'De boete uit balans'
/In dit artikel doet de auteur, Arnt Mein (promovendus aan Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam en als onderzoeker verbonden aan het Verwey-Jonker Instituut) verslag van zijn onderzoek naar het gebruik van de bestuurlijke boete in de praktijk van het financieel toezicht.
De financiële toezichthouders, de AFM en DNB, beschikken sinds 2000 over de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. De bestuurlijke boete was het antwoord van de beleidsmakers op het zogenoemde handhavingstekort ten aanzien van de sociaaleconomische ordeningswetgeving, waaronder het financieel toezichtrecht. De invoering van de bestuurlijke boete kan worden beschouwd als een systeemdoorbraak in de rechtshandhaving: straffen door een bestuursorgaan, met rechterlijke toetsing achteraf waartoe betrokkene zelf het initiatief moet nemen. De verwachtingen van de doelmatigheid waren hoog. Tegelijk was er scherpe kritiek vanuit de rechtswetenschap en -praktijk. De bestuurlijke boete zou niet aan bestuursorganen zijn toe te vertrouwen; de belangen van betrokken zouden beter zijn gewaarborgd binnen het straf(proces)recht.
Uit het onderzoek van de auteur komt een opmerkelijke discrepantie naar voren tussen de beoogde doelen en werking van de bestuurlijke boete enerzijds en de toepassing ervan in de praktijk van het financieel toezicht anderzijds. Zo leggen de financiële toezichthouders relatief weinig boetes op en voor een ander type zaken dan waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld. Dit werpt een nieuw licht op de destijds naar voren gebrachte bezwaren tegen de bestuurlijke boete, namelijk de onevenwichtigheid van de belangenafweging en de gebrekkige transparantie van het boeteproces. De auteur bepleit dan ook kritischer rol door de boetefunctionaris van de financiële toezichthouders en de bestuursrechter en meer transparantie over het gevolgde boetebeleid en de gehanteerde belangenafweging in het boetebesluit.
Dit wordt uitgewerkt in het artikel 'De boete uit balans'. Daarvoor gaat de auteur echter eerst in op de ontstaansgeschiedenis van de bestuurlijke boete, de verwachtingen die werden gekoesterd evenals de bezwaren die naar voren werden gebracht. Vervolgens zet hij de boetepraktijk daar tegen af, waarbij hij in gaat op het gebruik van de boetebevoegdheid als zodanig en de belangenafweging bij het opleggen van de boete en het bepalen van de hoogte ervan. Afgesloten wordt met een beschouwing over wat dit zou kunnen betekenen voor de boetepraktijk.
Lees hier het volledige artikel:
- De boete uit balans door mr. A.G. Mein in Tijdschrift voor Financieel Recht 2015 nr. 7/8.