Column: Powerplay vs. magistratelijkheid, ja ook bij de opsporing
/Door Lauren Dallau, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(Geschreven op persoonlijke titel)
Het jaar 2015 was het jaar van het verschoningsrecht. Er verschenen diverse uitspraken van de Hoge Raad met betrekking tot deze kwestie en advocatuur en Openbaar Ministerie stonden lijnrecht tegenover elkaar. In de rechtszaal is dit regelmatig nog steeds zo, maar hoe gaat het eigenlijk tijdens het opsporingsonderzoek? Tussen 2015 en het heden is er niet heel veel nieuws onder de zon[1]. Toch is het onderwerp mij blijven boeien en discussiëren we er bij de opsporing regelmatig over op de werkvloer. Iedere actiedag komt het wel weer, in enigerlei vorm, aan bod. Soms verloopt een doorzoeking soepel en kunnen er constructieve afspraken gemaakt worden met de aanwezige advocaat met betrekking tot mogelijke geheimhouderstukken. Veel vaker eindigt het in een soort beschuldiging van powerplay aan ons adres en worden de hakken in het zand gezet voor wat betreft het standpunt ten aanzien van de inbeslagname van de administratie en wordt er gedreigd met een raadkamerprocedure. Waarom is dat eigenlijk zo en is dat wel zo handig?
Uitgangspunt is dat verdachten in vertrouwen met hun advocaat moeten kunnen spreken, gewaarborgd door het verschoningsrecht van de advocaat. Daar wil ik niks op afdingen. Maar hoe zit het met de schriftelijke dan wel digitale correspondentie tussen raadslieden en hun cliënten wanneer die cliënten grote bedrijven zijn en de e-mails en brieven tussen de grote berg van documenten in de administratie verborgen zitten? Er wordt dan vaak gevraagd gelegenheid te bieden aan de betreffende verschoningsgerechtigden deze eruit te filteren. Maar is dit handig uit het oogpunt van efficiency? Tijdens de doorzoeking wordt een bedrijf stilgelegd en kan er dus geen business gedreven worden en dit kost geld. Is het dan handig dit proces te verlengen door te wachten op die filtering? Te meer omdat het vaak nog langer zal duren aangezien het meestal een andere advocaat is die opgetrommeld wordt tijdens de doorzoeking dan de – veelal civiele - advocaten waarmee de correspondentie eerder gevoerd is. Soms wordt dan de keuze gemaakt om de (digitale) administratie te verzegelen en in te leveren bij de rechter-commissaris. Daarna kan de rechter-commissaris de verschoningsgerechtigden benaderen om ze in de gelegenheid te stellen de geheimhouderstukken te identificeren en eruit te halen. Op deze manier kan het bedrijf tijdens de actiedag wellicht wel weer zo snel mogelijk doordraaien, maar wordt de opsporing in de pauzestand gezet. Het hele opsporingsproces duurt hierdoor aanzienlijk langer.
Een advocaat dient altijd het belang van de verdachte, maar in dit geval vind ik dat dit niet de beste manier is. Zou het niet beter zijn om bijvoorbeeld in een eerder stadium cliënten te adviseren zorg te dragen voor een apart dossier binnen hun administratie waar alle correspondentie met advocaten in wordt opgeslagen? Dat is toch ook geen gekke verwachting gezien het feit dat het blijkbaar geheimhouderinformatie betreft waarvan het bedrijf toch niet zou moeten willen dat het ‘rondslingert’ in de administratie.
Het basisprincipe van opsporing is waarheidsvinding, waarbij wij onze grenzen vinden in de wet. De wet geeft het verschoningsrecht en hieruit vloeit voort dat de opsporing geen gebruik kan maken van geheimhouderstukken. En toch zijn er bedrijven en in sommige gevallen ook hun advocaten die ervan uit lijken te gaan dat de opsporing er op uit is om geheimhouderinformatie in te zien. Los van de principiële kwestie, kunnen we het ook niet gebruiken aangezien het dan simpelweg van het bewijs zou worden uitgesloten, dus wat hebben we er dan aan? Sturingsinformatie? Ook dan zullen wij nog steeds bij proces-verbaal moeten kunnen vastleggen waarom bepaalde keuzes gemaakt zijn in het onderzoek en onderbouwen waarom we bevoegdheden toepassen of op basis waarvan we toestemming vragen voor bepaalde opsporingsmiddelen. Dat wordt lastig als die onderbouwing zou bestaan uit feiten uit geheimhouderstukken.
Dit zijn wat mij betreft complottheorieën en dat gaat veel te ver. Zijn we, opsporingsambtenaren, advocaten en officieren van justitie, als professionele spelers die zich bezighouden met het strafrecht, niet allemaal conculega’s? Om maar eens een vreselijk woord te gebruiken. In de tijd van de slow cultuur[2], slow tv[3] en slow food[4] waarbij ik slow eigenlijk niet het goede woord vind, zou ik wel in die trend willen eindigen. Even pas op de plaats voordat we roepen hoe ver we van elkaar af staan, maar op zoek naar datgene wat we gemeen (kunnen) hebben. Magistratelijkheid, wat door Joep Lindeman - verbonden aan het Willem Pompe Instituut van de Universiteit Utrecht - eens werd gedefinieerd als een transparante, op materiële waarheidsvinding gerichte, onafhankelijke, niet vooringenomen houding waarin, met inachtneming van het recht en de beginselen van een behoorlijke procesorde en met inachtneming (en dus afdoende kennis) van het algemene belang én individuele belangen, beslissingen worden genomen[5], hoort wellicht alleen bij de Rechterlijke Macht en het Openbaar Ministerie en toch denk ik graag dat wij als opsporing hier ook aan doen. Als de advocatuur ook een klein stukje ervan meepikt dan zouden we misschien wat minder vaak in beklagprocedures aan weerszijden staan.
Voetnoten
[1] Het nieuwe Wetboek van Strafvordering komt er weliswaar aan en er is nog een uitspraak verschenen in 2016 over de situatie waarin aantekeningen van een verdachte met betrekking tot een gepland bezoek van zijn raadsman waren aangetroffen in de cel van verdachte en vervolgens inbeslaggenomen zijn, dit zijn volgens de Hoge Raad geheimhouderstukken. De jurisprudentie uit 2015 is verder ongewijzigd in stand gebleven.
[2] https://en.wikipedia.org/wiki/Slow_movement_(culture)
[3] Jan Slagter van Omroep Max omschreef het succes van slow tv als volgt: „Er wordt gezegd dat wij slow television weer een impuls hebben gegeven. We leven momenteel in een jachtige tijd en als tegenhanger daarvan is het heerlijk om te kijken hoe ouderen hun vakantie in een caravan vieren.”
[4] De Slow Food beweging zet zich af tegen de industriële productie van voedsel met de zogenaamde fastfood als exponent.
[5] Joep Lindeman, Verschuivende verantwoordelijkheden bij officieren van justitie, 2012.