Bezwaarschrift tegen aanslag inkomstenbelasting bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen?

Hoge Raad 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2542 

Verdachte heeft namens X een bezwaarschrift ingediend waarin voor de motivering wordt verwezen naar het daarbij gevoegde aangiftebiljet waarvan de inhoud als bewijsmiddel is opgenomen. Daarin ligt als ’s Hofs vaststelling besloten dat dit aangiftebiljet de gronden tot uitdrukking brengt waarop het bezwaar steunt en daarmee als onderdeel van het bezwaarschrift heeft te gelden. Het bezwaarschrift behelst het verzoek aan de inspecteur de aan X opgelegde aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2007 te heroverwegen, in die zin dat deze aanslag tot nihil wordt verminderd omdat X in 2007 geen looninkomsten heeft genoten. Het Hof heeft blijkens de bewezenverklaring geoordeeld dat dit bezwaarschrift aldus bestemd is om tot het bewijs van de omvang van die looninkomsten te dienen.
 

Middel

Het middel klaagt over de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat het daarin vermelde bezwaarschrift bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen.
 

Beoordeling Hoge Raad

Blijkens de bewijsvoering heeft de verdachte namens betrokkene 1 een bezwaarschrift ingediend waarin voor de motivering wordt verwezen naar het daarbij gevoegde aangiftebiljet waarvan de inhoud is opgenomen in bewijsmiddel 13. Daarin ligt als vaststelling van het Hof besloten dat dit aangiftebiljet de gronden tot uitdrukking brengt waarop het bezwaar steunt en daarmee als onderdeel van het bezwaarschrift heeft te gelden. Het bezwaarschrift behelst daarbij in de kern het verzoek aan de inspecteur de aan betrokkene 1 opgelegde aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2007 te heroverwegen, in die zin dat deze aanslag tot nihil wordt verminderd omdat betrokkene 1 in 2007 geen looninkomsten heeft genoten.

Het Hof heeft blijkens de bewezenverklaring geoordeeld dat dit bezwaarschrift aldus bestemd is om tot het bewijs van de omvang van die looninkomsten te dienen. Dat oordeel is echter onjuist omdat aan een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van art. 225 Sr toekomt. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat een niet binnen de ingevolge art. 9 AWR bepaalde termijn ingediend aangiftebiljet waarmee de inspecteur bij de aanslagoplegging geen rekening heeft kunnen houden, niet kan gelden als een bij de belastingwet voorziene aangifte in de zin van de belastingwetgeving (vgl. HR 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016: 1333, NJ 2016/402).

Het middel is terecht voorgesteld. Nu het onderhavige bezwaarschrift niet kan worden aangemerkt als een "geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen", dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. De Hoge Raad zal dit zelf doen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^