Conclusie AG onder meer over de vraag wanneer van een motorfiets i.d.z.v. de Wegenverkeerswet 1994 kan worden gesproken
/Hoge Raad 19 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:75 Verzoeker is bij arrest van 10 juli 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens
- overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, veroordeeld tot voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren en een geldboete van € 250,00, subsidiair vijf dagen hechtenis, wegens
- overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, veroordeeld tot voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren en een voorwaardelijke geldboete van € 390,00, subsidiair zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, en wegens
- als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden, veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Ten laste van verzoeker is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 7 oktober 2012 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, de Westerdorpsstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;”
Voorts heeft het Hof ten aanzien van het in het middel bedoelde verweer het volgende overwogen:
“Bewijsoverweging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit. (…) Wat betreft feit 2 is volgens de raadsman geen sprake van een motor, maar van een scooter, waarvoor een rijbewijs AM volstaat. (…)
Met betrekking tot feit 2 is het hof mede gelet op het proces-verbaal van verbalisanten (p. 4 t/m 8) van oordeel dat sprake is van een motorscooter, waarvoor een rijbewijs A is vereist. Een voertuig dat sneller kan rijden dan 50 kilometer per uur is geen bromfiets (meer), maar een motorfiets. Zie art. 5.6.8 van de Regeling voertuigen. Verdachte beschikte over een rijbewijs AM en B. Er is sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het rijden zonder rijbewijs.”
Middel
Het middel klaagt over de verwerping van het verweer met betrekking tot feit 2 dat niet kan worden bewezenverklaard dat het betrokken voertuig een motorscooter betreft waarvoor een rijbewijs A is vereist.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad doet de zaak af onder verwijzing naar art. 81 lid 1 RO.
Conclusie AG
De AG geeft, in verband met het voorgedragen cassatiemiddel, weer (a) de relevante onderdelen van het eerste lid onderdeel e van art. 1 WVW 1994, handelend over de definitie van het begrip bromfiets, (b) de relevante onderdelen van het tweede lid van art. 1.1 Regeling voertuigen, handelend over de definities van het begrip bromfiets en het begrip motorfiets, en (c) art. 5.6.8 Regeling voertuigen.
8. Uit deze omschrijvingen blijkt dat enkel kan worden gesproken van een bromfiets indien deze een door de constructie bepaalde maximumsnelheid heeft van niet meer dan 45 km/h en tevens een verbrandingsmotor heeft met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cm³. Een motorvoertuig valt onder de classificatie motorfiets indien het uitgerust is met een motor met inwendige verbranding, met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm³ of met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h.
9. Voorts zijn voor de beoordeling van het middel van belang de overwegingen uit het arrest van de Hoge Raad van 6 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0746,NJ 1994/150 (VR 1993/73), waarin de Hoge Raad oordeelt dat wijzigingen aan een motorrijtuig van invloed kunnen zijn op de classificatie van dit motorrijtuig:
“3.4 In het eerste onderdeel van het middel wordt betoogd dat een motorrijtuig dat eenmaal is toegelaten als bromfiets een bromfiets blijft ongeacht de daaraan aangebrachte wijzigingen. Het onderdeel faalt omdat niet valt in te zien en uit art. 1 lid 1 onder d WVR en art. 4 lid 1 onder a RVV ook niet volgt, dat een motorrijtuig dat aanvankelijk onder de omschrijving van bromfiets viel, als gevolg van daaraan aangebrachte wijzigingen niet in een andere categorie terecht zou kunnen komen, waardoor het niet langer als bromfiets kan worden aangemerkt.”
10. Ook enkele beschouwingen uit de conclusie van de A-G Asser vóór het voormelde arrest verdienen vermelding:
“3.14. De rechtbank heeft in r.o. 8 van haar vonnis, waartegen zich middelonderdeel 1 keert, overwogen dat uit de definitie van het begrip bromfiets in WVR en RVV volgt
‘dat er, naast bromfietsen andere motorvoertuigen zijn die weliswaar uiterlijk en qua constructie grote overeenstemming met bromfietsen vertonen, maar toch geen bromfiets in de zin der wet zijn omdat zij bijvoorbeeld over een verbrandingsmotor met een grotere cylinderinhoud dan 50 cm³ beschikken, dan wel omdat daarmee een grotere snelheid bereikt kan worden dan 40 kilometer per uur’.
