Bewijsuitsluiting van door verdachte afgelegde verklaringen na verzuim cautie?
/Hoge Raad 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3198
Het gerechtshof Den Haag heeft de verdachte op 1 april 2016 ter zake van ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’ en ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overgelegde en bij de stukken gevoegde pleitnotities. Deze pleitnotities bevinden zich bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken en houden onder meer het volgende in:
"Cliënt is op 13 maart 2015 aangehouden door een drietal opsporingsambtenaren van de Belastingdienst. De reden van de staande houding van de auto waarin cliënt zich bevond, was het controleren van het voertuig op grond van de Algemene Douanewet. (...) [De] controle van het voertuig heeft er direct toe geleid dat het wapen werd aangetroffen.
Nadat deze controle was aangevangen, cliënt netjes zijn identiteitskaart had overhandigd en het vuurwapen was aangetroffen, werd cliënt direct gevraagd van wie het vuurwapen was. Op het moment dat het vuurwapen werd aangetroffen, hadden de opsporingsambtenaren cliënt direct dienen te wijzen op de cautie, alvorens dergelijke vragen te stellen. Hier was derhalve evident sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Immers, cliënt bekende direct. Dat er vervolgens geen gevolgen zijn verbonden aan dit vormverzuim omdat cliënt later nogmaals zou hebben bekend, is een grote misvatting. Immers, indien aan cliënt de cautie was gegeven en hem dus was medegedeeld dat hij het recht had om te zwijgen, was de kans zeer groot dat cliënt zich van meet af aan al had beseft dat hij zichzelf zou incrimineren en had hij zijn mond gehouden. Dat cliënt later, nadat hem wel de cautie was gegeven, nogmaals heeft bekend is een direct gevolg van het feit dat hij al eerder een bekennende verklaring had afgelegd. Client is aldus evident in zijn verdediging geschaad, waardoor de verklaringen van cliënt dienen te worden uitgesloten van bewijs."
Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de controle van het voertuig, waarin de verdachte zich als bijrijder bevond, compleet willekeurig lijkt te zijn uitgevoerd, zodat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat deze controle onrechtmatig was. Dit levert, aldus de raadsvrouw, een onherstelbaar vormverzuim op, hetgeen tot gevolg moet hebben dat de resultaten van die controle van het bewijs dienen te worden uitgesloten (...).
Daarenboven is, aldus de raadsvrouw, aan de verdachte, nadat het vuurwapen was aangetroffen, direct gevraagd van wie dat wapen was, zonder dat hem de cautie was gegeven, hetgeen evenzeer een onherstelbaar vormverzuim oplevert, reden waarom zowel de op die vraag gevolgde bekennende verklaring van de verdachte, als de daaruit voortgevloeide bekennende verklaring die hij, nadat hem de cautie was gegeven, op het politiebureau heeft afgelegd ook van het bewijs dient te worden uitgesloten (...).
Het hof overweegt dienaangaande dat van de verdediging, die stelt dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd - aan de hand van de factoren die in het tweede lid van dat artikel zijn genoemd - wordt aangegeven tot welk in dat artikel omschreven rechtsgevolg dat verzuim dient te leiden. Nu de raadsvrouw over het belang dat elk van de volgens haar geschonden voorschriften dient, over de ernst van de door haar gestelde verzuimen en over het daardoor (daadwerkelijk) veroorzaakte nadeel niets heeft aangevoerd en derhalve niet aan de hand van deze factoren heeft aangegeven waarom de beweerdelijke verzuimen tot bewijsuitsluiting (...) dienen te leiden, acht het hof zich niet gehouden omtrent de onderhavige verweren met redenen omklede beslissingen te geven."
Middel
Het middel klaagt dat het hof niet (inhoudelijk) heeft gerespondeerd op een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer dat door de onrechtmatige controle van de auto en het ontbreken van het geven van de cautie aan de verdachte sprake is van onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in art. 359a Sv, die dienen te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de afgelegde verklaringen van de verdachte.
Beoordeling Hoge Raad
De omstandigheid dat in strijd met art. 29, tweede lid, Sv voorafgaand aan een verhoor van de verdachte in het voorbereidend onderzoek ter zake van een aan hem tenlastegelegd feit niet is medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden, levert een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van die verklaring (vgl. HR 16 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5706, NJ 2013/310, rov. 2.4).
Door een nadere toelichting te eisen waarom het door de verdediging gestelde verzuim zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting alvorens zich gehouden te achten hieromtrent een met redenen omklede beslissing te geven, heeft het Hof het voorgaande miskend. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
Tot cassatie behoeft dit evenwel niet te leiden, in aanmerking genomen dat de raadsvrouwe van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep kennelijk bij het ontbreken van de zogenoemde cautie het oog had op de in bewijsmiddel 2 weergegeven verklaring, terwijl over de in bewijsmiddel 1 weergegeven verklaring door de raadsvrouwe wordt opgemerkt dat deze is afgelegd nadat de verdachte op het politiebureau die cautie is gegeven. Gelet op de inhoud van die in bewijsmiddel 1 weergegeven verklaring en de overige gebezigde bewijsmiddelen is de bewezenverklaring - ook met weglating van de in bewijsmiddel 2 weergegeven verklaring van de verdachte - toereikend gemotiveerd.
Lees hier de volledige uitspraak.