Culpoze gevolgsdelicten: een thematische beschouwing
/Sinds 1976 schept artikel 51 Sr de mogelijkheid tot zelfstandige strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen. Of deze aansprakelijkheid zich ook uit zou strekken tot publiekrechtelijke rechtspersonen werd door de wetgever toentertijd in het midden gelaten. Nadere invulling van het leerstuk werd overgelaten aan de rechtspraak. Deze rechtspraak kwam er, en met betrekking tot lagere overheidsorganen is daarin het uitgangspunt ontwikkeld dat openbare lichamen in de zin van hoofdstuk 7 GW strafrechtelijke immuniteit toekwam voor zover de tenlastegelegde gedragingen neerkomen op de uitvoering van een overheidstaak. Dit zogenaamde taakcriterium is verder uitgewerkt, en ingeperkt, in het Pikmeer II-arrest. Sindsdien komen slechts nog gedragingen die ‘naar hun aard en gelet op het wettelijke systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbare lichaam opgedragen bestuurstaak’ in aanmerking voor strafrechtelijke immuniteit. Dat het voornoemde criterium niet altijd eenvoudig toe te passen is bleek uit het arrest betreffende de vervolging van de gemeente Stichtse Vecht naar aanleiding van een dodelijk motorongeval.
Lees verder:
Culpoze gevolgsdelicten: een thematische beschouwing door D.G.J. Grimmelikhuijzen in Delikt en Delikwent