Ook volgt uit die definitie, aldus de rechtbank,
‘dat een motorvoertuig dat ten tijde van de fabricage daarvan aan de definitie van bromfiets voldeed en daarmee toen als een bromfiets in de zin der wet aangemerkt diende te worden, dat karakter nadien kan verliezen doordat bijvoorbeeld de cylinderinhoud van de verbrandingsmotor daarvan vergroot wordt of doordat er anderszins wijzigingen aan worden aangebracht waardoor een hogere maximumsnelheid dan 40 kilometer per uur bereikt kan worden’.
3.15. Het middelonderdeel betoogt nu dat dit oordeel berust op een onjuiste interpretatie van de genoemde definitie. Reeds een zuiver taalkundige uitleg van de betrokken wettelijke bepalingen noopt, aldus het onderdeel, tot de opvatting dat met name de zinsneden ‘uitgerust met (een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm³)’ en ‘geconstrueerd voor (een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 40 km per uur)’ gedoeld wordt op de uitrusting en constructie van het voertuig ten tijde van de fabricage. Volgens het onderdeel wordt deze opvatting ondersteund door ‘het feit dat bromfietsen na fabricage worden gekeurd en voorzien van een goedkeuringsmerk’. ‘De wettelijke regeling in het WVR en het RVV is’, zo betoogt het onderdeel voorts, ‘gebaseerd op een keuring voor alle voertuigen, op grond van de resultaten van welke keuring deze worden ingedeeld in een bepaalde categorie’. Hieraan verbindt het onderdeel de conclusie dat nadat een voertuig eenmaal is gekeurd als bromfiets en voorzien van een goedkeuringsmerk, geen ‘wisseling van categorie’ meer kan plaatsvinden. ‘(Ook) een opgevoerde bromfiets als waarom het in dit geding gaat, is (en blijft) een bromfiets’, aldus tenslotte het onderdeel dat er aan toevoegt dat de uitleg van de rechtbank van de genoemde bepalingen in het kader van het systeem van de wegenverkeerswetgeving onjuist is.
3.16. Uitgaande van de definitie in art. 1 WVR en in de andere eerdergenoemde besluiten, vind ik geen steun voor dit betoog. Dat het woord ‘geconstrueerd’ zo'n beperkte betekenis heeft als het middelonderdeel stelt en niet tevens zou kunnen slaan op een constructie, gewijzigd nadat de bromfiets door de fabrikant in het verkeer is gebracht, kan ik nergens uit afleiden. Steun daarvoor vind ik in elk geval niet in de geschiedenis van de totstandkoming van die definitie, die zelf ook niet verwijst naar het bepaalde bij of krachtens art. 80a lid 2 aanhef en onder g WVR m.b.t. de keuringseisen en het keurmerk. De gelijkstelling van voertuigen met een gele plaat met bromfietsen wijst eerder in tegenovergestelde richting. Die gelijkstelling, ingevoerd om de handhaving van de voor bromfietsen (en bromfietsers) geldende voorschriften te vergemakkelijken, zou praktisch niet nodig zijn geweest indien juist zou zijn wat het middelonderdeel betoogt, want de problemen bij de opsporing van overtredingen m.b.t. de eisen voor bromfietsen (en bromfietsers) werden en worden nu juist gevormd door de voertuigen die er — ook door het voeren van het in art. 80a onder g WVR bedoelde merk — uitzien als bromfietsen van de goedgekeurde soort met de goedgekeurde motor, maar waaraan niet direct waarneembare wijzigingen zijn aangebracht waardoor zij harder kunnen rijden dan toegestaan, welke wijzigingen slechts door een tijdrovend technisch onderzoek zouden kunnen worden vastgesteld.”
