderhavige zaak overigens vele malen oversteeg, er werd in die zaak gesproken over miljarden. Hof Amsterdam overwoog in die zaak met betrekking tot de straf:
"Voor hem geldt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld en onmiskenbaar al aanzienlijke reputatieschade en persoonlijk leed heeft ondervonden. Kort gezegd is zijn carrièrelijn na aanvang van de vervolging abrupt gebroken. De vele publiciteit rond de Aholdzaak brengt mee dat hij de rest van zijn arbeidzame bestaan is gebrandmerkt." (voetnoot 6: Gerechtshof Amsterdam 28 januari 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH1790)
3.12 En dat is cliënt ook. Gebrandmerkt. Niet allen in zijn arbeidzame bestaan, maar ook privé. De naam … zal nooit meer alleen maar verwijzen naar 'die transportonderneming'. Op een baan in de logistieke dienstverlening - waarvoor cliënt is opgeleid - hoeft cliënt nooit meer te rekenen.
3.13 Hof Amsterdam kwam in de Ahold zaak omwille van die publiciteit en het feit dat de betreffende verdachte gebrandmerkt was tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
3.14 De verdediging verzoekt uw Hof uitdrukkelijk de mate van negatieve publiciteit mee te wegen bij het bepalen van de strafmaat.
De strafmotivering van het hof bevat geen bijzondere overweging omtrent de bedoelde media-aandacht.
Bij de beoordeling van de klacht geldt het volgende. In cassatie kan niet worden onderzocht of de juiste (dat wil zeggen meest passende) straf of maatregel is opgelegd en ook niet of de straf of maatregel beantwoordt aan alle daarvoor in aanmerking komende factoren, zoals de ernst van het feit of de persoon van de verdachte. De keuze van de factoren die voor de strafoplegging van belang zijn, is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, terwijl deze keuze geen motivering behoeft. In cassatie kan dus niet worden gewogen of de opgelegde straf of maatregel werkelijk gedragen wordt door de opgegeven factoren. Kort samengevat heeft de rechter een ruime straftoemetingsvrijheid, mits hij binnen de door de wet aan de straf gestelde grenzen blijft, de redenen opgeeft die hebben geleid tot de opgelegde straf of maatregel (art. 359 Sv) en de opgelegde straf geen verbazing wekt.
Voorts geldt dat het het hof in beginsel vrij staat bij het bepalen van de straf rekening te houden met nadeel dat door media-aandacht voor een verdachte is veroorzaakt. Het is echter niet zo dat een verdachte indien hij te lijden heeft gekregen van indringende media-aandacht omtrent zijn strafzaak, recht heeft op matiging van de hem op te leggen straf.
Het hof heeft de straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en (heeft; JS) gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft met inachtneming van deze factoren de straf nader gemotiveerd. Het hof is tot een bewezenverklaring van meer feiten gekomen dan de rechtbank in haar vonnis, maar heeft een aanzienlijk lagere straf opgelegd dan de rechtbank en ook lager dan is gevorderd door de advocaat-generaal, zelfs wanneer de aftrek in verband met de overschrijding van de redelijke termijn niet wordt meegerekend. De motivering van de opgelegde straf is daarom niet onbegrijpelijk.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
Lees hier de volledige conclusie.