11. Verder heeft de hier relevante lagere rechtspraak aansluiting gezocht bij Richtlijn 95/1/EG, door voor het classificeren van een voertuig als bromfiets in het bijzonder de maximumsnelheid te betrekken. Zie bijvoorbeeld de volgende overwegingen van het Hof Leeuwarden van 2 juli 2003, ECLI:NL:GHLEE:2003:AI1175:
“3.13. Bij Besluit van 24 november 1994, Stb. 603 zijn onder meer art. 3.6.12 (thans 3.6.18) en 5.6.8 VR gewijzigd.
Art. I onder AA van dit Besluit houdt in dat artikel 3.6.12 wordt gewijzigd in:
"Bromfietsen moeten voor wat betreft de wijze van meten van de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen voldoen aan het bepaalde in richtlijn 95/1/EG."
De Nota van toelichting op dit onderdeel houdt in:
"Een van de bijzondere richtlijnen in het kader van richtlijn 92/61/EEG (goedkeuring twee- of driewielige motorvoertuigen) is richtlijn 95/1/EG (de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen). De implementatie van laatstbedoelde richtlijn geschiedt in artikel 3.6.12. Omdat richtlijn 95/1/EG geen vermogenslimiet stelt, doch slechts de methode waarop het netto-maximumvermogen moet worden bepaald, kan het Voertuigreglement geen vermogenslimiet meer voorschrijven. Ingevolge richtlijn 95/1/EG ligt het zwaartepunt voor bromfietsen bij de door de constructie bepaalde maximum snelheid."
Artikel I onder XX van het besluit houdt onder meer in dat artikel 5.6.8 wordt gewijzigd in:
"- 1. Bromfietsen die zijn geconstrueerd voor een maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h, moeten bij voortduring blijven voldoen aan deze door de constructie bepaalde maximumsnelheid.
- 2. (…)"
De Nota van Toelichting op dit onderdeel houdt onder meer in: "De vervanging van art. 5.6.8 houdt verband met de vervanging van artikel 3.6.12 als voorzien bij artikel I onder AA. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij laatstbedoeld artikel. Zoals aldaar vermeld, komt ingevolge richtlijn 95/1/EG het zwaartepunt voor bromfietsen te liggen bij de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, welke beslist niet hoger mag liggen dan 45 km/h dan wel 25 km/h. Ook de in voorbereiding zijnde EG-richtlijn tegen het opvoeren legt voor bromfietsen het zwaartepunt bij de door de constructie bepaalde maximumsnelheid. Blijkt de snelheid overschreden te kunnen worden, dan is dat een indicatie dat de brommer is opgevoerd. Het is derhalve noodzakelijk te bepalen, dat de maximale constructiesnelheid bij voortduring niet overschreden mag worden. Artikel 5.6.8 strekt daartoe.”
12. Gelet op het voorgaande, meen ik dat wanneer een motorvoertuig een maximumsnelheid kan bereiken die hoger is dan 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h, en niet in het kentekenregister is geregistreerd als bromfiets, dit motorvoertuig moet worden gekwalificeerd als motorfiets in de zin van de verkeerswetgeving.
13. Het Hof heeft in zijn, hierboven onder 6 geciteerde, overweging slechts verwezen naar art. 5.6.8 Regeling Voertuigen. Uit dit artikel blijkt alleen dat bromfietsen bij voortduring geen hogere snelheid mogen bereiken dan 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h. Uit dit artikel blijkt niet waaruit het onderscheid bestaat tussen bromfietsen en motorfietsen. In zoverre zou de steller van het middel kunnen worden toegegeven dat hij een punt heeft.
14. Dat neemt echter niet weg dat het middel enig belang mist en derhalve tevergeefs is voorgesteld. Anders dan de steller van het middel doet voorkomen, is het geen vereiste dat de cilinderinhoud meer dan 50 cm³ moet bevatten om te kunnen spreken van een motorfiets. Blijkens de hiervoor aangehaalde regelgeving en rechtspraak is het hebben van een door constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 45 km/h, reeds voldoende om een motorvoertuig in te delen in de categorie motorfiets. Zou het Hof de hier toepasselijke regelgeving met meer precisie hebben aangehaald, dan zou het tot dezelfde slotsom zijn gekomen als in de bestreden uitspraak.
Lees hier de volledige uitspraak.